Napijn
Mijn plaat van het decennium is Sky Blue Sky. Pophistorisch bekeken een keus van niks, dat weet ik ook wel. Als het al iets van Wilco moet wezen, dan toch zeker Yankee Hotel Foxtrot. Welk vakblad je deze dagen ook openslaat, dat album staat gegarandeerd hoog in de lijst met klassiekers van de jaren nul. Maar uiteindelijk gaat het bij muziek toch om de vervoering, nietwaar? En of er emotioneel nog wat te halen valt, natuurlijk. Troost wellicht, misschien zelfs verzoening.
Enfin, ik behoorde dus tot de club van ‘100 vooraanstaande popjournalisten, bloggers, programmamakers, festivalpromotors, regelneven en andere muziekkenners van ons land’ die Oor medio september benaderde voor een lijstje met ‘tien albums (geen compilaties, geen heruitgaven) uit de jaren 2000 t/m 2009, gerangschikt naar persoonlijke voorkeur’. Een fluitje van een cent, leek het. Zoek op het web de negen eerder samengestelde toptienen op, noteer wat het lopende jaar zoal is blijven hangen en ga over tot het opstellen van de short list. Na de eerste schifting resteerden zo’n twee dozijn albums, waarvan praktisch de helft met een gerust hart kon afvallen, omdat de makers niets wezenlijks meer hadden weten toe te voegen aan hun klassiekers uit een voorgaand decennium. Alleen Los Lobos ontsprongen de dans, want dat zijn nu eenmaal amigos de musica en die blijf je eeuwig trouw. Verder was er geen denken aan dat ik Kicking Television zou wegstrepen, ook al is het dan een liveplaat en stond Wilco al met Sky Blue Sky bovenaan. En zo trad ik warempel in het voetspoor van de beruchte Elly de Waard, die zich ooit stervensbelachelijk maakte door in haar toptien over de jaren zeventig liefst drie albums van David Bowie op te nemen. Mijn hemel.
*******
Kijk, een mens krijgt steeds meer verleden en houdt steeds minder toekomst over. Tot het moment dat alle toekomst tot het verleden behoort. Of lijkt te behoren, daar wil ik vanaf wezen. Hoe dan ook, de toekomst was voor mijn gevoel nog maar amper voorbij, bijna drie jaar geleden alweer, toen Sky Blue Sky op de mat viel. Het was een zogeheten promo copy, een kale cd in een kartonnen hoesje zonder informatie behalve de titels. Ik vond het meteen een grandioos album. Het ene na het andere pakkende liedje, warm van melancholie, lyrisch van toonzetting en, niet in de laatste plaats, met flink wat instrumentaal vuurwerk van het soort waar ik zo van hou. Avond na avond, week na week luisterde ik ernaar, meestal twee, drie keer op rij. Wat ik zoal dacht en voelde, wilde ik het liefst vergeten en Sky Blue Sky gaf me die afleiding. Waar die Tweedy nou precies over zong, kreeg ik overigens lang niet overal mee, want zijn dictie is nogal beroerd en zijn taal vaak abstract. Niet dat het er verder iets toe deed, het ging mij bij zijn groep toch puur om de muziek.
Sinds Yankee Hotel Foxtrot zeven jaar terug uitkwam, geldt Wilco als de Amerikaanse tegenhanger van Radiohead. Alleen gaan hun avant-gardistische exercities nooit buiten de luisteraar om, net zoals ze Tweedy’s liefde voor folk en country niet in de weg staan. En ondanks zijn artistiekerigheid ontwikkelde hij ook geen minachting voor het ambachtelijke liedje, wat je van Radiohead bepaald niet kunt zeggen. Niet voor niets trekt hij er tussen de bedrijven door geregeld in zijn eentje op uit, als een troubadour in de aloude traditie van Woody Guthrie. “Je moet namelijk goed oppassen,” blijft hij zich voorhouden, “dat je niet met een wit kleurpotlood op een wit vel papier gaat zitten tekenen.”
Spannend, bezield, creatief, vernuftig, kunstzinnig, meeslepend, de optredens van Wilco zijn het allemaal en nog wel meer. Keer op keer speelden ze me het afgelopen decennium regelrecht de zevende hemel in. Vandaar dat Kicking Television, een dubbelalbum met een compilatie van vier triomfantelijke thuisconcerten in Chicago halverwege de jaren nul, op nummer twee van mijn lijstje belandde. Dat achter die avontuurlijke muziek zoiets als emotionele noodzaak schuilging, ontdekte ik pas later bij Sky Blue Sky. En dat terwijl een titel als How To Fight Loneliness mij toch genoeg had moeten zeggen. Hoe je dat trouwens doet, eenzaamheid bestrijden? Smile all the time, shine your teeth ’til meaningless, sharpen them with lies.
*******
Jeff Tweedy is sinds jaar en dag een brave huisvader. Vers twee is dat hij als jongen al kampte met aanvallen van migraine, paniek en depressiviteit. Vanaf zijn veertiende gebruikte hij er allerlei medicijnen tegen wanneer het hem weer te machtig werd. Gedurende het werk aan de opvolger van Yankee Hotel Foxtrot begon hij voor het eerst de klok rond pillen te slikken. Naar behoren functioneren lukte hem toen niet langer. Zijn mentale en fysieke conditie verklaart de extremen waartussen A Ghost Is Born zich beweegt: van fluisterzacht als kon hij geen enkel geluid verdragen tot kakofonisch als een woede-uitbarsting van overgevoeligheid. Op eigen kracht probeerde hij van de pijnstillers af te komen, wat hem tot aan de rand van de waanzin bracht, zodat hij zich uiteindelijk in een kliniek liet opnemen.
Sky Blue Sky werd de plaat van de napijn, de acceptatie en, vooruit, de louterheid. “Mijn vrouw heeft door mij nogal wat moeten verduren,” biecht Tweedy op de dvd bij de luxe-editie beschroomd op. “Met deze liedjes hoop ik het een beetje goed te maken.” I should warn you. When I’m not well I can’t tell. Oh, there’s nothing I can do to make this easier for you. You’re gonna need to be patient with me, zingt hij haar kleintjes toe. En zo opent hij het album: Maybe the sun will shine today, the clouds will blow away. Maybe I won’t feel so afraid. Het weer, ja, nog zoiets wat een mens zelf niet in de hand heeft, evenmin als zijn angsten. With a sky blue sky this rotten time wouldn’t seem so bad to me now. Want het regende dat het een aard had, die eerste zomer van het verleden. Oh, I didn’t die, I should be satisfied. I survived, that’s good enough for now. Melodramatisch tot en met, toegegeven, al is het daarom niet minder waar. En het gaf tenminste enige troost.
Van de zomer verscheen Wilco (The Album), waarop ons in de opener Wilco (The Song) keer op keer wordt verzekerd: Wilco will love you, baby. Meliger laat het zich nauwelijks verzinnen, ware het niet dat Tweedy heilig gelooft in de zalvende kracht van muziek, an aural arms open wide, a sonic shoulder to cry on. Zelf is hij er inmiddels aardig bovenop, zo te horen. Once my life was a game so unfair. It beat me down and kept me there. Unaware of my naysaying, solitaire was all I was playing. Kijk eens aan, die Tweedy toch, daar geeft hij ook nog het goede voorbeeld. Een ware vriend in tijd van nood.