Elbow - Blind vertrouwen

Juni 2011

De ploeg van Elbow legt de etappe van Brussel naar Amsterdam per Thalys af. Wel zo makkelijk, rustig en luxueus, ware het niet dat er goed en wel over de Nederlandse grens natuurlijk prompt vertraging optreedt. Ruim drie kwartier achter op het strakke schema arriveert de karavaan op het Amsterdamse Westergasterrein, waar het kwintet plus strijkkwartet die zomerse lenteavond een besloten concert zal geven. Maar eerst wacht er voor allemaal nog een uurtje interviews, wat ze op het terras achter een kloek glas pils in de verste verte niet vinden lijken op gewoon werken.

Sinds een jaar of drie behoort Elbow tot de grote popgroepen van het Verenigd Koninkrijk, maar op enige kapsones laten ze zich niet betrappen. De onvermoede doorbraak lijkt hen eerder tot dankbaarheid te stemmen dan dat ze het loon naar werken willen noemen. Zelfbewust blijken ze wel, zij het op een onwaarschijnlijk bescheiden wijze. Want wat kan hen na de miljoenenverkoop van hun vorige album eigenlijk nog gebeuren?

“De voorafgaande jaren konden we al aardig rondkomen van de muziek, maar nu is de toekomst voor onze gezinnen tot in lengte van dagen verzekerd. Dat heeft bij ons alle druk van de ketel gehaald,” zegt gitarist Mark Potter. “Waar bijna iedereen anders in zo’n situatie zichzelf op z’n minst wil evenaren, hebben wij juist het idee dat we aan niemands verwachtingen meer hoeven te beantwoorden. Voortaan kunnen we onbekommerd onze eigen gang gaan.”

“Ditmaal waren we er tenminste bij voorbaat van verzekerd dat ons volgende album zou worden uitgebracht,” vult toetsenist en producer Craig Potter aan. “Tot dan toe zaten we telkens zonder platencontract of anders rommelde het wel bij het label. Nu was er voor het eerst sprake van hooggespannen verwachtingen rond ons, maar na alle onzekerheid in het verleden kennen wij niet de minste faalangst. Aan inspiratie heeft het ons trouwens sowieso nooit ontbroken, want ondanks alle kopzorgen hebben we onze creativeit altijd kunnen botvieren.”

Vanzelfsprekend wordt er van allerlei kanten hard getrokken aan Elbow, waarbij vooral vanuit de Verenigde Staten de roep om langdurige tournees steeds luider klinkt. “Het liefst willen ze je daar voor minimaal zes maanden op rij de baan op sturen. Nou, dan is men ons aan het verkeerde adres,” aldus Craig Potter. “Zeker dit jaar is het zomerseizoen voor ons ideaal werken. We doen elk weekend wel een paar festivals en de rest van de tijd zitten we gezellig thuis.”

*******

Thuis voor Elbow is Manchester, of nauwkeuriger gezegd Greater Manchester, want de meeste groepsleden wonen in een plaats onder de rook van die textielstad. De broers Mark en Craig Potter leerden zanger Guy Garvey, bassist Pete Turner en drummer Richard Jupp begin jaren negentig kennen op de middelbare school in Bury. “Tijdens de eerste repetitie bleek gelijk dat het tussen ons klikte, ook al kwamen we die keer niet veel verder dan het intro van Don’t You (Forget About Me) van Simple Minds,” vertelt Mark Potter. “Niemand van ons beheerste zijn instrument nog fatsoenlijk en we hadden geen flauw idee wat we muzikaal eigenlijk wilden. Ach, op die leeftijd vind je het vooral geweldig om in een band te zitten.”

Tot diep in de jaren negentig grossierde het vijftal onder de naam Soft in stuiterende funk, geïnspireerd door Santana, Sly & The Family Stone en, verrassend genoeg, de Beastie Boys. “Met name het album Check Your Head was erg belangrijk voor ons door het veelvuldige gebruik van hammondorgel en wahwahgitaar. Funk is niet de makkelijkste muziek en zo ontwikkelden we ons vakmanschap en natuurlijk ook ons samenspel.” Waarop Craig Potter aanvult: “Doordat we gestaag vooruit bleven gaan, passeerden we ongemerkt het punt waarop je niet langer terug kunt. Je kan op een gegeven moment gewoon niet meer zonder.”

Optreden in die beginperiode leverde overigens amper iets op, integendeel zelfs, geregeld moesten ze kaartjes weggeven om publiek te trekken. Pas toen het funkrepertoire werd verruild voor ‘bezonken en melancholieke’ stukken van eigen hand begon het een beetje te lopen voor wat inmiddels Elbow heette. Universitaire studies werden gestaakt, goede banen met doorgroeimogelijkheden opgezegd. “Noem het blind vertrouwen,” zegt Mark Potter. Na een stel ep’s ging met het volwaardige album Asleep In The Black voor een gevestigd label begin deze eeuw hun carrière serieus van start.

Opvolgers Cast Of Thousands, inclusief de eerste festivalfavoriet Grace Under Pressure met het galmrefrein We still believe in love, so fuck you, en het politiek geladen Leaders Of The Free World trokken zowel artistiek als commercieel de stijgende lijn verder door. De grote doorbraak beleefde Elbow een kleine drie jaar terug met The Seldom Seen Kid, niet in de laatste plaats dankzij een meeslepend optreden op Glastonbury, het grootste popfestival ter wereld. De uitvoering van het verheffende One Day Like This met het publiek als koor liet niemand voor de televisie onberoerd. Van hetzelfde laken een pak is het veelzeggend getitelde Open Arms van het actuele album Build A Rocket Boys!.

“Positiviteit uitdragen zonder in cliché’s te vervallen, daar gaat het ons om. Het is mooi en ook noodzakelijk om samen het leven te vieren,” aldus Craig Potter. “Onze muziek leent zich bij uitstek voor enorme ruimtes en vlaktes. Veel van onze composities dragen iets groots en weids in zich, al zijn ze niet lang niet allemaal even volksliedachtig. Wij hebben geen overdaad aan instrumenten nodig om orkestraal te klinken. Bij Build A Rocket Boys! hebben we doelbewust geprobeerd de arrangementen zo klein mogelijk te houden. Meer met minder, dat was voor ons ditmaal de kunst.”

*******

Elbow verklaart zich openlijk schatplichtig aan Pink Floyd na de periode Syd Barrett, Talk Talk van de uit zicht verdwenen Mark Hollis en, last but not least, Genesis ten tijde van Peter Gabriel. Diens stem lijkt soms wel gekloond door Guy Garvey, terwijl op zijn beurt het grote voorbeeld weer wegloopt met zijn navolgers, getuige de vertolking van hun Mirrorball op zijn orkestrale coveralbum Scratch My Back.

“We maken progrock, maar dan zonder de solo’s,” pleegt Craig Potter hun werk te definiëren. “Van instrumentaal machtsvertoon houden we ons verre, ook al omdat we niet pretentieus willen overkomen. Alles moet in dienst van het liedje staan. Onze muziek moet niet verbluffen, maar een gevoelige snaar raken. Eigenlijk doen we weinig anders dan het verklanken van de emotionele teneur van wat Guy zingt.”

Uitzonderlijk genoeg spreekt Garvey zijn liedteksten niet alleen door met de anderen, hij vraagt ze zelfs om inspraak. “Ditmaal had hij een heleboel fragmenten uit zijn dagboeken en notitieblocs gefotokopieerd en die vellen in onze studio aan de muur geprikt. Wij moesten onze favoriete zinnen markeren, die hij dan weer als uitgangspunt kon nemen bij het schrijven van de teksten,” vertelt Mark Potter. “Veel liedjes op Build A Rocket Boys! gaan terug naar onze jeugdjaren. Bijna alles waar Guy over zingt, hebben wij allemaal ook meegemaakt. Al met al is het een opwekkend album geworden, vind ik. De tijd is een goede zeef voor herinneringen. Een mens neigt er toch eerder toe de mooie belevenissen te onthouden.”

Bemoedigend en aanmoedigend, dat is de grondtoon van het majestueuze en nochtans allesbehalve protserige of pompeuze Build A Rocket Boys!, hoewel in liefst vijf nummers het jongerenkoor van het Hallé symfonieorkest uit Manchester te horen valt. “We hebben die koorzang alleen als een extra klankkleur gebruikt, waarbij het ons vooral om de sfeer ging,” legt Craig Porter uit. “Voor bijna iedereen is het een direct herkenbaar geluid, want wie heeft er nou niet ooit een keer een nachtmis ofzo bijgewoond. Van een koor gaat iets geruststellends of troostrijks uit.” We got open arms for broken hearts like yours my boy, come home again, heet het in het roerende sleutelnummer van Build A Rocket Boys!, dat zich op een festivalweide bijna hand in hand laat meezingen. Alsof de muziek je verzekert dat alles uiteindelijk goed zal komen.

“De toekomst van de Elbow heeft diverse keren op losse schroeven gestaan, maar we hebben er telkens de moed in weten te houden. Zelfs als we even geen idee meer hadden hoe het nou verder moest, zeiden we tegen elkaar: laten we in ieder geval alvast wat nieuwe liedjes gaan maken,” vertelt Craig Potter. “De vele tegenslagen hebben ons tot zo’n hecht collectief gesmeed. Ongelooflijk eigenlijk dat we al langer dan de helft van ons leven bij elkaar zijn.” Waarop Mark Potter weer aanvult: “Het is een soort huwelijk. We kennen elkaar door en door, we houden er allemaal min of meer dezelfde levensstijl op na en we hebben elkaar hoog zitten. En ook niet onbelangrijk: wanneer we doodop of katerig zijn, moeten we om elkaar lachen.”