Franz Ferdinand - Post-new wave

Juni 2013

i.s.m. Louis Nouws

Waar blijft de tijd? Het lijkt pas gisteren gebeurd, maar het blijkt alweer dik negen jaar terug. Met het hoekig swingende Take Me Out liet Franz Ferdinand horen hoe fris en fruitig new wave in de jaren nul wel niet kon klinken. Deze zomer keren de Schotten terug aan het front met Right Thoughts, Right Words, Right Action, “een album vol dansmuziek over het verstand versus de ziel, gespeeld door een of andere onnozele popgroep”. Na het onweerstaanbare titelloze debuut en de in euforische staat gemaakte opvolger You Could Have It So Much Better probeerde het naar de aartshertog van Oostenrijk-Este vernoemde kwartet uit Glasgow zich al te geforceerd te vernieuwen met Tonight. Op hun vierde album hebben zanger en gitarist Alex Kapranos, gitarist en toetsenist Nick McCarthy, bassist Bob Hardy en drummer Paul Thomson op het eerste gehoor het midden weten te vinden tussen opwekkende en overdachte popmuziek. Tien weken voor de verschijningsdatum eind augustus ontvangen de vier leden van Franz Ferdinand aan de vooravond van hun zomerfestivaltournee het persvolk. Wij mogen plaatsnemen tegenover voorman Kapranos, een jongensachtige veertigplusser die casual chic gekleed gaat in een zwarte broek, een zwart spijkerjack en een prachtige blouse met grafische print in gedekte beige tinten.

Franz Ferdinand staat voor stijl. Maar het is nooit overgestileerd.

“Nee, je moet niet overvoeren, is mijn overtuiging. Het artwork van onze eerste twee albums was sterk grafisch, geënt op de constructivistische schilderijen van Russische avant-gardisten als Malevich en Lissitzky. De snapshotachtige zwart-witfoto op Tonight is in de stijl van Weegee, die in de jaren dertig en veertig in New York moorden, ongelukken en branden vastlegde. Ik hou van een beperkt kleurenpalet. Trendy combinaties vermijd ik. We willen liever afwijken dan meelopen. Voor Right Thoughts, Right Words, Right Action heb ik enkel zwart en roze gebruikt. Geen gebruikelijke kleurstelling, tenminste niet in de rock ’n’ roll, hooguit bij een modehuis als Chanel. Het ontwerp van de vier pijlen heb ik zelf geschetst. Paul heeft het verder uitgewerkt en de belettering verzorgd. Zijn getekende letters ogen menselijk. De plaat moest net zo klinken: vier mensen die samen muziek maken.”

Zo is het album ook opgenomen?

“De basis zeker, al is er achteraf natuurlijk wel nog het een en ander toevoegd. Ik houd van geproduceerde platen, maar tegelijkertijd wil ik de luisteraar niet overbluffen met een fantastische sound. Een album moet imponeren door zijn liedjes. Eigenlijk zijn we op zoek naar de onbevangenheid waarmee je als een kind naar popmuziek luisterde. Wist jij veel wat het verschil tussen een bas en een sologitaar was of dat je daar op de achtergrond een hobo hoorde. Je wist niet eens van het bestaan van een producer, laat staan wat zo iemand doet. En de meeste volwassenen hebben trouwens nog steeds geen idee. Maar je weet als kind wel of een je een liedje goed vindt.”

Waar luisterde jij als jochie nou naar?

“Vooral dramatische popmuziek, zoals Adam And The Ants. Thuis werd er veel Griekse volksmuziek gedraaid, vanwege mijn vaders komaf. En The Beatles, niet te vergeten, ik ben opgegroeid met hun platen. Op mijn vierde kreeg ik een rood gitaartje, zo’n lullig speelgoedding, maar ik vond het geweldig. Al maakte een plastic machinegeweer toen ook diepe indruk op mij. Gelukkig koos ik uiteindelijk voor het instrument en niet voor het wapen.”

Wanneer werd het echt serieus met de muziek?

“Nooit, geloof ik. Nee, zonder gekheid. Mijn vader had een aftandse akoestische gitaar, en omdat dat ding toch rondslingerde ging ik er maar wat op pielen. Mijn ouders stuurden me op pianoles, maar dat zag ik helemaal niet zitten. Jarenlang toonladders oefenen en als je dan eindelijk wat kon spelen was het van die verschrikkelijke barok. De gitaar voelde als iets van mezelf. Mijn vriendje op school had er ook een en omdat hij net zo weinig onderlegd was als ik gingen we onze eigen liedjes maken. Met een viersporenrecorder namen we complete albums op. Dat vonden we prachtig om te doen. We hadden toen helemaal geen ambitie om met een band op een podium te staan.”

Wanneer kwam daar verandering in?

“Rond mijn twintigste ontdekte ik de do-it-yourself-scene in Glasgow. Samen met een paar anderen begon ik een club in een kelder onder een bar, waar Stuart Murdoch van Belle And Sebastian en Stuart Braithwaite van Mogwai nog met hun vroegere bands hebben opgetreden. Wat er in die tijd in Glasgow speelde, week zo sterk van wat er in Londen gebeurde. Daar was het alleen maar Britpop wat de klok sloeg. Een volstrekt verkeerd begrip trouwens: het was Engelse pop. Wij Schotten maakten heel andere muziek. Bovendien is Glasgow een relatief kleine stad, waar de verschillende kringen zich eerder mengen. Bij de eerste optredens met Franz Ferdinand bijvoorbeeld vertoonden we films of video-installaties van kennissen. Het was een heel sociaal en kunstzinnig gebeuren.”

Wat gebeurde er muzikaal gezien destijds in Glasgow?

“Het succes van Mogwai genereerde een heleboel minder getalenteerde navolgers, die zich te buiten gingen aan zelfvoldane en richtingloze post-rock. Wij wilden geen rockband zijn, maar een beatgroep. In Glasgow was toen ook al elektronische muziek te horen, waar we zeker niet ongevoelig voor bleken. Met Franz Ferdinand wilden we de sound en de dynamiek van dance vertalen naar krachtige, melodieuze gitaarmuziek waarop je kon dansen.”

Met jullie debuutalbum hebben jullie oneindig lang getourd.

“We konden er geen genoeg van krijgen. Vergeet niet dat we alle vier jaren met andere bandjes wanhopig hadden lopen hengelen naar optredens. Desnoods speelden we gratis en voor niks op een of ander tuinfeest. We reden helemaal naar Birmingham voor een party waar anderhalve man en een paardenkop kwamen opdagen. Dus met Franz Ferdinand namen we echt alles aan wat we kregen aangeboden. Het was zoiets als in een kamer vol drank belanden nadat je jaren hebt drooggestaan. Je houdt je niet in en een dag later zit je met een gigantische kater.”

Hoe konden jullie dan toch zo snel met een opvolger op de proppen komen?

“Dat vloeide voor een deel voort uit frustratie. In  onze begintijd waren we bijzonder productief, we schreven voortdurend liedjes. Vanwege het vele touren en alles wat daarmee samenhangt, zoals het reizen en het geven van interviews, kwam daar weinig meer van terecht. We wilden heel snel een tweede album maken om zo voor onszelf te bewijzen dat onze creativiteit absoluut niet was opgedroogd.”

Voor Tonight namen jullie dan weer ruim de tijd.

“Dat album is praktisch helemaal in de studio onstaan. Alle liedjes begonnen als jams, waar je een riff of een groove aan overhoudt. Dan ga je zoeken naar een bijpassende melodie en vervolgens moet je ook nog gaan zwoegen op de teksten. Tenminste, zo voelde het voor mij. Ik heb er in ieder geval weinig plezier aan beleefd. Dit nieuwe album was veel prettiger om te maken. Vanaf het begin liep het lekker. We hadden genoeg ideeën, die een stel goede liedjes opleverden, en dan kun je rustig nadenken over hoe je ze wilt opnemen.”

Hoe ontstaan bij jullie de liedjes?

“Dat wisselt. De ene keer zit Nick wat op zijn gitaar te pielen en schiet me opeens de tekst voor het refrein te binnen, dan weer maak ik een compleet nummer in mijn eentje. The Universe Expanded op ons nieuwe album heb ik samen met Bob geschreven, nadat we hadden lopen filosoferen over het uitdeiende heelal. En wat er zou gebeuren als het weer ging krimpen, want dan begint ook de tijd terug te lopen en krijg je heel merkwaardige situaties. Achter de piano hebben we toen zitten zoeken naar akkoordenreeksen die een vervreemdend effect sorteren.”

Je hebt het nieuwe album omschreven als ‘een cynicus op zoek naar optimisme’.

“Heb ik dat echt woordelijk zo gezegd? Om een optimist te zijn hoef je heus niet alles voor zoete koek te slikken, dat bedoelde ik eigenlijk. Je moet je voortdurend vragen blijven stellen en niet zozeer uit zijn op het vinden van antwoorden. Zo draait Fresh Strawberries om sterfelijkheid. Een aardbei is geen lang leven beschoren. Als kind sta je niet stil bij de dood, maar naarmate je ouder wordt denk je steeds vaker aan het einde. Ik geloof dat het album vooral gaat over het conflict tussen de intellectuele, meer sceptische kant van onszelf die ons vertelt dat overal een verklaring voor is te vinden, en de spirituele kant die het onverklaarbare kan omarmen.”

Jullie hebben vorig jaar best veel opgetreden, waarbij ook de nieuwe nummers op het repertoire stonden.

“Ja, wanneer we weer een paar nieuwe liedjes af hadden, probeerden we ze meteen uit op het podium. Vervolgens trokken we de nodige tijd uit om in alle rust weer te gaan schrijven. Het waren trouwens ultrakorte tournees van hooguit tweeëneenhalve week. Als we terugkwamen hadden we enorm veel zin om op te gaan nemen. We hadden energie die je verliest als je te lang in een studio rondhangt. Dan verandert het wilde beest in een huisdier. We namen telkens twee of drie nummers op. Dat hield het spontaan en fris, waardoor het helemaal niet als werk aanvoelde. Muziek maken moet je op de eerste plaats voor je plezier doen. Net als leven. Toch?”

Word je door andere muziek beïnvloed wanneer je aan een album werkt?

“Nauwelijks. Het zijn eerder boeken en films die me inspireren. Ik ben bijvoorbeeld gefascineerd door hoe sommige regisseurs een verhaal opbouwen. Ze laten je geloven dat een gebeurtenis op een bepaald moment zal plaatsvinden en dan gebeurt het net iets eerder dan verwacht. Dan kun je ook toepassen in muziek. Een refrein dat net een tel eerder komt, of in een andere toonsoort is gezet. Ik heb gemerkt dat die verschillen heel klein kunnen zijn om toch een groot effect te sorteren. Een ander voorbeeld: een tijd geleden kocht ik op een rommelmarkt een briefkaart met de boodschap Kom naar huis, ik hou van je, zowat helemaal vergeven. Als je ogen en oren openhoudt, vind je overal inspiratie. Misschien is muziek wel de laatste plek waar je als muzikant moet zoeken.”