Lenny Kravitz - Pionier van de retrorock
Toegegeven, zeggen we de volgende ochtend aan het ontbijt tegen elkaar, het gaf toch wel even een kick gisteravond: je kamer op zoveel hoog betreden en dan hetzelfde ogenblik tot de ontdekking komen dat je uitkijkt op het befaamde Hollywood Sign. We bevinden ons midden in Beverly Hills en zo kan het dan ook gebeuren dat we niet in een hotel logeren doch in een maison, where the style of France meets the spirit of America.
Morgen rond het middaguur moeten we hier in de buurt Lenny Kravitz interviewen, maar vandaag zullen we langs de Californische kust cruisen om ergens onderweg op een aangename lokatie bij het strand de knipselmap door te nemen teneinde ons de broodnodige inspiratie te verschaffen voor wat naar verwacht een moeizaam gesprek zal worden. Van dat goede voornemen komt uiteraard geen moer terecht, al mogen we onszelf in de namiddag bij het binnenrijden van Hollywood wel nageven dat we de nieuwe Kravitz inmiddels zowat kunnen dromen.
Circus luidt de titel van dat uiterst toegankelijke album en na één draaidag lijkt het een betere plaat dan de bijzonder succesvolle voorganger Are You Gonna Go My Way, minstens even sterk als Mama Said met die meeslepende single Always On The Run, maar niet zo goed als het overrompelende debuut Let Love Rule, waarvan het titelstuk momenteel uitstekend dienst doet in een sensuele Vrij Veilig-campagne op MTV.
Opnieuw laat Lenny Kravitz (31) de muzikale invloeden van zo’n kwart eeuw terug weer schaamteloos gelden, zoals in de geboren hit Rock And Roll Is Dead, een perfecte Led Zeppelin-pastiche die ironisch genoeg het hedonistische popwereldje op de korrel neemt, terwijl de fantastische ballade Can't Get You Off Mind gerust een neoklassieker in de dop mag heten. De contemplatievere nummers met hun neo-psychedelische arrangementen roepen onwillekeurig John Lennon in herinnering, zij het dat de religieuze teneur ervan haaks staat op diens levensovertuiging. Kravitz gelooft echter heilig in Hem van Boven, want niet voor niets valt er naar verluidt net onder zijn nek tussen zijn schouders in marineblauwe tatoeageletters te lezen: My heart belongs to Jesus Christ.
I’ve seen the past of rock ‘n’ roll and its name is Lenny Kravitz, zo schreef het gezaghebbende Amerikaanse blad The Village Voice ooit sarcastisch, daarmee botweg het feit negerend dat deze dan wel put uit gemakkelijk traceerbare inspiratiebronnen, maar desondanks altijd uit duizenden herkenbaar heeft geklonken. Bovendien mag hij thans doorgaan voor de pionier van de retrorock, die getuige ruim zeven miljoen verkochte albums kennelijk als geroepen kwam.
Aangezien Kravitz inmiddels is toegetreden tot de orde der megasterren liet zijn platenfirma, vooruitlopend op de komende internationale promotietournee voor Circus, gedurende de maand juli iedere week een stel Europese journalisten liet overvliegen om Kravitz aan de tand te voelen. Languit op een ligstoel aan de rand van het zwembad op het dak van het Four Seasons Hotel, wereldwijd bekend dankzij de film Pretty Woman, blijkt de dreadlockhippie anders dan gevreesd in een opvallend coöperatieve stemming te verkeren, zij het dat hij zijn zonnebril met spiegelglazen gedurende het hele gesprek ophoudt.
Woon je tegenwoordig weer in Los Angeles?
“Nee hoor, ik zit afwisselend op de Bahama’s en in New York, waar ik onlangs in het French Quarter een huis heb gekocht. Ik bivakkeer nu een tijdje hier om met mijn groep het repertoire in te studeren voor de aanstaande tournee. Geen denken aan dat ik me ooit nog in deze krankzinnige stad zal vestigen.”
Als kind moet je het vast vreselijk hebben gevonden toen je met je ouders vanuit Manhattan hier naar toe was verhuisd.
“Dat mag je wel zeggen, ja. Het was een complete cultuurshock. In New York was ik al vanaf mijn zesde tot op zekere hoogte onafhankelijk, in die zin dat ik in mijn eentje lopend of met de bus naar school ging. Toen we hier kwamen, kon ik plotseling nergens meer naar toe, tenzij iemand me met de auto bracht. Gelukkig woonden we in Santa Monica, wat toch min of meer een gemeenschap is. Je kon er tenminste op je skateboard over straat sjezen en met je vrienden op het strand rondhangen.”
Je hebt hier op Beverly Hills High gezeten. Dat is toch een behoorlijk elitaire school of niet?
“Mijn moeder wilde graag dat ik mijn muzikale talenten zou ontwikkelen en Beverly Hills High genoot op dat gebied een goede reputatie. Ik was nu eenmaal gezegend met een mooie zangstem en daarbij hadden mijn ouders zo hun connecties, vandaar dat ik werd toegelaten.”
Er zaten veel kinderen van Hollywood-coryfeeën op die school, terwijl jouw moeder in een zwarte soapserie speelde. Hoorde je er eigenlijk wel bij?
“Als het moet kan ik me overal handhaven. Ik pas me net zo makkelijk aan in een getto als in een villawijk. Mij er thuis voelen is natuurlijk een tweede. Op Beverly Hills High barstte het van de verwende rijkeluiskinderen, die rondreden in Mercedessen en Ferrari’s en Gucci-kleren droegen. Met die types had ik echt helemaal niets op.”
Maar sommigen zijn toch nog goed terecht gekomen, je maatje Slash bijvoorbeeld.
“We waren alleen niet van dezelfde jaargang, dus we hebben nooit met elkaar opgetrokken. Toen ik Guns N’ Roses voor het eerst zag, herkende ik hem ogenblikkelijk, maar ik kon hem met geen mogelijkheid thuisbrengen. Wie ik me uit die tijd wel nog levendig herinner is Maria McKee, want dat was een klasgenootje van mij. Wat een talent, zeg.”
Op je vijftiende ben je van huis weggelopen. Waarom precies?
“Ik kon in die periode niet zo goed overweg met mijn vader. Hij zat me dwars. Ik mocht mijn eigen gang niet gaan.”
En school hebje toen ook maar meteen voor gezien gehouden?
“Nee, nee, ik heb mijn diploma wel degelijk gehaald. Niet zozeer voor mijn eigen bestwil, maar meer om mijn moeder geen verdriet te berokkenen. Ze is zwart en was de eerste in haar familie die de kans had gekregen om door te leren. Ik wilde haar niet teleurstellen, al vond ik weer te veel gevraagd om alleen voor haar naar de universiteit te gaan. Ik wou per se de muziek in.”
Volgens de verhalen leidde je een tijdlang het leven van een zwerfkat.
“Klopt. Ik hing hele dagen op straat rond en sliep bij vrienden of als het niet anders kon in een huurauto.”
Had je toen geen enkel contact meer met je moeder?
“Jawel. Telkens wanneer ik een nieuw logeeradres had gevonden, belde ik haar op om te laten weten waar ze me eventueel kon bereiken. En als ik geen onderkomen had, ging ik af en toe bij haar langs.”
Hoe hield je het hoofd eigenlijk boven water?
“Ik schnabbelde wat met het spelen en zingen op andermans demo’s. Het was sappelen geblazen, maar de ervaring die ik zodoende opdeed viel niet in geld uit te drukken. Bovendien mocht ik in de dode uren gratis mijn eigen opnamen maken, waarmee ik vervolgens de platenfirma’s afliep.”
Maar je ving keer op keer bot.
“Nou, dat hangt er helemaal vanaf hoe je het bekijkt. Ze vonden niet dat ik geen talent had, ze zagen alleen geen brood in een zwarte rocker. Meestal boden ze me zelfs nog een contract aan ook, maar dat moest ik wel muziek gaan maken in de trant van Prince en the Time. Hetgeen ik uiteraard categorisch weigerde.”
Na jarenlang leuren had dan uiteindelijk toch beet. Vertel.
“Ik woonde inmiddels in New York. Na mijn huwelijk had ik een aantal nieuwe nummers opgenomen, die later als Let Love Rule zouden worden uitgebracht. Ik wist een afspraak te versieren bij mijn huidige platenfirma, waar ik zonder al te veel illusies naar toeging, want de dame in kwestie had slechts een kwartiertje tijd voor mij, omdat ze zogenaamd een vliegtuig moest halen. Ze luisterde de cassette met drie liedjes aandachtig af, verontschuldigde zich toen en kwam even later terug met een man om hem het bandje te laten horen. Vervolgens haalden ze er na enig gefluister nog iemand bij om diens mening te peilen en voor ik het wist had ik een contract te pakken.”
Daarna ging het allemaal heel snel. In de periode rond Mama Said leek je de controle over je eigen leven totaal kwijt.
“Als beginneling heb je geen idee hoe je je tegen de muziekindustrie moet wapenen. Je wordt als het ware overweldigd. Plotseling gaan allerlei figuren zich met je bemoeien en voor jou denken. En daarnaast krijg je te maken met van die jaknikkers aan wie je geen fluit hebt. De kunst is om medewerkers te vinden die je blindelings kunt vertrouwen.”
En, is je dat gelukt?
“In ieder geval ken ik mijn persoonlijke assistent al vanaf mijn elfde. Hij is een boezemvriend van mij.”
Tijdens de promotiecampagne voor Are You Gonna Go My Way ontving je journalisten van over de hele wereld bij je thuis. In de meeste artikelen kon je lezen dat je constant vage kennissen over de vloer had. Daar moet een normaal mens toch niet aan denken?
“Ik had in die tijd gewoon behoefte aan gezelschap, misschien wel omdat ik bang was om alleen te zijn. Nu wil ik juist niets liever dan rust. Als er voortdurend mensen om je heen cirkelen, kom je geen moment aan jezelf toe. Je sluit je af voor je eigen gevoelswereld.”
Uit een reportage achter de schermen van je vorige tournee bleek dat je muzikanten en medewerkers behandelt alsof ze familie zijn. Je kwam uit het verhaal naar voren als een gezelligheidsmens. Waarom neem je dan je platen praktisch in je eentje op?
“Ik weet van tevoren altijd exact wat ik wil en waarom zou ik het dan iemand anders laten doen als ik het zelf net zo goed kan? Bovendien heb ik er gewoon plezier in om verschillende instrumenten te bespelen en die gelegenheid doet zich nu eenmaal alleen in de studio voor.”
Beschouw je je muzikale talent eigenlijk als een gave Gods?
“Zeker weten. Hij heeft me bedeeld met verschillende capaciteiten en mijn taak is het om die zo goed mogelijk te cultiveren. Ik laat me op niets van wat ik allemaal heb bereikt voorstaan, want ik zie het in wezen niet als mijn eigen verdienste. Alles wat ik heb en alles wat ik kan, is een geschenk van God.”
John Lennon zong ooit: God is a concept by whih we measure our pain.
“Tja, dat was zijn opvatting. In die periode hing alles en iedereen hem de keel uit. Niet voor niets zingt hij verderop in dat liedje: I just believe in me, Yoko and me – that’s reality. Prachtig liedje trouwens, intens ook, heel intens.”
Een opvallend liedje op Circus is Don’t Go And Pull A Bullet In Your Head, dat gaat over iemand die op het punt staat zelfmoord te plegen, omdat hij zijn problemen niet de baas kan. Die man denkt waarschijnlijk dat God hem absoluut niets heeft geschonken.
“Misschien. Wanhopige mensen kunnen alle hoop laten varen of juist in de meest tragische omstandigheden God vinden, dat hangt helemaal van hun instelling af. Persoonlijk wil ik mij er door niets of niemand onder laten krijgen.”
Mensen hier die er niet in slagen de Amerikaanse Droom te verwezenlijken, hebben de neiging zichzelf en niet bijvoorbeeld de maatschappij of wat dan ook daarvan de schuld te geven, al zou daar vaak best iets voor te zeggen zijn.
“Aan de andere kant heb je mensen die eeuwig en altijd iets of iemand de schuld geven. En wat houdt die Amerikaanse Droom overigens precies in: huisje, boompje, beestje? Ik zou het werkelijk niet weten.”
Nou, from rags to riches, zoals jullie dat zo mooi weten te zeggen. Jij bijvoorbeeld bent een exponent van de Amerikaanse Droom.
“Maar ik geloofde van meet af aan in wat ik deed! Ik wilde per se mijn eigen muziek maken, tegen de verdrukking in, al wist ik aanvankelijk niet niet hoe of wat.”
Je bent inmiddels zo rijk dat het absoluut niet meer uitmaakt of je ooit nog een plaat zult verkopen. Die wetenschap moet een hele geruststelling zijn.
“Ik zal inderdaad niet verhongeren. Om met Woody Allen in een van zijn films te spreken: ‘Als ik leef als Ghandi, zal ik het vast redden.’ Hoewel je ze niet de kost zou moeten geven, de miljonairs die tot de bedelstaf zijn vervallen. Wie weet kom je me over een jaar of tien wel hier tegen als ober in een of ander restaurant. Al waag ik dat eerlijk gezegd ernstig te betwijfelen.”
Leeft een popmuzikant van jouw status goed beschouwd niet buiten de alledaagse maatschappij?
“Helemaal niet. Je kunt je misschien wel van de buitenwereld afzonderen, maar het leven van alledag sluit je daarmee nog niet buiten. Want wat bijvoorbeeld als je met een vreselijke aandoening in het ziekenhuis belandt? En afgezien daarvan: als ik niet hoef te werken, begeef ik me onder de mensen. Als kunstenaar kun je eenvoudigweg niet zonder de buitenwereld. Je schrokt het leven naar binnen en vervolgens spuug je het er weer uit.”