Hank Williams - Die eeuwige pijn
Het einde
Het was beestenweer, die oudejaarsdag. Hank Williams had ‘s avonds een optreden in Charleston, West Virginia en de volgende dag stond hij voor Canton, Ohio geboekt. De kerst had hij doorgebracht bij zijn moeder in Montgomery, Alabama om te herstellen van een zware griep. Het plan was om naar Charleston te vliegen, maar alle vluchten waren tot nader order geannuleerd, dus zat er niets anders op dan de auto te nemen. Nog steeds te zwak om zelf achter het stuur te zitten, besloot hij ene Charles Carr, een plaatselijke scholier, als chauffeur in te huren.
Anderhalve dag de tijd hadden ze om drie staten verderop te komen. De reis vorderde zo langzaam dat ze pas laat de volgende middag Knoxville, Tennessee binnenreden, waar ze nog net op tijd het vliegtuig wisten te halen. Vanwege het slechte weer moest het toestel echter kort na de start rechtsomkeert maken, zodat ze Charleston wel konden vergeten. Bovendien was Hank Williams inmiddels weer zo ziek als een hond, waarbij hij ook nog eens een hardnekkige hikaanval kreeg. In het Andrew Johnson Hotel spoot een in aller ijl geroepen dokter hem morfine en vitamine in, wat zich slecht verdroeg met de zware pijnstillers die hij tegen zijn chronische rugklachten slikte. Om nog maar te zwijgen van zijn drankzucht en zijn verslaafdheid aan pepmiddelen en slaappillen.
Tegen elven sjorden Charles Carr en een hotelportier Hank Williams in zijn Cadillac. Rond middernacht werd de blauwe cabriolet onderweg naar Canton wegens te hard rijden aangehouden. De politieagent maakte nog wel een opmerk ing over de blauw aangelopen, bewegingloze passagier op de achterbank, maar liet het daar verder bij toen hij hoorde om wie het ging. Pas in de vroege morgen had Charles Carr zijn paniek voldoende in bedwang om in Beckley, West Virginia bij een ziekenhuis halt te houden. Daar konden ze zo gauw geen lijkschouwer optrommelen, reden waarom hij moest doorrijden naar het een half uurtje noordelijker gelegen Oak Hill. Volgens de overlijdensakte, nog voor dag en dauw opgemaakt, waren acute bloedingen in hart en nek de doodsoorzaak van Hiram Williams, ‘roepnaam: Hank, leeftijd: 29 jaar, beroep: radiozanger’.
Die nieuwjaarsdag, nu een halve eeuw geleden, kreeg het volgepakte Memorial Autorium in Canton te horen waarom de King of the Hillbillies verstek moest laten gaan. En terwijl een enkele volgschijnwerper het podium belichtte, zongen achter de gesloten gordijnen de andere country ’n’ western-sterren van die avond samen met alle fans in de zaal de populairste gospel van Hank Williams: No more darkness, no more night. Now l’m so happy, no sorrow in sight. Praise the Lord, I saw the light. Daarna kon de show beginnen.
De volkszanger
Op de dag van zijn overlijden voerde Hank Williams de Amerikaanse hitparade aan met I’II Never Get Out Of This World Alive. Althans, zo wil de legende het graag. In werkelijkheid was het nummer op dat moment al na één luttele week uit de lijst verdwenen en zou er niet die profetische connotatie zijn geweest, dan had die single nooit drie weken later alsnog stuivertje gewisseld met zijn eigen Jambalaya, dat al vanaf oktober af en aan de eerste plaats bezet hield. Anders dan de nogal dooddoenerige titel doet vermoeden, is de zwanenzang van Hank Williams beslist geen klaagzang, want daarvoor is de muziek nu eenmaal te gemoedelijk en de zang ondanks zijn her en der overslaande overslaande stem te ironisch van ondertoon. I had-a lots of luck, but it’s all been bad, heet het in de tweede regel als opmaat tot een opsomming van allerlei kommer en kwel: vrouw weg, erfenis misgelopen, vishengel gebroken en, tot overmaat van ramp, de schoenzolen vol gaten.
Aan onvervalste smartlappen waagde Hank Williams zich zelden, zo commercieel ingesteld was hij wel, zeker na het floppen van I’m So Lonesome I Could Cry. Daarbij had hij teveel gevoel voor galgenhumor, getuige bijvoorbeeld zijn allereerste hit Move It On Over, waarin de ik-persoon door zijn vrouw is buitengesloten omdat hij ondanks herhaalde waarschuwingen andere meiden onder de rokken bleef zitten. Van armoe besluit hij zich daarom maar te ruste te leggen in het hondenhok: Move over little dog, ‘cause the big dog’s moving in. Bovendien toonde Hank Williams zich in zijn gekwetste liefdesliedjes vaak te verbitterd en rancuneus om zich geheel en al over te kunnen geven aan zelfmedelijden. Zo blijkt in zijn eerste postume hit Your Cheatin’ Heart de wens de vader van de gedachte waar de bedrogen verteller zijn overspelige vrouw een koekje van eigen deeg in het vooruitzicht stelt: You’ll walk the floor the way I do.
Grote gevoelens moet je omschrijven, niet benoemen, zo luidt een ongeschreven regel in de literatuur. Hank Williams deed soms beide tegelijk, zoals in die ene grote flop, l’m So Lonesome I Could Cry, die vandaag de dag trouwens geldt als zo ongeveer zijn ultieme klassieker. Met een combinatie van akoestische en elektrische gitaar, viool, steel en bas zette dat nummer immers de standaard voor hoe hartverscheurende country ’n’ western dient te klinken. Al even uit de kunst is hoe het gevoel van absolute eenzaamheid wordt verwoord: hoog in de bomen zitten mistroostig tsjilpende vogels, in de verte passeren huilende treinen en achter de wolken houdt zich de maan verscholen om ongezien een potje te kunnen janken.
Hank Williams droeg niet voor niets de bijnaam The Hillbilly Shakespeare. Wie liefst dertig keer in minder dan zes jaar de top tien bereikt, waarmee de titel van de essentiële compilatie 40 Greatest Hits bijna iets bescheidens krijgt, weet immers als geen ander hoe de gevoelige snaar van het volk te raken. Als fervent liefhebber van stripboekjes, waarvan hij er bijna dagelijks wel een paar verslond, moest hij van echt lezen overigens niets hebben. Ware het niet dat zijn vriend Merle Kilgore, die later zelf naam als country ’n’ western-zanger zou maken, hem meer dan eens met de neus in een stuiverromannetje van zijn zus vond. Gevraagd naar wat hij nou eigenlijk in die flutverhaaltjes zag, antwoordde hij ronduit: “Waar denk je dat ik mijn ideeën vandaan haal? Hier, moet je horen: Why can’t I free your doubtful mind and melt your cold, cold heart?”
De vrouwen
Hank Williams is in zijn liefdesliedjes vaak de speelbal van een hardvochtige vrouw van wie hij tegen beter weten in zielsveel blijft houden. Die femme fatale bestond werkelijk, ze heette Audrey Mae Sheppard en hij had haar aan het begin van zijn carrière ontmoet op tournee met een muzikaal kwakzalverscircus. Na haar scheiding besloten ze onderweg naar de zoveelste schnabbel halsoverkop te trouwen. De plechtigheid vond plaats in een tankstation even buiten Andalusia, Alabama.
Miss Audrey, zoals iedereen haar noemde, was de drijvende kracht achter Hank Williams. Zij troonde hem mee naar Nashville, Tennessee, het brandpunt van de country ’n’ western-industrie, waar ze een afspraak wist te regelen met Fred Rose, de muziekuitgever die hem in de vaart der volkeren zou opstoten. Eigenbelang was haar daarbij uiteraard niet vreemd, want niet alleen verlangde ze naar een luxueus leventje, ze kon zo ook zonder enig talent haar droom als zangeres verwezenlijken.
Het was, zoals men pleegt te zeggen, een stormachtig huwelijk. In huize Williams werd gescholden, gesmeten en zelfs geschoten. Hij versleet de ene na de andere scharrel, waarop zij hem met gelijke munt terugbetaalde door in gezelschap van een andere man optredens van hem bij te wonen in de Grand Ole Opry, het walhalla van de country ’n’ western. Het paar scheidde, hertrouwde en scheidde opnieuw. De aankomende ster Ray Price bood hem toen onderdak in zijn ‘partycentrum’, waar hij het aanlegde met Bobbie Jett, een secretaresse die prompt zwanger van hem raakte. Zogenaamd als zijn verpleegster trok ze enkele maanden later samen met hem in bij zijn moeder, die in Montgomery, Alabama een pension hield.
Hank Williams was inmiddels hard op weg naar het einde. Hij oogde als iemand uit een concentratiekamp en kon de fles nu helemaal niet meer laten staan. Als hij al kwam opdagen voor een optreden stond hij ladderzat en schamperend op het podium, zodat ze hem bij de Grand Ole Opry op een gegeven moment wel zijn congé moesten geven. Desondanks bleef hij de hits moeiteloos uit zijn mouw schudden, sterker nog, tijdens zijn laatste opnamesessie legde hij in amper twee uur liefst vier klassiekers op de band vast. Puur uit wraak jegens Miss Audrey trad hij tien weken voor zijn dood in de echt met Billie Jean Eshliman, een gescheiden southern belle van nog geen twintig. Even voor middernacht werd in Minden, Louisiana het huwelijk officieel voltrokken, de volgende dag deden ze het in het New Orleans Municipal Auditorium tijdens een matinee en een avondvoorstelling nog eens dunnetjes over. De recette van de beide ceremonies bedroeg een slordige dertigduizend dollar.
De begrafenis van Hank Williams in Montgomery bracht ruim twintigduizend rouwenden op de been. Samen met Bill Monroe, Ernest Tubb en Red Foley bewees zijn jeugdidool Roy Acuff hem al zingend aan de groeve de laatste eer. Het plaatselijke dagblad The Reporter sprak van “de grootste emotionele orgie in de geschiedenis van de stad sinds de inauguratie van president Jefferson Davis”. Op het kerkhof stonden dan ook vier vrouwen met elkaar te wedijveren wie de meeste tranen om Hank Williams kon plengen: zijn moeder, zijn eerste echtgenote, zijn kersverse eega en zijn hoogzwangere buitenvrouw.
Enfin, Lillie Williams adopteerde het twee dagen na de begrafenis geboren dochtertje van Bobbie Jett, terwijl Miss Audrey teneinde zich de officiële weduwe te mogen noemen dertigduizend dollar uitbetaalde aan Billie Jean Eshliman, die ruim twintig jaar later alsnog de helft van de hernieuwde auteursrechten op het oeuvre van Hank Willams zou weten te verwerven.
De nazaten
Randall Hank was amper drie toen zijn vader Hank Williams stierf. Op instigatie van zijn moeder Miss Audrey begon hij op zijn achtste tijdens de zomermaanden onder de naam Hank Jr. op te treden. Drie jaar later stond hij in een hagelwitte cowboy-outfit al op de planken van de Grand Ole Opry en weer drie jaar verder scoorde hij met een liedje van zijn vader zijn eerste hit. Vanaf zijn achttiende reisde hij met zijn begeleidingsgroep The Cheatin’ Hearts vrijwel onafgebroken stad en land af en raakte hij zwaar aan de alcohol en de pillen. Halverwege de twintig had hij twee huwelijken achter de rug en probeerde hij zich na een maandenlange roes in Panama City, Florida van het leven te beroven. Er moest een psychiater aan te pas komen om hem duidelijk te maken dat hij zich door zijn omgeving eigenlijk liet dwingen om de familietraditie in stand te houden. Waarop hij Nashville verruilde voor een boerderij in Cullman, Alabama om tussen het jagen en vissen door het verleden van zich af te schrijven. When I sing them old songs of daddy’s, seems like everyone comes true, heette het op zijn eerste echte eigen plaat. Lord, please help me, do I have to be the living proof?
Rond het midden van de jaren zeventig overtrof hij zichzelf met Hank Williams, Jr. And Friends en The New South, twee semi-klassieke albums in het ruige southern rock-idioom. Pal daarop vond hij aansluiting bij de zogenoemde Outlaws, Nashville-rebellen als Waylon Jennings met wie hij als tiener ooit nog het podium had gedeeld. Zijn carrière nam vervolgens een hoge vlucht, maar met de opkomst van de Hat Acts, pseudo-authentieke countryzangers die zich kleden als cowboys op hun paasbest, brokkelde zijn popular teit snel af. En zo belandde hij uiteindelijk weer terug bij af door een nagelaten niemendalletje van zijn vader, het kroegliedje There’s A Tear In My Beer, instrumentaal op te kalefateren en er een duet van te maken. Het bleek zelfs nog sterker te kunnen, want halverwege de jaren negentig verscheen Three Hanks: Men With Broken Hearts, waarop ook zijn zoon van de partij was. Deze Shelton had kort daarvoor zijn voornaam al veranderd in Hank III in de hoop zo genoeg geld te verdienen om de achterstallige alimentatie voor zijn onwettige kind te kunnen betalen.
Wanneer hij zijn lange haren in een opgerolde vlecht onder een cowboyhoed verborgen houdt, lijkt kleinzoon Williams als twee druppels water op zijn legendarische grootvader. En op zijn twee tot dusver uitgebrachte albums, Risin’ Outlaw en Lovesick, Broke & Driftin’, doet hij al even hard zijn best om ook precies zo te klinken. Met zijn Damn Band brengt hij op het podium echter niet alleen nostalgische country, maar ook adolescente cowpunk om zodoende jong en oud op hun wenken te bedienen. Hetgeen overigens niet wegneemt dat zijn geërfde muziek wel degelijk iets heeft, net zoals het gekoketteer met zijn woeste levensstijl tot de verbeelding spreekt. Zo ontving hij eens een verslaggever in zijn wanordelijke stacaravan in Lebanon, Tennessee om hem vervolgens mee te tronen naar zijn drugsdealer. I can’t help the way that I am, ‘cause the whiskey, weed and women have the upper hand, mag de zelfverklaarde hellbilly graag zingen. Het is uiteraard lijdzaam bedoeld, maar het klinkt toch vooral stoer.
De ontmoeting
Hank Williams hoorde het gerinkel wel, maar het duurde even voor het in zijn halfslaap tot hem doordrong dat het de telefoon was. Hij strekte een arm uit en vond op de tast de hoorn.
“Goedemorgen, meneer Williams,” klonk een opgewekte meisjesstem. “Er staat hier een meneer aan de receptie die zegt dat hij een afspraak met u heeft. Een verslaggever.”
“Oh? Eh, nou, goed, stuur hem dan maar naar boven.”
Langzaam opende hij de ogen. Hij was nog helemaal aangekleed, zag hij, tot en met zijn cowboylaarzen. Kreunend kwam hij overeind. Steken in zijn hoofd, scheuten in zijn rug, zoals gewoonlijk bij het opstaan.
“Die verrekte pijn,” mompelde hij. ‘Die godvergeten, verrekte pijn.”
Hij was amper in de badkamer toen er al werd geklopt.
“De deur is open.”
Met een glas water in de hand kwam Hank Williams de kamer weer binnen. Nadat hij de verslaggever de hand had geschud, ging hij zonder verder iets te zeggen op bed zitten. Uit een flesje op het nachtkastje schudde hij een stel pillen, die hij een voor een, telkens een slokje water nemend, naar binnen werkte.
“Zo,” zei hij. “Zullen ze we dan maar?”
Beneden in de cafetaria bestelde Hank Williams een stevig ontbijt. Terwijl hij op zijn spek en eieren wachtte, begon hij alvast het verhaal van zijn leven te vertellen. Zo honderduit, dat de verslaggever niet eens vragen hoefde te stellen.
“Wel, we hadden het thuis zo arm dat ik na school schoenen moest poetsen en kranten verkopen. Daar op straat in Montgomery heb ik gitaar leren spelen van een oude neger. Hij vroeg vijftien cent voor een les. Het zingen heb ik eigenlijk van mijn moeder. Zij speelde orgel in de kerk en ik zong er dan bij. Op mijn twaalfde won ik een talentenjacht met een zelfgeschreven liedje. Een paar jaar later begon ik een eigen groep, The Drifting Cowboys. We kregen zoveel succes, dat we geregeld op de radio kwamen. Daardoor kregen we ook optredens buiten de stad. Nog een geluk dat mijn moeder auto kon rijden, Ik werd alsmaar bekender en zo werd ik gevraagd door een groter radiostation. Door de week zong ik elke ochtend een paar liedjes in een vast programma. Daarnaast stond ik elke zaterdagavond samen met alle populaire country 'n' western-artiesten uit de streek in de Louisiana Hayride. We speelden tot in de verre omtrek: Louisiana, Texas, Arkansas. Later trok ik op de bonnefooi naar Nashville, want dat is toch de plek waar het allemaal gebeurt. Ik wist een platencontract te versieren en vanaf die tijd scoor ik de ene hit na de andere. Elke zaterdagavond ben ik op de radio te horen in de Grand Ole Opry en ik verdien nu zo’n vierhonderdduizend dollar per jaar.”
En zo praatte Hank Williams maar door, daar in de cafetaria van het Leamington Hotel in Oakland, Californië. Over hoe hij zangers als Johnny Ray en Bing Crosby bewonderde en hoe zijn grote voorbeeld Roy Acuff in het diepe zuid en populairder was dan God. Hij liet zich nog eens koffie bijschenken en zei toen plompverloren: “Ik wacht op de dag dat ik me uit de muziek kan terugtrekken. Meer dan tweehonderd optredens per jaar, het wordt me langzamerhand allemaal te veel. Eigenlijk wil ik alleen nog maar liedjes schrijven en vissen. Ik ben al in geen weken meer op mijn ranch in Tennessee geweest. De laatste keer dat ik er was, regende het.”
Hank Williams, holle ogen in een lijkbleek gelaat, had toen nog maar amper een half jaar te leven. Die zaterdagavond zag de verslaggever hem optreden in San Pablo, een flink eind rijden vanaf Oakland. Het ingehuurde orkestje, dat moest doorgaan voor The Drifting Cowboys, klonk abominabel, maar Hank Williams zelf had dat geheimzinnige iets.
“Ach wat, ik maak gewoon volksmuziek,” had hij tijdens het ontbijt gezegd. “Folk is eerlijke muziek. Wanneer een folkzanger een triest liedje zingt, dan is hij ook droevig. Hij meent wat hij zingt. En de mensen voelen dat.”
Na afloop van het optreden baande de verslaggever zich een weg naar de kleedkamer om Hank Williams nog even gedag te zeggen. De zanger bleek op het punt van vertrekken te staan. Zonder een blijk van herkenning liep hij langs de verslaggever heen, in zijn ene hand een aangebroken fles whiskey, de andere om het middel van een bevallige blondine met een suikerspinkapsel.
Eenmaal terug op zijn hotelkamer mikte Hank Williams zijn hoed over het telefoontoestel. Al lopend zette hij de fles whiskey aan de mond. “Aah, dat doet een mens goed,” zei hij. “Ook een slok?”
Het vriendinnetje voor die nacht schudde, flauwtjes glimlachend, van nee.
Hij pakte het flesje van het nachtkastje en keerde het om in zijn handpalm. De pillen verdwenen allemaal tegelijk in zijn mond, waarna hij ze wegspoelde met een flinke teug. Een luide boer ontsnapte hem.
Hij ging op de rand van het bed zitten. “Kom eens hier, schatje,” zei hij, twee klopjes naast zich op het matras gevend. “Wees zo lief en help Hank zijn laarzen uittrekken.”
Voorzichtig strekte hij zich, zachtjes kreunend, uit. “Ik ga even naar de badkamer, Hank,” zei ze. “Ik ben zo klaar.”
“Ik wacht op je, schatje.”
Toen ze enkele minuten later weer binnenkwam, kon het schatje een vloek niet onderdrukken. Hank Williams was in slaap gevallen.