Eefje de Visser - In het echt
“Mijn moeder had er vroeger net zo eentje!” Met grote ogen blikt ze naar het opnameapparaat voor haar neus: een Sony WM-D6C Professional Walkman Stereo Cassette Player/Recorder. Gelanceerd in 1984, sinds 2002 niet langer in productie, tot op de dag van vandaag gekoesterd door talloze muzikanten. Michelle Shocked legde er ooit haar geruchtmakende debuutplaat mee vast, David Hidalgo zijn nachtelijke gitaarimprovisaties die de basis vormden voor diverse albums van Los Lobos en de Latin Playboys. En anno 2013 zegt Eefje de Visser: “Met zo’n ding heb ik als meisje van dertien nog mijn eerste liedjes opgenomen.”
Trefpunt is een etablissement in hartje Utrecht. De zomer wil van geen ophouden weten, zodat het zich met een overvol terras binnen in het halfdonker ongestoord laat praten. We schrijven begin augustus en over een week of drie verschijnt Het Is, de kwetsbare opvolger van De Koek, waarmee Eefje de Visser zich tweeëneenhalf jaar terug aandiende als een zingende reïncarnatie van Alice in Wonderland. Geen wonder dat ze te pas en te onpas werd vergeleken met Roosbeef, ook zo’n schijnbaar dromerig type dat enigszins confuus haar weg probeert te vinden in de grotemensenwereld, terwijl ze ondertussen klaarwakker de werkelijkheid beleeft.
Eefje de Visser heeft de moeilijke tweede beduidend kleiner gehouden dan het zo succesvolle debuut: organischer van instrumentatie, fragmentarischer van taal, intiemer van sfeer. “De vorige keer wilde ik vooral niet te lafjes overkomen. Ik dacht: ik ben al een singer-songwriter, een meisje met een akoestische gitaar, een nieuw meisje, dat ook nog eens – de muziek mag gerust een klein beetje ballen hebben. Nu moest het geluid juist rustig voor je oren zijn, niet into your face, niet opdringerig maar uitnodigend, zodat je er in kunt wegzakken en bij kunt wegdromen.”
Bij de eerste draaibeurt van Het Is doet zich iets eigenaardigs voor: als argeloze luisteraar krijg je pas gaandeweg door dat je eigenlijk geen acht slaat op de teksten. Je moet dan ook je oren spitsen om het gezongene woordelijk te kunnen verstaan, des te meer omdat de dictie lijkt opgeofferd aan de frasering – anders gezegd: de stem is gebruikt als een instrument. “Bij De Koek was ik meer bezig met ritmisch zingen, dat kwam ook door mijn toenmalige vriendje, een rapper, dat inspireerde mij. Alleen merkte ik dat ik bijna nooit achterover kon leunen met zingen,” legt Eefje de Visser uit. “Toen deed ik bij De Wereld Draait Door een cover van Call Me van Blondie, en dat zong opeens heel lekker, ook al omdat het voor mij een vrij makkelijke melodie is. Ik dacht: ik vind het eigenlijk zó fijn om te zingen, ik moet niet meer zo bezig zijn met de originaliteit van de melodielijn, maar die stem veel meer aandacht geven - gewoon zingen.”
Zingen en in het bijzonder meerstemmig zingen, daar is Eefje de Visser (27) mee opgegroeid. Haar vader zat in een indorockband, haar moeder in een folkrockgroep, en bij allebei lag de focus op samenzang. Sinds haar tweede leidden haar ouders een popkoor in Moordrecht, haar vader runt tegenwoordig een bedrijf in koorarrangementen en bij familiebijeenkomsten slaan ze vroeg of laat steevast met z’n allen aan het zingen. “Vanaf dat ik superjong was, ben ik al bezig met stemmetjes, koortjes. Vandaar ook dat ik zo vroeg ben begonnen met het opnemen van liedjes. Eerst gebruikte ik die walkman van mijn moeder, tot ik op een gegeven moment een Tascam kreeg, een viersporenrecorder. Die Tascam was mijn beste vriend, daar kon ik eindeloos zangpartijen mee overdubben. Voor de rest was het alleen een akoestische gitaar, af en toe wat klapdingetjes, soms een extra gitaarpartijtje. Een mooie melodie maken en daar koortjes overheen leggen, ja, daar kon ik echt van smullen. En het speelt nog steeds een hoofdrol in mijn muziek.”
Ze luisterde in die dagen naar alternatieve vrouwelijke singer-songwriters als Tori Amos, Tracy Bonham en Alanis Morrissette, die ze had leren kennen via haar oudere broers en zussen, want haar klasgenoten liepen uiteraard weg met toenmalige tieneridolen als de Backstreet Boys. Die eerste probeersels van haar verschilden in wezen nauwelijks van haar huidige werk: melodieuze liedjes met wat zwaardere, cryptische teksten, zij het toen nog in het Engels. “Als iedere puber kampte ik met veel moeilijke dingen en dat wou ik natuurlijk liever niet al te letterlijk zeggen. Een kind dat Tori Amos nadoet, dat wordt uiteraard een ramp – en dat was bij mij ook zo.”
Serieuze kinderliedjes in opdracht schrijven, zoals Harry Bannink en Willem Willink deden voor De Stratemakeropzeeshow en J.J. De Bom Voorheen De Kindervriend, dat leek haar een jaar of vijf geleden opeens wel wat. Zodoende ontdekte ze dat het Nederlands haar eigenlijk helemaal zo slecht nog niet lag en begon ze van lieverlede een volwassener stijl te ontwikkelen, waardoor ze weer de drang kreeg om haar muziek zelf naar buiten te brengen. Enfin, Eefje de Visser won De Grote Prijs Van Nederland in de categorie singer-songwriters, hield prompt haar studie aan de Rockademie voor gezien, werkte samen met Marcel Tegelaar alias Skiggy Rapz een vol jaar aan De Koek, formeerde een begeleidingsgroep, ging de baan op – en bingo!
Wat is er voor een popmuzikant nou eigenlijk romantischer dan met je bandje er op uit trekken om tot in de verste uithoeken van het land de mensen te vermaken? “Supergaaf,” noemt Eefje de Visser het. “Door het touren ben ik ook gaan inzien dat ik heel erg graag op pad ben. Terwijl ik best een rustig iemand was, op zoek naar rust. Maar ik vind, geloof ik, meer rust in onderweg zijn dan in thuis blijven. Daarbij voelde het alsof ik mijn thuis was kwijtgeraakt. Na het uitkomen van De Koek veranderde mijn dagelijks leven enorm, zeker toen ook nog eens die lange relatie uitging. Ineens kwamen er allerlei dingen boven bij mij. Want je bent dan heel erg met jezelf bezig, je gaat reflecteren, kijken naar hoe je bent, je band met mensen, en blablabla – dat is best wel bizar. Ik heb nog nooit zo weinig houvast gevoeld.”
Al die onduidelijkheid, twijfel en verwarring vonden hun weerslag op Het Is. “Datgene waar je mee bezig bent, daar schrijf je nu eenmaal over, zelfs als je dat niet van tevoren van plan bent. En ook al heb ik losgelaten dat een tekst meteen begrijpelijk moet zijn, het onderbewijstzijn geeft er blijkbaar een richting aan, want toen ik de nummers in een volgorde ging zetten, zag ik hoeveel overlap er wel niet was. Het zijn best abstracte liedjes, vind ik, niet zelfcensurerend geschreven, eerder vanuit een gevoel dan vanuit een idee of onderwerp – en toch lijken ze samen een soort verhaal te vertellen.”
Zwaar op de hand klinkt Het Is nochtans niet, hooguit licht weemoedig, op een meisjesachtige manier, dit vooral dankzij de speelsheid waarmee de muziek in elkaar is gestoken – met speciale dank aan multi-instrumentalist Jacob van de Water, die er ergens halverwege aan te pas moest komen toen ze tegen haar eigen grenzen aanliep. En nu maar hopen dat het album in goede aarde valt, zeker? “We zullen zien,” reageert Eefje de Visser opvallend nuchter. “Dat zeg ik niet uit onverschilligheid, maar met een zeker relativeringsvermogen. Sommige mensen zijn superambitieus, die hebben echt zo’n prestatiedrang. Ik niet, zo ben ik gewoon niet opgevoed. Succes is voor mij niet geluksbepalend. Als ik geen lieve mensen om mij heen heb, ben ik alsnog superongelukkig. Natuurlijk hangt mijn geluk ook deels af van muziek maken, jazeker denk ik dat. Alleen houd ik mijn verwachtingen altijd laag, zo van: ik wil best graag dit of dat bereiken, maar mocht het niet lukken, dan zien we wel weer verder.”