James Vincent McMorrow - Rite de passage
“Hé, kan het misschien wat rustiger? Je ziet toch dat ik aan het bellen ben?” James Vincent McMorrow dacht nog zo ongestoord te kunnen praten in de nightliner tourbus, die geparkeerd staat op de draf- en renbaan Longchamp in Parijs, waar hij later die dag zal aantreden op het benefietfestival Solidays. Morgen staat Down The Rabbit Hole in vakantiepark De Groene Heuvels in Beuningen op het programma en dan gaat het terug naar Dublin om de accu op te laden voor het volgende rondje zomerfestivals. “Zou je denken, hè, maar die drie weken zit ik in de studio. Ik heb me voorgenomen mezelf dit jaar geen vrijaf te gunnen. Al mijn tijd probeer ik zo nuttig en effectief mogelijk te besteden. Zelfs onderweg in de bus ben ik meestal nog achter mijn laptop bezig. Nu het eenmaal zo gesmeerd loopt, wil ik van geen ophouden weten. Ik ben veel te nieuwsgierig naar wat er nog allemaal op het pad ligt.”
Inderdaad, stilstaan doet zijn verstilde muziek bepaald niet. Zelden verschilden twee albums zo van elkaar als het vier jaar oude Early In The Morning en het van de winter verschenen Post Tropical. Waar op het droomdebuut vooral conventionele instrumenten als piano, gitaar, mandoline en banjo weerklinken, daar bepalen elektronische apparaten als synthesizer, sampler en computer het etherische geluid van de opvolger. Behalve de typische hand van componeren bleef natuurlijk ook de fantastische falsetto, die onwillekeurig doet denken aan kamerpopdiva Antony Hegarty, zoals hij ongevraagd verklapt allesbehalve toevallig een vocale held van hem.
“Die stem beschouw ik vooralsnog als mijn grootste verdienste,” zegt hij. “Tot pakweg mijn zeventiende zong ik uitsluitend in mijn hoofd. Op een goede dag, toen ik alleen thuis was, kroop ik achter de piano en probeerde ik voor het eerst hardop te zingen. Vanaf dat moment oefende ik voor zover mogelijk iedere dag. Beetje bij beetje ging het beter en werd mijn stem ook langzaamaan sterker. Ik wist precies hoe ik wou klinken en ben fanatiek doorgegaan tot het mij uiteindelijk lukte. Geloof het of niet, maar ik hoef mij helemaal niet te forceren om zo hoog te reiken, net zoals het mij geen enkele moeite kost er gevoel in te leggen. Het is gewoon mijn natuurlijke manier van zingen.”
Zijn beide albums speelde James Vincent McMorrow goeddeels eigenhandig in. Overigens begon de dertigplusser als drummer in een bandje op de middelbare school, om zich vervolgens te bekwamen als pianist en gitarist. Singer-songwriters spraken hem op zich niet zo aan, zijn voorkeur ging van meet af aan uit naar grootser klinkende muziek. “Thuis op mijn kamer zat ik dat geluid te reconstrueren op mijn computer. Ik nam de ene na de andere partij op, het kon me niet gelaagd genoeg, vandaar dat ik al die instrumenten heb leren beheersen. Niet dat ik nou zo’n virtuoos ben, maar ik kan verklanken wat ik in mijn hoofd hoor, dus waarom zou ik het dan iemand anders nog eens dunnetjes laten overdoen? Ik ben niet anders gewend dan in mijn eentje te werken.”
Toen hij het spelen en opnemen eenmaal voldoende in de vingers had, waagde hij zich pas aan het componeren. In weerwil van de lange lappen tekst blijkt hij opmerkelijk weinig belang te hechten aan het gezongen woord. “De aandacht van de luisteraar moet zich op de zangmelodie en de instrumentatie richten. Wat ik zing doet er minder toe dan hoe ik het zing. De klank van de woorden moet bij de muziek passen en er vooral ook in passen. Als ik een liever een ‘a’ of een ‘o’ wil dan een ‘e’ of een ‘i’, dan zoek ik gewoon een ander woord. Sinds mijn eerste album schrik ik daar nog minder voor terug, wat meteen verklaart waarom de teksten van de Post Tropical abstracter zijn uitgepakt. Ik hoef ook niet zo nodig een lineair verhaal te vertellen. Als je de gedichten van Dylan Thomas leest, heb je soms geen flauw benul wat ze betekenen, ik tenminste niet. Maar hoor ik ze iemand voordragen, dan heb ik opeens het gevoel dat ik het helemaal begrijp.”
Rest nog de verklaring van de sonische koerswijziging op Post Tropical, dat zich laat beluisteren als de verbindende schakel tussen de indiefolk van Bon Iver en de dubstepsoul van James Blake. “Mijn liedjes ontstaan niet op piano en gitaar. Ik plug een midi toetsenbord en een microfoon in de computer en ga wat spelen en neuriëren. Zo leg ik de basis waarop ik dan verder bouw. Op die manier heb ik het altijd gedaan sinds ik muzikant werd. Ik werk stap voor stap. Eerst moest ik me bewijzen als singer-songwriter, voordat ik me als producer kon doorontwikkelen. Alleen had ik niet voorzien dat mijn carrière zo’n vlucht zou nemen, maar ik wilde me niet laten belemmeren door het succes. Bovendien vertrouwde ik erop dat mensen op de eerste plaats van mijn werk houden om de liedjes en de voordracht.”
Post Tropical kreeg uiteindelijk gestalte in een studio op een pecannotenboerderij onder de rook van El Paso tegen de Mexicaanse grens aan. Thuis in Dublin had hij zo’n zeven maanden zitten knutselen zonder dat het hem lukte er een eind aan te breien. “Ik hoefde niet op de tijd te letten met als gevolg dat er geen druk op stond. Vandaar dat ik besloot een klok aan de muur te hangen door ergens een opnameruimte te huren voor een week of vier, waarbinnen ik de klus moest zien te klaren. Ik zat op pakweg zeventig procent van het album, dus het was aanpoten geblazen. Van half zes ’s ochtends tot elf uur ’s avonds werkte ik praktisch onafgebroken door, wat heftiger lijkt dan het geval was, want de teksten schreef ik lekker buiten op de veranda.”
James Vincent McMorrow gedijt kennelijk in afzondering. Zo verbleef hij voor Early In The Morning liefst vijf maanden in een huisje aan de oostkust van Ierland, terwijl hij zich na de middelbare school een jaar lang soms hele dagen opsloot om als een monnik aan zijn liedjes te werken. “Ik ging zelden of nooit uit, al was het maar omdat mij daarvoor het geld ontbrak. Het maakte mij ook helemaal niets uit bij mijn ouders te blijven wonen. Ik piekerde er gewoon niet over een baantje te nemen, omdat ik me dan niet langer voor de volle honderd procent aan de muziek kon wijden. En het heeft zich geloond, want op basis van die demo kreeg ik een contract bij een muziekuitgeverij en dankzij dat vaste inkomen kon ik weer serieus werk gaan maken van mijn eerste plaat.”
Early In The Morning verscheen begin dit decennium, maar pas een vol jaar later, na toekenning van de Choice Music Prize, het Ierse equivalent van onze Zilveren Harpen, volgde de uitnodiging voor de gerenommeerde tv-show Later… With Jools Holland en werd de verwachte doorbraak in Groot-Brittannië een feit. “Eindelijk kon ik met een band op pad. Tot dan toe had ik met mijn akoestische gitaar en elektronische toetsenbord op de achterbank Engeland en Europa in mijn eentje doorkruist voor tourtjes van zeg vijftien optredens, waar hooguit veertig mensen kwamen opdagen. De meesten zouden tot wanhoop en onzekerheid zijn gedreven, ik zag het als een onvermijdelijke rite de passage,” vertelt hij. “Het gaat nu eenmaal niet van een leien dakje en dat hoort ook niet, want je moet doorzettingsvermogen opbouwen, zodat je tenminste hard je best blijft doen. Tegenslag heeft mij altijd eerder opgezweept dan afgeremd.”