Sehnsucht
Na afloop van het optreden van Frank Boeijen in, of all places, Etten-Leur stond in de coulissen iedereen zo driftig te paffen dat binnen een kwartier het rookalarm op tilt sloeg. Een vluchtige blik op het systeemplafond leerde echter dat van een Sprinkler-installatie geen sprake was, dus niemand maakte enige aanstalten zijn of haar sigaret te doven. En voor wie wellicht nog even weifelde, meldde de pas gedotterde tv-coryfee Fons de Poel geruststellend: "Het is mijn pacemaker maar."
In de kleedkamer van de zanger stond tegen de spiegel een gouden exemplaar van Toen & Nu, zijn amper twee maanden oude driedubbelverzamelalbum. Van de zo’n zeven jaar eerder verschenen compilatie Het Mooiste & Het Beste waren er uiteindelijk een slordige honderdduizend over de toonbank gegaan. Wat de vraag doet rijzen: lopen er nou zo veel fans rond die alles van hem kopen of heeft hij er weer zo veel nieuwe fans bij gekregen? Hoe dan ook: terugkijken op het verleden is niets voor hem. Bij de uitreiking van de Edison voor zijn gehele oeuvre sprak hij niet voor niets van ‘een aanmoedigingsprijs’.
Toevallig was het dat eerste weekend van januari op de kop af eenentwintig jaar geleden dat ik de Frank Boeijen Groep zag spelen in, of all places, Nieuwegein. Zo af en toe mag ik daar graag aan terugdenken, want ik heb nu eenmaal een ongeneeslijk zwak voor aanstormende popgroepen die de wereld willen veroveren – en nog mooier is het als de victorie zich begint af te tekenen in een of ander zaaltje ergens in het achterland.
De herinnering aan dat optreden in Nieuwegein is onlosmakelijk verbonden met Zwart Wit, dat ik toen die avond voor het eerst hoorde, maar pas een paar weken later in de winkels zou liggen. Over dat onverslijtbare protestliedje stond laatst iets opmerkelijks in de krant. Bij voetbalclub PSV schijnen ze voorafgaand aan de thuiswedstrijden een filmpje te draaien waarin alle spelers aan het publiek worden voorgesteld – een letterlijk bont gekleurd gezelschap. En wat voor muziek wordt daar dan bij gedraaid? Juist. Waarmee maar gezegd wil zijn dat Zwart Wit voortaan met recht een volkslied mag heten. Wat kan een popzanger zich eigenlijk nog méér wensen?
Terug nu naar dat optreden in De Nobelaer. Waren de concerten van het vorige seizoen instrumentaal al tamelijk ‘klein’ gehouden, ditmaal laat hij zich slechts begeleiden door een toetsenist en een bassist. Met als resultaat een bijzonder intimistisch optreden, waarbij praktisch alle klassiekers schitteren door afwezigheid. Verrassing van de avond is het op ukelele begeleide miniatuurtje Zondagskind, alleen al vanwege die bitterzoete openingszin: Ik had altijd liefde bij de hand, ben nooit alleen geweest, alleen in gedachten. De zanger in een handvol woorden ten voeten uit.
Gaandeweg begon mij op te vallen dat de hele voorstelling leek te draaien rond het thema ‘verloren liefde’. Zelfs de liedjes die er feitelijk niet over handelen, klonken in deze andere context eerder weemoedig dan romantisch. Maar misschien verbeeld ik het me allemaal wel, want ik hoor en zie tegenwoordig steeds vaker ergens heimwee in. Of zoals het in het Duits veel treffender heet: Sehnsucht. Met de jaren raakt een mens er tenslotte almaar sterker van doordrongen dat wat hem uiteindelijk rest niets anders zal zijn dan verlangen naar verlangen.