Nostalgievrij?

Mei 2015

Mijn concert van het jaar tot dusver? Blake Mills in de Tolhuistuin, de Paradiso-dependance in Amsterdam-Noord? Want wat een fabuleus gitarist bleek die muzikantenmuzikant toch ­– Ry Cooder, Daniel Lanois, Marc Ribot en wie al niet meer in één. Plus een singer-songwriter van formaat, dat ook nog eens. Of toch Paul Weller in de Ronda van TivoliVredenburg, het Utrechtste muziekpaleis? Gretig, energiek, creatief, slijtvast en daarbij hard en strak. En dan die band rond Ocean Colour Scene-gitarist Steve Cradock achter hem – superbe. Nou, wie van de twee? Vooruit, The Modfather – wegens bewezen duurzaamheid. Wat verder voor hem pleit: het optreden was nostalgievrij. Oké, hij deed zijn immergroen You Do Something To Me, nota bene op verzoek, maar daar bleef het dan ook bij, zo kregen we fijntjes te horen. Met de beginselverklaring The Changingman, die andere hit van het op de kop af twintig jaar oude Stanley Road, goed voor liefst vierdubbel platina, zette hij een uitroepteken achter de avond. Aware of the muse, too in touch with myself, I light the fuse, klonk het. What I can’t be today, I can be tomorrow.

Met zijn muziek gaat Paul Weller van vandaag terug naar eergisteren en vanaf daar door naar morgen. Sterker nog dan bij The Jam en The Style Council verraadt het dozijn soloplaten naar welke elpees hij luisterde om tot iets nieuws van hemzelf te komen. Inmiddels tussen 55+ en 60– oogt hij als een oude jonge Steve Marriott – tanig lijf, gegroefde kop, zilvergrijs haar, perfect gesoigneerd, pakje Camel Blue en wegwerpaansteker in de zak van het kekke jack. Zo pico bello stapte hij parmantig de Record Palace schuin tegenover de Paradiso binnen om er het nodige antiquarische vinyl te scoren. Wat te denken van Lazy Sunday op single, de hit van Odgen’s Nut Gone Flake, de Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band van de Small Faces, in zijn ogen het ultieme stijlicoon qua popgroep. In de walk-in closet diepte ik het psychedelische magnum opus in die fameuze ronde hoes op om er na tig jaar nog eens naar te luisteren. En? Mwah. Nostalgie? Het houdt niet over.

Waarop ik mij afvroeg: hoe zou Town And Country zich eigenlijk hebben gehouden? Indertijd na lang wikken en wegen aangeschaft van mijn dure spaarcentjes, die gesneefde tweede van Humble Pie – de supergroep die Steve Marriott na zijn onbezonnen vertrek uit de Small Faces eind jaren zestig opzette met tieneridool Peter Frampton van The Herd. Grijsgedraaid en afgedankt, maar hallelujah, wel nog voor een habbekrats bestelbaar op cd, samen met debuutalbum As Safe As Yesterday Is. Wat een ooropener, zeg. Want horen wij hier op die eersteling niet de uitvinding van de hardrock? En klinkt er daar op de opvolger soms geen countryrock van later? Om nog maar niet te schrijven van die dubbele Gibson gitaren, dat Hammond orgel, die Wurlitzer piano, die net niet gezwollen blanke soulzang, die zweem van psychedelica – en toch bestaat Paul Weller het telkens weer alleen het Traffic van Steve Winwood en Dave Mason te noemen als inspiratiebron voor Wild Wood, die onovertroffen voorganger van megaklapper Stanley Road. Tsja. Nostalgie? It is as safe as yesterday is.