John Grant - Bitterzoet

Juli 2010

In het begin van het gesprek besluit hij met de eerste letter al op de tong het vierletterwoord toch in te slikken. “Eh, mag ik alles zeggen zoals het mij voor de mond komt?” Na het bevestigende knikje volgt de eerste van welgeteld twee fuck-vervoegingen. Voor de rest rolt er niets onvertogens over zijn lippen. Integendeel, John Grant blijkt juist opvallend beschaafd en welbespraakt, wat overigens niet zo wonderlijk mag heten voor een Amerikaan die Russisch, Spaans en Duits beheerst.

Ook op zijn magnifieke album Queen Of Denmark duiken onverwacht grove woorden op, waaronder sucker, faggot, shit en, uiteraard, fuck, al blijkt Grant net zo makkelijk de taal van een dierenfabel te kunnen hanteren. En in zijn verhalende teksten strijden woede, rancune, sarcasme, spijt, nostalgie en pijn even hard om voorrang als zelfhaat en zelfspot. Toch klinken zijn ongemeen heftige liedjes door de behaagzuchtige melodieën, ornamentale instrumentatie en omfloerste vocalen allesbehalve zwaar op de hand.

“In mijn werk zet ik schoonheid en lelijkheid doelbewust naast elkaar,” vertelt Grant. “Die tegenstelling tussen muziek en tekst maakt deel uit van mijn humor. Ik houd er namelijk wel van om mijn luisteraars op het verkeerde been te zetten. Ze moeten gaan meezingen zonder dat ze in de gaten hebben waar het eigenlijk over gaat. Ik breng afschuwelijke zaken ter sprake op wonderschone klanken. Het klinkt allemaal gelukzalig, maar wie echt luistert, hoort een en al ellende.”

*******

De welluidende kommer en kwel van John Grant is vooral bij de Britten in goede aarde gevallen, niet in de laatste plaats dankzij het aldaar behoorlijk populaire Midlake, dat het zogezegd allemaal mogelijk heeft gemaakt. Een sticker op de voorkant van Queen Of Denmark moet zelfs doen geloven dat de muzikale kameleons als begeleidingsgroep hebben gefungeerd, terwijl ze volgens voorman Tim Smith slechts enige hand-en spandiensten verleenden. “Erg aardig van hem om mij alle eer te gunnen,” vindt Grant. “Maar wat die jongens zoal voor mij hebben gedaan, grenst in mijn ogen aan onvoorwaardelijke liefde.”

Ze leerden elkaar een jaar of zeven terug kennen op South By Southwest, het jaarlijkse festival annex congres in Austin. De ontmoeting vond plaats tijdens een barbeque van hun Engelse platenfirma, waar de indierockers uit Denton, Texas zich tot stomme verbazing van Grant bekendmaakten als fans van zijn groep The Czars. Luttele maanden later gooide hij opeens de handdoek in de ring om vervolgens van Denver naar New York te verhuizen en de muziek voor gezien te houden. Toen zijn bewonderaars van Midlake daar eenmaal lucht van kregen, namen ze hem eerst als voorprogramma op sleeptouw en liet hij zich uiteindelijk zelfs overhalen om in Denton een soloplaat te komen maken.

De opnamen van Queen Of Denmark vielen samen met de twee sessies van Midlake’s The Courage Of Others, die door toedoen van voortschrijdend inzicht met een tussenpoos van zo’n zes maanden plaatsvonden, waarna het nog eens ruim een halfjaar duurde voor het album op de markt kwam. Eind maart ging Grant met een eigen combo voor onbepaalde tijd op tournee, reden voor hem om de huur van zijn appartement op te zeggen en zijn bezittingen in een container op te slaan. “Zo zonder woon- of verblijfplaats voelt toch een beetje onwezenlijk,” beaamt Grant. “Soms word ik overvallen door heimwee, terwijl ik niet eens een thuis heb. Ik kan zo innig verlangen naar een vaste vriend met wie ik gewoon ’s avonds op de bank naar een mooie film zou kunnen kijken.”

*******

Wat brengt iemand uit de alternatieve hoek er eigenlijk toe inspiratie te halen uit de Arbeidsvitaminenliedjes van groepen als ABBA, America, Bread, Carpenters en Supertramp? “Die muziek uit de vroege jaren zeventig hoort bij mijn kindertijd,” zegt John Grant (42). “Toen was geluk voor mij nog heel gewoon.”

Opgroeien in een streng religieus gezin in de buurt van Kalamazoo, Michigan en van je ouders te horen krijgen dat je gegarandeerd in de hel zult branden. Later op de middelbare school in Parker, Colorado in elkaar geslagen worden, terwijl ze je uitschelden voor ‘vuile flikker’. Van je los-vaste vriendjes voortdurend te horen krijgen dat je haar niet goed zit, dat je de foute kleren draagt, dat je sowieso veel te mager bent en dat je ook  nog eens geen cent te makken hebt. Kennelijk zit Grant niet voor niets sinds zijn puberteit opgescheept met een negatief zelfbeeld.

“Ik mocht niet mezelf zijn, ik moest iemand anders worden. Die boodschap is me tot mijn twintigste keer op keer ingeprent. Hetzelfde overkomt op veel grotere schaal mensen uit de etnische gemeenschappen. Tot op de dag van vandaag wil men ze bij ons in Amerika doen geloven dat ze tweederangs burgers zijn. En als je eenmaal een lage dunk van jezelf hebt, kom je daar haast niet meer van af, weet ik uit ervaring. Ik dacht dat het me nooit zou lukken.”

Na zes jaar als student in Duitsland te hebben gewoond, begon Grant terug in Denver met The Czars, waarmee hij rond de eeuwwisseling zijn entree maakte in de toch beduidend tolerante wereld van de popmuziek. Als protegé van de Cocteau Twins vonden de dromerige liedjes met de duistere teksten van de met een majestueuze stem gezegende zanger enige erkenning. Commercieel succes bleef echter uit, wat voor Grant dan weer gold als het zoveelste bewijs van zijn inferioriteit. “Ik voelde me een complete mislukkeling. Dat ik een zeker artistiek talent bezit, kon er bij mij tot voor kort gewoonweg niet in. Als op een of ander formulier mijn beroep werd gevraagd, durfde ik niet eens muzikant in te vullen.”

I’ve felt uncomfortable with myself since the day I was born, luidt de openingszin van Jesus Hates Faggots, terwijl het in Silver Platter Club heet: I wish that I had no self-awareness like the guys I know. “Fysiek vond ik me afstotelijk, zeker vergeleken bij al die onoverwinnelijke topsporters met hun goddelijke lijven, die ik na afloop van de wedstrijd in de kleedkamer voor de televisie een interview zag geven,” vertelt Grant. “Ik was misschien nog wel het meest jaloers op die blik in ogen: een en al zelfbewustheid. Sporthelden kennen natuurlijk net zo goed hun onzekerheden, dat weet ik best wel, maar je ziet het zelden of nooit aan ze af. Ze stralen een zekere arrogantie uit, die mij blijft imponeren en tegelijkertijd tegen de borst stuit.”

*******

In de bomvolle bovenzaal van Paradiso lijkt John Grant zich als een vis in het water te voelen. Hoewel zijn begeleidingsgroep nogal stijfjes en fantasieloos opereert, krijgt hij voldoende dekking om zijn machtige vocale bereik tentoon te kunnen spreiden, waarbij zich onwillekeurig een vergelijking met Rufus Wainwright opdringt. Door de kalere muziek komt er vanzelf meer nadruk op de teksten te liggen, al blijven de melodieëen even betoverend mooi. En sterker nog dan op de plaat klinkt het zwierig droeve It’s Easier als een cover van een vergeten klassieker.

Met Queen Of Denmark heeft Grant zich autobio gegraven: van de warme herinnering aan de snoepjeswinkel uit zijn kindertijd via zijn traumatische ervaringen als middelbare scholier tot en met de wilde nachten vol seks en drugs. “Het valt me best moeilijk om die liedjes in het openbaar te zingen, temeer omdat ik ze telkens weer opnieuw beleef. Wel merk ik de laatste tijd dat er langzaam iets bij komt: het besef dat ik het toch maar mooi allemaal heb overwonnen.”

Diverse liedjes vinden hun oorsprong in de moeizame verhouding met een zekere Charlie, waaraan na de eerste opnamesessie van het album een definitief einde kwam. “Tien maanden lang zat ik diep in de put. Mijn maag en darmen waren zozeer van streek dat ik binnen de kortste keren zo'n vijftien kilo afviel,” vertelt Grant op nuchtere toon. “Ik kon niet meer normaal denken. Het liefst van al wilde ik me van kant maken, maar het kwam er alleen nooit van: ik was gewoon te laf.”

Het werk aan Queen Of Denmark hielp hem er uiteindelijk bovenop. “Maak nou eerst die plaat rustig af, dan kun je altijd nog de hand aan jezelf slaan,” monterden de jongens van Midlake hem elke dag op. “Gehoorzaam als ik ben, heb ik dat braaf gedaan,” zegt Grant grinnikend. “Wat niet wegneemt dat het kantje boord was. Het had niet veel gescheeld of ik was weer zwaar verslaafd geraakt. Jarenlang heb ik met alcohol en drugs mijn sensitiviteit en kwetsbaarheid proberen te vernietigen, zodat ik hard en weerbaar genoeg zou worden om me te kunnen handhaven in deze wrede wereld. Maar als je geen intimiteit kunt ervaren, ben je verloren voor de liefde. En in mijn geval ook voor de muziek.”