Gary Louris - In de schaduw van The Jayhawks
Het loopt tegen halfvijf als Gary Louris een flinterdun shagje opsteekt en zich een bodempje whiskey inschenkt. Over een kleine tien minuten moet hij op in de bovenzaal van de Paradiso in Amsterdam, die op deze ideale zondagmiddag in juni toch nog behoorlijk vol is gelopen. Aanhangers van The Jayhawks zijn kennelijk hondstrouw, zoals eerder al was gebleken bij de talrijke optredens van Mark Olson. Sinds enige tijd opereren de beide voormannen van de semi-legendarische countryrockgroep als gelegenheidsduo. Wel lijkt met het verschijnen van het album Ready For The Flood en een Europese tournee voor de boeg het vrijblijvende er inmiddels een beetje af. Sterker nog, getweeën zullen ze in grotere zalen staan dan Louris nu in zijn eentje, waarbij deze het zich niet eens kan veroorloven om een stel begeleiders mee op pad te nemen.
“Ik heb het er best moeilijk mee om weer van voren af aan te moeten beginnen,” geeft Louris ruiterlijk toe. “Van The Jayhawks konden we namelijk prima leven, dus wat dat betreft was er geen enkele reden om de band op te doeken. Natuurlijk hebben we bij lange na niet aan de commerciële verwachtingen voldaan, terwijl er achteraf bezien ook artistiek beslist meer in had gezeten, maar Mark moest er zo nodig vroegtijdig de brui aan gegeven. Aan de andere kant kon ik na zijn vertrek vrijelijk mijn gang gaan, want we hadden allebei zo onze eigen ideeën over waar het met The Jayhawks naar toe moest. Maar na zo’n tien jaar met dezelfde bezetting te hebben gewerkt, was de rek er voor mij helemaal uit. En om nou alleen omwille van de inkomsten de groep in stand te houden, was mijn eer werkelijk te na.”
Na de stille dood van The Jayhawks blies Gary Louris nieuw leven in Golden Smog, zijn hobbyproject met naaste collega Marc Perlman, Run Westy Run-voorman Kraig Johnson en Soul Asylum-gitarist Dan Murphy, aangevuld met Wilco-leider Jeff Tweedy als los-vast erelid. Wat ooit voor de grap begon als een min of meer thematische coverband, die bijvoorbeeld eens een heel optreden wijdde aan het zo verfoeide repertoire van de Eagles, werd met Another Fine Day plotsklaps een serieuze onderneming. Het nauwgezet afgewerkte album vol rijk gearrangeerde popmuziek van het neo-klassieke soort leek bijna een prestigeproject van Louris, die zich als multi-instrumentalist en frequent medecomponist nadrukkelijk deed gelden. Bovendien tekende hij in combinatie met Tweedy voor de twee verreweg mooiste liedjes, die heimelijk doen verlangen naar een duoplaat. “Mijn idee,” is zijn van een diepe zucht vergezelde reactie. “Ik heb het wel eens voorzichtig geopperd, maar Jeff doet het momenteel zo goed in zijn eentje, dat hij er vooralsnog geen oren naar zal hebben.”
Naast Golden Smog hield Louris zich onledig als muzikale klusjesman. Zo produceerde hij albums voor het bevallige americanaduo Sarah Lee Guthrie & Johnny Irion en de Canadese rootsrockers The Sadies. Beduidend eervoller was zijn medewerking aan Taking The Long Way van de Dixie Chicks, wat hem vooral in zijn hoedanigheid als co-componist bovendien geen windeieren legde. “En verder heb ik vooral veel tijd doorgebracht met mijn gezin, waarbij ik eindelijk weer eens toekwam aan normale zaken als het gazon maaien, kruiswoordpuzzels oplossen en televisie kijken. Ik had helemaal geen klagen over mijn bestaan als huisman in St. Paul, die zijn vrouw genereus in staat stelde de nodige tijd en energie te steken in haar eigen winkel. Twee tot drie maanden per jaar trekken we ons terug in het zuiden van Spanje, waar we een huis hebben gekocht in het plaatsje Puerto de Santa Maria.”
Hoe langer Louris in de luwte van de muziekindustrie opereerde, des te huiveriger werd hij bij de gedachte de draad weer op te moeten pakken. “Per slot van rekening is het er de afgelopen tijd bepaald niet makkelijker op geworden om je te handhaven in de toch al harde wereld van de popmuziek. Aan inspiratie ontbrak het me trouwens niet, eerder integendeel, maar ik durfde die nieuwe liedjes niet zo goed naar buiten te brengen. Alleen schiet je er niets mee op als je maar blijft zitten wachten. Uiteindelijk won de geldingsdrang het van de faalangst.”
Bijna vijf jaar na de zwanenzang van The Jayhawks, het amper gehoorde meesterwerkje Rainy Day Music, kwam Gary Louris voor de dag met Vagabonds. Verrassend genoeg geproduceerd door Black Crowes-zanger Chris Robinson bleek het een soloplaat in de ouderwetse betekenis van het woord – de snelweg was bij wijze van spreken verlaten voor een binnenweg. De tien allesbehalve behaagzuchtige nummers bewegen zich in een kalm tempo voort en moeten het opmerkelijk genoeg veelal zonder refrein of brug stellen. Nauwelijks meer dan functioneel begeleid door een toetsenist, een steelgitarist en een ritmesectie, laat Louris zich vocaal wel frequent bijstaan door The Laurel Canyon Family Choir, een tienkoppig gelegenheidskoor dat op ingetogen wijze een gospelachtige draai aan het geheel geeft.
Op het eerste gehoor beantwoordt dit bezonken solodebuut belist niet aan de verwachtingen van de Jayhawks-liefhebber, maar wie de moeite opbrengt door te luisteren, wordt beloond met een spiritueel album over de zoektocht naar de zin van het leven. “Op sommige ochtenden stap je uit bed met de vraag waarom en waarvoor je hier eigenlijk bent,” vertelt Louris. “De ondraaglijke lichtheid van het bestaan kan je behoorlijk in verwarring brengen. Ik dacht inmiddels zeker te weten waar ik zoal in geloofde, maar goed en wel vijftig begon ik alles in twijfel te trekken. Achteraf gezien niet zo verwonderlijk, want ik had natuurlijk tijd in overvloed voor bezinning. Enfin, op al mijn vragen heb ik nog steeds geen antwoord. Wel weet ik nu precies wat me in mijn onderbewustzijn zoal bezighoudt.”
Louris mag eigenlijk niet klagen en toch zegt hij met een zeker onbehagen te kampen. Bij het opmaken van de tussenbalans van zijn leven luidde de conclusie dat het beter had gekund, iets waar hij zich bij heeft weten neer te leggen, zij het niet zonder zich te hebben voorgenomen het er niet bij te laten zitten. “Ik moet eerst eens door die overgangsperiode heen zien te komen,” zegt Louris op zakelijke toon. “Therapeuten symboliseren het leven graag met de letter U, waarbij de bocht staat voor de fase tussen je vijftigste en zestigste. Je bent op het laagste punt aanbeland en dan wil je wel eens vergeten dat het vanaf daar alleen maar omhoog kan gaan. Niet voor niets ben je in die jaren het meest vatbaar voor depressies, heb ik me laten vertellen. Je bent nog niet oud, maar ook niet meer jong. Niet dat ik al wakker lig van ziekte en dood, hoor. Mijn moeder leeft nog, zij is ver in de tachtig, terwijl mijn vader amper de zestig heeft gehaald. Wie weet is het dus over een kleine tien jaar met mij afgelopen, al kan het kan het ook net zo goed nog minstens dertig jaar duren.”