John Fogerty - In slecht weer
Toen een maand of drie geleden plotseling de nieuwe plaat van John Fogerty werd aangekondigd, was niet iedereen daar even gelukkig mee. Tien tegen één dat het zo’n comeback zou worden die je als fan met de mantel der liefde moest bedekken. Per slot van rekening was hij er negen jaar uit geweest en dan is het haast onmogelijk om er weer in te komen. Bovendien had hij genoeg mooie muziek gemaakt om in de herinnering te blijven voortleven en die herinnering moest vooral niet worden aangetast. En wie zit er nou in hemelsnaam te wachten op een veertigjarige rocker?
Met Creedence Clearwater Revival had Fogerty vanaf de lente van 1969 tot de herfst van 1972 de ene na de andere wereldhit uit zijn mouw geschud: Proud Mary, Bad Moon Rising, Green River, Down On The Corner, Who’ll Stop The Rain?, Up Around The Bend, Long As I Can See The Light, Have You Ever Seen The Rain, noem ze allemaal maar op. Het waren de hoogtijdagen van introverte singer-songwriters en muzikale krachtpatsers. Fogerty’s muziek was kort en krachtig, geworteld in de traditie van de rock ’n’ roll. Het klonk allemaal even vertrouwd in de oren, terwijl het z’n weega toch niet kende. En wat niet minder bijzonder was: aan liefdesliedjes deed hij niet.
Creedence Clearwater Revival stond zowel in het dorpscafé als in de studentenkroeg op de jukebox. Precies zo had Fogerty het zich gewenst. “Ik wil muziek maken voor iedereen,” verklaarde hij eens. “Het ligt niet in mijn bedoeling om jongeren en ouderen uit elkaar te drijven of om een onderscheid te maken tussen tieners en twintigers. Ik vind dat muziek moet verbroederen.” Zijn ideaal om de popgeschiedenis in te gaan als “Hank Williams, iemand die liedjes heeft gemaakt die mensen zich altijd zullen blijven herinneren”, is inmiddels werkelijkheid geworden. Niet voor niets moet Chronicle, het dubbelalbum met de verzamelde hits, regelmatig worden bijgeperst.
John Fogerty was Creedence Clearwater Revival. Binnen de groep vervulde hij alle belangrijke functies: componist, tekstdichter, zanger, sologitarist, pianist, organist, saxofonist, arrangeur, producer, zelfs manager. Sinds het eind van de jaren vijftig had hij met Tom Fogerty, Stu Cook en Doug Clifford samengespeeld, maar pas nadat hij de leiding had gekregen, kwamen de successen. Op het toppunt van de roem eisten de anderen artistieke medezeggenschap. Eerst sputterde hij tegen, reden voor zijn oudere broer om een solocarrière te beginnen, waarna hij alsnog toegaf. Het liep regelrecht op een mislukking uit, net als het enige democratisch tot stand gekomen groepsalbum. Het ging Fogerty allemaal na aan het hart. “Ik kon het niet langer aanzien,” zou hij naderhand bekennen. “Creedence Clearwater Revival eindigde als een gescheurde vlag die door de modder werd gesleept.”
Fogerty mocht dan wel met Creedence Clearwater Revival wereldberoemd zijn geworden, zijn werk werd in wezen zwaar onderschat. Pas jaren later kreeg men door dat zijn teksten een diepere betekenis hadden. Met name in de trits albums Green River, Willy And The Poor Boys en Cosmo’s Factory schuilde een sociaal puritanisme. Veelvuldig bezong hij als Californische jongen op pseudo-autobiografische wijze het Amerikaanse verleden in de zuidelijke staten Tennessee en Mississippi. Zijn plaatsvervangend heimwee kwam voort uit zijn overtuiging dat de wereld indertijd nog perspectief had. Keek hij naar het heden, dan zag hij dat de mens zijn vrijheid, letterlijk en figuurlijk, kwijt was.
In de liedjes van Fogerty was opvallend vaak sprake van onheilspellende luchten, gierende stormen en vooral aanhoudende stortregens - noodweer als metafoor voor fatalisme. Haast visionair bleek achteraf Who’ll Stop The Rain, waarin het verhaal van de Toren van Babel wordt gekoppeld aan een impressie van het legendarische popfestival in Woodstock. Heard the singers playing, how we cheered for more, heet het. The crowd had rushed together, trying to keep warm. Still the rain kept pouring, falling on my ears. And I wonder, still I wonder, who’ll stop the rain? Voor de generatie die geloofde met muziek en liefde de wereld te kunnen veranderen, waren met de jaren zeventig inderdaad donkere tijden aangebroken.
Na Creedence Clearwater Revival werkte Fogerty in zijn thuisstudio noest aan een plaat met countryklassiekers. Hij bespeelde zelf de meer dan tien verschillende instrumenten en zong alle koortjes in. The Blue Ridge Rangers, zo noemde hij zijn eenmansorkest. Ter mystificatie zette hij op de hoes van het titelloze album een trucagefoto: vijfmaal hijzelf in telkens een andere houding, staande op een heuvel in de ochtendschemering. Zijn naam stond nergens vermeld, maar wat hij niet kon verhullen, was dat de klank van de muziek onmiskenbaar Creedence Clearwater Revival was. Twee jaar later, nazomer 1975, bracht hij onder zijn eigen naam een titelloos album uit. Opnieuw had hij alles in zijn eentje gedaan en ditmaal waren ook praktisch alle liedjes weer van zijn hand. De pastorale rock ’n’ roll vol peilloze weemoed bleek niet aan het grote publiek besteed. Daarna werd het stil rond hem.
Sinds het begin van de jaren tachtig deden over Fogerty de wildste geruchten de ronde. Hij zou een zonderling zijn geworden, die zich volledig van de buitenwereld had afgesloten. Met vrouw en kinderen woonde hij ergens buiten in het noorden van Californië, waar hij slechts af en toe bezoek wilde ontvangen. Met zijn platenmaatschappij hield hij uitsluitend telefonisch contact. Muziek maken deed hij nog volop, maar of hij ooit weer een plaat zou uitbrengen kon niemand zeggen. De anderen van Creedence Clearwater Revival bleven ondertussen maar hopen op een hereniging, vooral nadat hij op de trouwpartij van zijn broer en het reüniefeest van zijn oude school de tijden van weleer voor even had willen doen herleven.
Twee jaar geleden liet hij eindelijk zelf iets van zich horen. Aanleiding was een gewonnen proces tegen zijn vroegere platenfirma, die hem in de tijd van Creedence Clearwater Revival voor miljoenen dollars had bedrogen. Daarbij had hij vastgezeten aan een wurgcontract, zo verklaarde hij op een persconferentie, reden waarom zijn hoofd al die jaren niet echt naar muziek maken had gestaan. Wel had hij bijna dagelijks op zijn instrumenten geoefend, ontevreden als hij was geweest met het spelpeil van zijn eenmansorkest. Maar nou was hij eindelijk klaar voor een nieuwe plaat en hij kon dan ook met een gerust hart verzekeren dat zijn terugkeer in de popmuziek niet al te lang meer op zich zou laten wachten.
Fogerty had zich zijn comeback niet beter kunnen wensen. Nog geen maand na verschijnen is Centerfield al goud en ook artistiek doet het album weinig onder voor zijn oude werk. Dat de jeugdsentimentele muziek typisch Creedence Clearwater Revival is, valt niet te ontkennen, maar argwaan wekt het niet. Het lijkt gewoon alsof John Fogerty nooit weg is geweest.