Tangarine - In Stereo
Zelf zijn ze niet anders gewend. Ze zouden niet weten hoe het is om géén tweeling te zijn. En ja, ze zijn natuurlijk een-op-een verbonden met hun muziek. Plus dat ze uiterlijk ook nog eens sprekend op elkaar lijken. Als Tangarine vormen Arnout en Sander Brinks (33) een zeldzame twee-eenheid. Aldus wil je als wildvreemde licht vergeten dat het wel degelijk moet gaan om aparte individuen. Hetgeen inderdaad binnen de kortste keren aan het licht komt op deze asgrauwe adventsdag. Arnout, sinds kort enkel met stoppelbaard, voert vanmiddag veelal het woord, maar goed, hij is dan ook haantje de voorste, de impulsiefste volgens Sander, naar eigen zeggen het meer bedachtzamere type, degene die alles veel serieuzer neemt. Niet dat ze ooit maar een moment stil hebben gestaan bij die verschillen, want juist daardoor lag de rolverdeling eigenlijk van meet af aan vast. Ze vullen elkaar automatisch aan. Hun muziek nemen ze allebei even bloedserieus, wat betekent dat ieder voor zich beter wil worden, zij het dat de één beslist niet mag onderdoen voor de ander en vice versa. Ze moeten allebei even goed blijven. Praktisch hun hele leven lang al trekken ze met elkaar op en maken ze samen muziek. Ze kennen elkaar door en door, waardoor het ook gauw kan botsen. Ze kunnen knallende ruzie krijgen over de kleinste onbenulligheden. Gedroegen ze zich zo tegenover elkaar als ze geen broers waren, dan zou dat op gezette tijden gegarandeerd leiden tot ernstige conflicten. Anderzijds hoeven ze zich niet in te houden wanneer er echt iets speelt, ze kunnen tegenover elkaar alles maken. En ze hoeven nooit iets uit te praten, nog zo’n groot voordeel.
Ooit moet het zijn begonnen, maar wanneer precies? Samen muziek maken zat er immers van kindsbeen af in. Als broekies stonden ze al op verjaardagen voor de familie te zingen. Hun eerste openbare optreden gaven ze op de basisschool, een liedje van The Everly Brothers, geleerd van een verzamelplaat. Op een cd van Simon & Garfunkel na viel er verder thuis geen muziek van hun gading te halen. Zo gingen ze rond hun twaalfde maar hun eigen liedjes schrijven. Ze hebben het allemaal zelf moeten ontdekken. Dat er zoiets als een popacademie bestond, daarvan hadden ze geen weet, daar binnen de muren van Assen. Alles is supernaïef ontstaan. Ze wilden graag voor mensen optreden, dus belden ze dorpszalen en buurthuizen af of ze niet een avond mochten organiseren. Huiskamerconcerten, die hebben ze ook veel gegeven. Wat voorzichtigjes begon in de regio, breidde zich gaandeweg uit over het noorden en oosten en na verloop van tijd doorkruisten ze als Tangarine zowat het hele land. Ondertussen maakten ze in eigen beheer vier albums. Want als je iets heel graag wilt, dan moet je niet gaan zitten afwachten.
Zien en horen ze je eenmaal, dan komen de dingen vanzelf op je af, zo ondervonden ze. Zo werden ze tijdens de Rhythm & Blues Night in Groningen opgemerkt door Tim Knol, die de tweeling prompt vroeg als voorprogramma, waarna die befaamde minuut in De Wereld Draait Door de rest deed. Tangarine besloot te tekenen bij het onvolprezen indielabel Excelsior, waar ze een kleine vier jaar terug onder de hoede van huisproducer Frans Hagenaars en Tim Knol’s toenmalige rechterhand Matthijs van Duivenbode officieel debuteerden met Seek & Sigh, een autobiografisch album over gedeelde ervaringen. Dat ze een paar maanden later werden uitverkoren tot DWDD-huisband maakte het al helemaal tot een jongensboekverhaal. Nee, wildvreemd voelden ze zich als nieuwelingen niet in de popwereld, ze wisten zich eerder ineens omgeven door veel meer mensen die begrepen waar ze mee bezig waren. Soms zelfs beter dan zijzelf, zo leek het aanvankelijk wel, want ze keken uiteraard hoog op tegen al die professionals. Bijgevolg meenden ze dingen uit handen te kunnen geven, je kon mensen gerust voor jou laten denken, maar daar kwamen ze gaandeweg toch van terug. Het begint altijd bij jezelf.
Het succes bracht verwachtingen met zich mee, niet alleen bij de platenfirma en het boekingskantoor, maar net zo goed bij de tweeling zelf. Zeker na dat seizoen als DWDD-huisband, toen de herkenning en de erkenning niet op leken te kunnen, vroegen ze zichzelf af: kunnen we niet iets maken dat ons nog een stap verder brengt, zullen we niet eens proberen een hit te schrijven? Die gedachte nestelde zich in hun hoofden en zo ontstond eigenlijk Move On, een folkpopalbum om trots op te wezen, ware het niet dat ze er nu zelf het minst bij voelen, simpelweg omdat het de enige plaat is die vanuit een andere intentie tot stand is gekomen. Ze hadden zich al te zeer laten sturen, de creativeit gezocht waar ze juist niet hoort te liggen. Ergens onderweg waren ze het jongenskamergevoel verloren. Ze moesten nodig afstand nemen om zichzelf weer terug te vinden. Vandaar de drang om te verhuizen en een lange reis te maken. Dus toen Arnout’s sloopwoning met de grond gelijk zou worden gemaakt, besloten ze na ampel beraad Assen te verruilen voor Zwolle. Want ver van elkaar wonen is geen optie, dat werkt gewoon niet als je mekaar zowat dagelijks ziet.
Goed, dan lag er nog het vage plan om door Amerika te gaan trekken, onderweg een stel nieuwe liedjes te schrijven en daar dan ter plekke hun nieuwe album op te nemen. Maar waar en met wie? In die periode, lente 2015, stonden ze met de voorstelling In Stereo voor het eerst in de theaters, daarbij geassisteerd door klanktechnicus Jelle Kuiper, sinds jaar en dag de vaste geluidsman van Calexico. Hij opperde om de tweeling in contact te brengen met Joey Burns en John Convertino. Het bleek een perfecte match. Na die eerste kennismaking in Brussel vonden er nog enkele ontmoetingen plaats, wat er uiteindelijk toe leidde dat ze zouden gaan opnemen in Calexico’s vaste studio in Tucson, Arizona. En zo reisde de tweeling met hun vriendinnen rond de jaarwisseling af naar New York om na een week door te vliegen naar Chicago, ging het daarvandaan in een joekel van een camper via Route 61 langs de Mississippi zuidwaarts en vervolgens langs de Texaans-Mexicaanse grens richting The Old Pueblo. Diep in februari namen ze daar met Joey Burns en John Convertino als ritmesectie in vier dagen liefst zestien liedjes op, waarvan er elf op There And Back zouden belanden, fijntjes bijgekleurd met pedal steel, toetsen, cello, dobro, mandoline, banjo en enig achtergrondgezang. Na gedane arbeid rondden ze hun trektocht af in zonnig Californië.
Pakweg negentig procent van wat op There And Back staat, kreeg tijdens die road trip zijn beslag. Ze nemen continu dingetjes op, met de smartphone en de laptop, wat het lastig maakt om te bepalen waar het begin van een liedje ligt, maar in Amerika is het goeddeels gebeurd, vaak onder hangend achter in de camper, de vriendinnen voorin, terwijl de mijlen onder de banden wegzoefden. Sander noemt zichzelf de muzikalere. Hij komt vaak aanzetten met een idee van een nieuw nummer, waarmee Arnout dan aan de slag gaat en het tot slot van woorden voorziet. Hij neemt meestal de eerste stem voor zijn rekening, Sander op zijn beurt de eerste gitaar. Er komt bij het schrijven altijd een hoop gebakkelei kijken, want een liedje van Tangarine is nooit af zonder de inbreng van de ander. Aan inspiratie nooit een gebrek, dat is uiteraard fijn. Al geloven ze wel dat je de inspiratie kan opzoeken. Soms plannen ze een paar dagen om ergens in afzondering te gaan werken, verlost van allerlei beslommeringen en muizenissen. Ze leven in hun hoofd. Plus dat ze constant bevestigd willen krijgen dat ze het nog steeds kunnen.
Gedurende die drie maanden in Amerika konden ze zich volledig wijden aan de muziek, wat een groot gevoel van vrijheid gaf. Tegelijkertijd hebben ze zich voor dat project in de schulden moeten steken, want als ze zich iets in hun hoofd hebben gezet, dan zal het hoe dan ook gebeuren. Toch voelden ze eenmaal in de opnamestudio geen enkele druk, het verliep allemaal wonderlijk ontspannen en organisch. There And Back klinkt navenant, een mooi ingetogen Americana-album, waar toch meer dan genoeg aan te beluisteren valt. From Tucson With Songs heet het programma, waarmee de tweeling, begeleid door gitarist Rolf Verbaant, bassist David Corel en drummer Robin Buijs, tot begin mei zo’n veertig theaters zal aandoen. Ze kijken er naar uit, al kleeft er aan touren door Nederland inmiddels één klein maar: ze zijn bijna altijd onderweg naar het bekende, waar ze liever het onbekende tegemoet rijden. Vandaar de gigantische drang om het in het buitenland te proberen. Gewoon per land bekijken of er mogelijkheden liggen, om te beginnen Amerika, waar hun vrienden van Calexico wellicht bij kunnen helpen. En wie weet Duitsland, waar ze al wat verkennende optredens deden, zó’n groot land en dat vlak om de hoek. Als dat avontuurlijke gevoel in je zit, waarom zou je het dan onderdrukken?