Susanna Hoffs - De ban van de Bangles
“Shocking Blue!” klinkt het zo blij als een kind wanneer ze bij het openscheuren van het pakje als eerste het gezicht van Mariska Veres ziet. “Te gek. Die had ik nog niet op cd.” Waarmee het ijs meteen gebroken blijkt voor Susanna Hoffs, die min of meer noodgedwongen als dertigplusser nu haar solodebuut maakt met When You’re A Boy. Als boegbeeld van de Bangles verwierf ze gedurende de tweede helft van de jaren tachtig wereldfaam met onweerstaanbare singles als Manic Monday (een cadeautje van zelfverklaard fan Prince), Walk Like An Egyptian, A Hazy Shade Of Winter (een Simon & Garfunkel-cover, geproduceerd door Rick Rubin), In Your Room en Eternal Flame. Opspelende ego’s maakten na drie albums een jammerlijk einde aan de Californische meidengroep, wier Greatest Hits eigenlijk thuishoort in de basiscollectie van elke popliefhebber met enig historisch besef.
“Ik kon het toch ook niet helpen dat de wereld mij plotseling zag als de leidster van de Bangles, omdat ik nou toevallig degene was die de hits zong? De andere meisjes konden dat misverstand alleen moeilijk verkroppen, al namen ze het mij persoonlijk, geloof ik, niet echt kwalijk. Wel gingen ze vanaf het succes van Manic Monday nog harder op het principe hameren dat er binnen de groep voor iedereen een gelijkwaardige rol moest zijn weggelegd. Scherper dan ooit zagen ze er op toe dat alles keurig in vieren werd gedeeld, waardoor we steeds meer energie verspilden aan het sluiten van compromissen en het maken van muziek op het tweede plan kwam. Op het moment dat we in commercieel opzicht ons doel hadden bereikt, was er opeens geen sprake meer van een artistieke drijfveer. De groepsgeest verdween als sneeuw voor de zon en het enige dat ons nog bond was het gemeenschappelijk belang. Ik had op het laatst het idee dat ik me aan wel honderd wetten moest houden, reden waarom ik me in toenemende mate beklemd ging voelen. Ik kon die spanning niet langer verdragen en voor mijn eigen bestwil besloot ik ermee te kappen.”
“Meteen na mijn besluit om uit de Bangles te stappen, leefde ik als muzikante helemaal op. In een vlaag van inspiratie schreef ik My Side Of The Bed, en vanaf dat moment kwam het ene na het andere liedje in mij naar boven. Toch heb ik als componiste geen al te groot ego, want het maakt voor mij in wezen geen enkel verschil of ik nu een liedje van mezelf vertolk of van iemand anders. Ik vergelijk het altijd maar met adoptie: iemand kan evenveel van een aangenomen kind houden als van zijn eigen vlees en bloed. Zodoende zat ik er ook helemaal niet mee dat de Bangles doorbraken wet Walk Like An Egyptian, dit in tegenstelling tot de rest van de groep, die zich bovendien gefrustreerd toonde over het feit dat onze producer, het arrangement had bedacht. De andere meisjes haatten hem werkelijk als de pest. omdat ze in discussies over creatieve zaken steevast aan het kortste eind trokken. Ik kon echter uitstekend met David Kahne samenwerken, vandaar dat ik voor mijn soloplaat opnieuw met hem in zee ben gegaan. Op mij heeft zijn halsstarrigheid juist een stimulerend effect, in de zin dat hij mij uitdaagt om mezelf te bewijzen. Al kan hij zich anderzijds indien nodig ook heel bemoedigend opstellen. Hij is een meester in het creëren van omt standigheden waarin ik boven mijn normale kunnen presteer.”
“Als artieste vraag ik méér van mijzelf dan iernand anders ooit kan eisen. Ik ken absoluut geen faalangst, integendeel, ik manoeuvreer me graag in een situatie waarin ik onder druk word gezet. Van de mensen met wie ik werk, moet ik weten dat ze zich pas tevreden tonen als ik het allerbeste van mezelf heb gegeven. Die hang naar discipline heb ik trouwens overgehouden uit de tijd toen ik als jong meisje op ballet zat. Daarnaast heb ik op de middelbare school ook toneellessen gevolgd, want ik wist dan wel van jongs af aan dat ik op de planken wilde staan, maar ik had de keus uit dansen, acteren en zingen. Het laatste werd het uiteindelijk, zij het om een louter pragmatische reden: ik kreeg al gauw genoeg van al die audities, omdat je niet anders dan machteloos hopen kunt dat men je een kans geeft. In de rock ’n’ roll daarentegen kun je het heft in eigen handen nemen, hetgeen des te meer gold in de hoogtijdagen van de punk. Aan een gammele gitaar en een versterkertje en drie akkoorden had je destijds voldoende wilde je het podium van de club in de buurt mogen beklimmen. Je hoefde je niet langer blind te staren op die machtige megasterren die ergens ver weg op een enorme verhoging stonden te spelen, geruggesteund door een gigantische geluidsinstallatie een duizelingwekkende laserlichtshow, die jij je nooit van je leven zou kunnen veroorloven. Ook al zat niemand op je te wachten, je kon je in die punkdagen wel degelijk doen gelden.”
“Op de universiteit, aan het einde van de jaren zeventig, richtte ik samen met David Roback, mijn toenmalige vriendje, The Unconscious op, die vaaglijk klonk als zijn huidige groep Mazzy Star. Muzikaal vond ik het best interessant, maar ik hield het al vrij snel voor gezien, omdat hij voor mij op een of andere manier te depressief was om mee verder te gaan. Bovendien ben ik opgegroeid met de toegankelijke pop die je in Los Angeles dag en nacht op de radio hoort. Mijn eigen stijl lijkt mij in zoverre typisch Californisch dat ik op de keper beschouwd folkmelodieën uitvoer met behulp van rockinstrumenten. Hoewel ik ook dol ben op classic rock uit de jaren zeventig, zocht ik, zeker in beginperiode, mijn inspiratie bij The Beatles, The Byrds en The Mamas & The Papas. Verder was ik toen helemaal in de ban van Love, die ik als mijn grootste favoriet vermeldde op een flyer die ik bij platenzaken deponeerde in de hoop langs die weg muzikale geestverwanten te vinden. Welgeteld één telefoontje kreeg ik, en wel van Maria McKee, wat niet zo verwonderlijk is, want haar broer maakte deel uit van die groep. Ik op mijn beurt reageerde op een advertentie van Vicki en Debbi Peterson en, zoals men dat pleegt te zeggen, de rest is geschiedenis.”
“Persoonlijk komt het me nog altijd als saillant voor dat Michael Steele uiteindelijk het vierde lid van de Bangles werd. Zij zat namelijk in de oerbezetting van The Runaways, waarvan ik ooit enkele memorabele optredens heb bijgewoond. Die groep effende in zekere zin het pad voor de Go-Go’s, die op doorbreken stonden toen wij net begonnen. Met een stel meiden muziek maken, leek me ook wel wat, te meer daar het me als een van de jongens nooit was gelukt iets van de grond te krijgen. Aanvankelijk kostte het ons de grootste moeite om als muzikanten serieus genomen te worden en ofschoon niemand uit de zogenoemde Paisley Underground-beweging het zo ver heeft weten te schoppen, kon er in dat kleine kringetje nooit meer vanaf dan dat we het voor een stel meiden bepaald niet slecht deden. Daarbij beperkten we ons tot pretentieloze popmuziek van het soort waar we zelf altijd graag naar luisterden: prettig in gehoor liggende liedjes die tot in lengte van dagen in je geheugen blijven hangen.”
“Na met de Bangles twee klassieke singles uit de jaren zestig te hebben opgenomen, koos ik ditmaal voor een hit van recentere datum. Het leek me wel grappig om als vrouw Boys Keep Swinging van David Bowie te zingen, omdat zodoende aan die toch al ironische tekst een feministische draai wordt gegeven. Tal van vrouwen verkeren immers in de waan dat hun uiterlijk aan een bepaald ideaalbeeld moet voldoen. Ze denken dat alle mannen nog steeds vallen op levende Barbie-poppen, getuige het feit dat er in de plastische chirurgie tot op de dag van vandaag kapitalen omgaan. Afgezien daarvan lijkt mij de tijd van de domme sekssymbolen definitief voorbij, ook in de popmuziek, maar desondanks waakten de andere meisjes in de Bangles er voor dat onze videoclips al te wulps zouden uitpakken. Zelf heb ik er absoluut geen moeite mee om me op het podium of voor de camera sensueel te gedragen, want per slot van rekening zijn rock en seks van oudsher onverbrekelijk met elkaar verbonden. Popmuziek draagt een bevrijdende kracht in zich. in de zin dat je je ongeremd durft over te geven aan je intiemste verlangens.”
“Als artiest moet je vertrouwen op je intuïtie, maar wil je het hoofd boven water houden in het leven van alledag, dan dien je jezelf goed onder controle te hebben, zij het ook weer niet op al te dwangmatige wijze. Om je persoonlijkheid te doorgronden en te versterken, kan ik iedereen aanraden om in psychoanalyse te gaan. Je hoeft namelijk niet krankzinnig in de strikte betekenis van het begrip te zijn om je onder behandeling van een psychiater te stellen. Ik beschouw het eerder als een vorm van preventieve geneeskunde, die niet alleen veel persoonlijke ellende voorkomt, maar bovendien de mensen in je directe omgeving heel wat kopzorgen bespaart. Nu ben ik van nature een positief ingesteld iemand met een instinct tot overleven, dus ik besef terdege dat er nog andere opties zijn dan zelfvernietiging als ik me weer eens ongelukkig voel, Als popmuzikant leid je immers vaak een eenzaam bestaan, waarin je te pas en te onpas met jezelf wordt geconfrontreerd, vooral wanneer je moederziel alleen op een of andere hotelkamer de slaap niet kunt vatten. Ik ken weinig momenten die ik zo intens beleef als juist die doodstille uren, want door de jaren heen heb ik geleerd hoe ik zo’n verlaten nacht rustig doorkom: ik omarm gewoon de eenzaamheid.”