Arno - Lonely solo gigolo
“Hij heeft echt alles: de taal, de hardheid, de zachtheid, de geur, dat kruidige,” zei Jane Birkin onlangs over haar vriend Arno Hintjens. Op zijn prachtige nieuwe album zingen de zelfverklaarde broer en zus samen een nummer van Serge Gainsbourg. Voor de rest biedt Arno Charles Ernest als vanouds de vertrouwd aandoende en toch telkens weer anders klinkende mix van rock, chanson, blues, funk, tango en wat dies meer zij. Of om met hemzelf te spreken: “Mijn muziek is gelijk een bouillabaisse.”
Over de vijftig is hij inmiddels, maar zijn internationale carrière verloopt voorspoediger dan ooit. In eigen land treedt de in Oostende geboren en getogen Brusselaar nog slechts sporadisch op, reden waarom zijn twee recente concerten in de Ancienne Belgique in een mum van tijd finaal waren uitverkocht, Van zo’n wapenfeit maakt hij eerder dankbaar dan trots melding, net zoals hij zich er nooit op zal laten voorstaan dat hij behoort tot de grondleggers van de Europese rock. Weinig popmuzikanten kunnen trouwens zo boeiend, gevat, geestig en vooral smeuïg converseren als Arno. Bovendien is het werkelijk een schat van een man. Wanneer hij na het gesprek het hotel uit moet voor een fotosessie, besluit hij nog gauw even van colbert te wisselen. Uit een binnenzak van het uitgetrokken jasje haalt hij twee fotoportretten, die hij glunderend laat zien om er vervolgens een kus op te geven. “Mijn beide zonen,” zegt hij vertederd. “Heb ik altijd bij mij.”
Je bent sinds kort Chevalier des Arts en des Letrres. Wat betekent dat nou voor jou?
“Ik kreeg een brief van de ambassade van Frankrijk, van la ministre Tosca, dat ik chevalier was geworden. Eerst dacht ik: dat is een grap. Ik in het rijtje Bob Dylan, Lou Reed, David Bowie en Björk? Tja, stel je voor, hè? Maar wat ik daar nou echt van vind? Tja. Pfff. Ik zeg altijd: als de mensen een cadeau geven, mag je dat niet weigeren - dat is niet oké. En daarbij: ik krijg niet zoveel cadeaus. Zelfs Sinterklaas komt nooit naar mij. De uitreiking was in de ambassade van Frankrijk, want ik kon niet naar Parijs, ik was bezig in de studio. Dus zijn ze naar België gekomen. Met de TGV is dat maar een uur en twintig minuten. Het was een excuus voor die mensen uit Frankrijk om eens uit te gaan in Brussel. We hebben een goed feest gedaan, dat heeft geduurd tot tien uur ‘s morgens. Een kater dat ik had, jong, mijn hoofd was gelijk een komkommer. Ik had mijn vader ook geïnviteerd. Een paar jaar geleden belde hij mij op en zei: ‘Arno, wanneer ga je eindelijk een echte job doen?’ Ik zeg: ‘Het is te laat.’ Ik heb hem daarom die medaille gegeven. Een vader ziet zijn kind heel anders dan de mensen, hè? Die heeft nog mijn kont afgewassen vroeger.”
Je hebt jezelf ooit de slechtste muzikant ter wereld genoemd. Toch kun je componeren en arrangeren. Hoe doe je dat dan?
“Met die nieuwe plaat heb ik heel anders gewerkt dan vroeger. Toen speelden we hoe het zo uitkwam. Dit keer heb ik gedacht. De eerste keer dat ik gedacht heb. Beetje laat, hè, maar allez. Alleen mijn teksten schrijf ik nog altijd impulsief. Voor de demo’s heb ik alles gedaan met het machien. Ik heb die demo’s in grote studio’s opgenomen. En ik dank mijzelf en die grote studio’s dat ik gehoord en gezien heb wat ik niet moest doen met die plaat. Ik wilde dat die plaat, tussen aanhalingstekens, ambachtelijk klonk - zonder effecten, zonder samples. Voor ieder nummer had ik een bepaalde sound in mijn hoofd. Het is niet voor niets dat ik met vier verschillende drummers heb gewerkt, onder anderen een jazzdrummer, een Pool, en een zwarte Amerikaan, die vroeger met Rufus Thomas en Johnny Guitar Watson gespeeld heeft. En ik wilde bijvoorbeeld ook dat mijn gitarist akoestiek speelde, wat hij niet graag doet. En banjo, wat hij nooit eerder had gedaan. Voor de final recording ben ik naar de studio geweest waar ik repeteer. Ik heb lang gezocht naar een co-producer, iemand die ik kon vertrouwen, iemand die mij controleerde dat ik niet ging afdwalen van het idee die plaat zo op te nemen. Zoeken, zoeken. Totdat Rayner Jesson, een goede vriend van mij, de manager van Nick Cave, de geschikte type vond: Pete Briquette, de vroegere bassist van The Boomtown Rats, die aan verschillende platen van Tricky heeft meegedaan. Pete, die stottert ook, gelijk ik. Geproduced heeft hij mij eigenlijk niet, hij was er wel altijd bij in de studio. We hebben veel hulp gehad van de technieker, de jongen die mij live mixt. Dat was een goed team, wij drieën. Enfin, de muzikanten ook natuurlijk. Ze zijn duur, maar wel heel goed. En het zijn lieve mensen. Ze drinken niet en ze roken niet. Als we on the road zijn, dan moeten we vaak stoppen op een parkeerplaats, zodat Arno een sigaret kan opsteken. En die mannen maar hoofdschuddend naar mij staan kijken, hè?”
Je houdt je muzikanten erg kort. Je gitarist bij voorbeeld mag maar één solo per optreden spelen.
“I’m the boss. Ik ben heel democratisch, maar ik heb het laatste woord. Het is mijn groep. Ik bescherm mijn eigen, ik ben de zanger. Ik heb een keer Led Zeppelin live gezien en Jimmy Page deed een solo van vijftien minuten – jongen, boring, boring. En Robert Plant stond daar voor, voor - ja, voor wat eigenlijk, dat weet ik niet. Die Jimmy Page, het was masturbatie, hè? Ik maak korte nummers, popsongs, of hoe je het ook wilt noemen. Ik speel voor het publiek - l’m a fuckin’ entertainer.”
Je nieuwe album opent en eindigt met precies hetzelfde nummer, maar dan met een andere tekst.
“Het origineel was in het Engels. Geoffrey Burton, mijn gitarist, zei op een dag tegen mij: ‘Ik zou dat graag een keer willen horen in het Frans.’ Alleen, ik heb een probleem: als ik een nummer in het Frans zing, kan ik dat meestal niet in het Engels - en omgekeerd. Toch kwam hij daar de hele tijd op terug en ik vond dat zo embêtant. Ik zeg: ‘Motherfucker, laat dat.’ Zegt ie: ‘Ja maar, zing dat een keer in het Frans.’ Enfin, ik probeerde daar een Franse tekst op te maken, maar ik vond niks van inspiratie. De moeder van mijn kinderen, Marie-Laure Béraud, die schrijft ook nummers, en ik vroeg haar om daar een tekst op te doen. Ze schreef er verschillende en dat ging niet, dat klopte telkens niet. ‘Jij vervelende oude zak,’ zei ze tegen me toen ik ook de vierde had afgekeurd. En ze begon meteen weer te schrijven en poef-poef-poef, in tien minuten klaar en helemaal goed. Nu snap ik ook waarom Tom Waits altijd zijn vrouw teksten voor hem laat schrijven. Want tachtig procent komt van haar, hè? It’s a family affair.”
Die Engelstalige tekst is duidelijk een zelfportret: weemoedig, berustend en toch niet triest.
“Dat ik een lonely solo gigolo ben, heb ik geaccepteerd, ja. Ik heb met de jaren veel van mijn pluim verloren, hè? Tja, dat is het leven. Maar ergens vind ik dat ook wel plezant.”
Je hebt niet echt reden tot klagen.
“Het is toch een fantastisch leven dat ik heb? Ik zit in goede hotels, ik moet de afwas niet doen, mijn bed wordt ’s morgens opgemaakt - ik hoef helemaal niks te doen, juist maar muziek spelen. En ik word er nog voor betaald ook. En ik zie de wereld. Dankzij muziek heb ik vrijheid, dat is toch formidabel. Ik doe dat nu al dertig jaar. Ik ben met mijn gat in de boter gevallen - of in de noedels.”
Je zou ook kunnen zeggen: de muze is de ware liefde in je leven.
”Ja, ja, al klinkt dat misschien wel een beetje naïef. Andere vrouwen hebben mij bedrogen en ik hun ook, maar de muze heeft me nog nooit bedrogen. Je mag niet vergeten: ik ben muziek beginnen te spelen in de jaren zestig. Alles was anders dan nu. Voor ons was dat een vorm van anarchie tegen het systeem. Op het podium staan voor je te manifesteren, dat was een jeugdcultuur die nog niet echt bestond. En wij tourden eerst twee jaar voordat we een plaat konden maken. Nu brengt een groep een plaat uit en gaat dan pas optreden. En voordat je die plaat mag uitbrengen, moet je eerst een kapper vinden en een stilist en je moet leren spreken hoe dat moet - met een smile, de tanden wit als sneeuw.”
Maar jij kunt van geluk spreken: je hebt altijd je eigen gang mogen gaan.
“Ja, maar, dat is juist de kunst. Het is het pubiek dat zegt: dat wil ik of dat wil ik niet. De mensen moeten de plaat kopen - dat kan niet iedereen accepteren, hè? Ik snap niet dat muzikanten in de clinch kunnen liggen met hun platenfirma. Als je een contract tekent, staat er toch niet iemand naast je met een revolver op je kop van dat je je handtekening moet zetten. Mensen die klagen over hun platenfirma: fuck them. De alternatieve scene, de dancescene of gelijk welke scene: het is allemaal één pot nat. Als je een plaat maakt, ben je commercieel. It’s all entertainment. All the rest is bollocks.”
Het mooie van je muziek is: ze wordt langzaam ouder, net als jijzelf.
”Doorleefder, ja. Toen ik zestien was, luisterde ik naar oude gasten: Muddy Waters, Sonny Boy Williamson, Willie Dixon, die waren allemaal al in de zestig. Maar ik vond dat niet oud, hè, die muziek ging bij mij door merg en been. Vergelijk dat eens met Mick Jagger nu - spijtig, spijtig. Maar hij heeft zulke mooie nummers geschreven. Dat Mother’s Little Helper bijvoorbeeld, hij was begin twintig toen ie dat schreef. Ik zong dat al meer dan dertig jaar en op een dag koop ik die box van The Rolling Stones en ik hoor de tekst met ouder geworden oren en ik denk: ik ga dat opnemen, op mijn manier - als een blues. Veel mensen zeggen dat mijn teksten vaak cru klinken, maar ik schrijf zoals ik spreek en zoals iedereen spreekt. Ik zing van kont, des fesses si délicieuses. En van T’es ma femme, godverdomme. Als je dat leest of zingt, dan klinkt dat opeens hard - dat is raar, hè? Terwijl dat juist de essentie van rockmuziek is. Ik ben tenslotte geen chanteur de charme.”
Toch kan praktisch niemand zo liefdevol over vrouwen zingen als jij.
”Ah, vrouwen. De mannen denken dat ze het allemaal weten, maar de vrouwen begrijpen alles. Ze kunnen ook veel beter tegen leed, ze zijn fysisch sterker dan de man: ze dragen negen maanden een kind en dat komt daar dan nog uit ook. Terwijl de mannen - als ze ergens een puistje hebben, dan denken ze al gelijk aan kanker. Een vrouw is veel losser met kinderen dan de man. Een man die flipt met kinderen. Ik ben niet akkoord met mannen die willen moederen, dat gaat niet, dat is tegen de natuur. Die relaties tussen man en vrouw in onze westerse wereld, dat is bullshit. Ik zeg niet dat het zo moet zijn gelijk in de Taliban, dat niet. Ik geloof niet dat mannen en vrouwen equal zijn - met werk oké, maar niet in relaties. Een vrouw moet een vrouw zijn en een man een man. Ik geloof ook niet in women magazines. Vrouwenbladen, dat is allemaal leugens. Wij mannen willen helemaal niet zulke vrouwen, ik tenminste niet. Ik heb liever een vrouw in mijn bed met rondeurs dan een plank met een gat erin.”