Eels - Eenzame wolf

Februari 2003

Gisteren in België had hij er acht, vandaag in Nederland doet hij er liefst elf. Wij betreden als voorlaatste de zonovergoten hotelkamer, waar hij er nog verbazingwekkend fris bij zit. Eenmaal aan de praat blijkt hij net als in zijn rake teksten dan ook geen woord teveel te zeggen. Met diezelfde ijzeren discipline maakt de verse veertiger Mark Oliver Everett na een gesjeesde solocarrière al sinds een jaar of zeven albums met zijn groep Eels, die op de fantastische drummer Butch na telkens van bezetting wisselt. Shootenanny! heet zijn nieuwste en hoewel het onvolprezen knutseldebuut Beautiful Freak opnieuw niet wordt geëvenaard, komt hij ook ditmaal weer met de nodige prachtliedjes op de proppen. Als tekstdichter kan hij zich zo langzamerhand meten met Randy Newman, waarbij de geboren schlemiel als vanouds de hypochonder en misantroop in hem de vrije loop laat – en dat zonder zichzelf volslagen belachelijk te maken. Overigens lijken mens en muziek in zijn geval volledig samen te vallen, getuige alleen al het vreugdeloze lachje waarmee hij achter menig antwoord een punt zet.

Alweer een nieuwe plaat. Je houdt de vaart er wel in. Ben je soms een workaholic?

“Het lijkt er wel op, ja. Ik zou het in ieder geval niet durven ontkennen. Al kun je natuurlijk net zo goed stellen dat ik aan inspiratie geen gebrek heb.”

Anders was je naast Shootenanny! ook niet tegelijkertijd bezig geweest aan nog twee andere albums. Houdt dat in dat je nooit werkt aan losse liedjes, waaruit je dan de beste kiest als de tijd rijp is voor een volgende plaat?

“Nee, meestal gaat het toch om een verzameling liedjes, die op een bepaalde manier met elkaar in verband staan. En soms schrijf ik doelbewust rond een bepaald thema. Dat geldt overigens niet voor Shootenanny!, dat is beslist geen conceptalbum. Althans, het is niet als zodanig opgezet. Want ik zie wel degelijk dat er een rode draad doorheen loopt.”

En die is?

“Dat je jezelf moet leren accepteren, dat je niet alles zo zwaar op de hand moet nemen, dat je niet al te hard over jezelf moet oordelen, dat je een beetje van jezelf moet leren houden. Het is namelijk niet prettig voor anderen om te moeten omgaan met iemand die constant in oorlog met zichzelf leeft. Daarom moet je vertrouwen in jezelf zien te krijgen. En het moet je geen donder kunnen schelen wat anderen zoal over jou denken. Per slot van rekening weet niemand beter dan jijzelf waar je mee bezig bent.”

Eigenlijk is Shootenanny! dus het echte vervolg op Beautiful Freak.

“Het is de vervolwassen versie ervan, ja. Toen was ik zes jaar jonger en heel wat erger in de war dan nu. Ik wist in die tijd gewoon niet waar het met mijn leven naar toe moest.”

Is het feit dat je internationaal carrière hebt gemaakt nou een soort van zoete wraak voor je?

“Nee, zo ervaar ik dat niet. Al heeft het zeker meegespeeld, dat gevoel van: ik zal jullie allemaal wel eens wat laten zien. Maar wat je grote droom als kind ook mag zijn, tegen de tijd dat hij uitkomt heeft hij niet meer dezelfde betekenis voor je. Dat mag je tenminste hopen, want anders heb je van het leven niets geleerd. Als een droom werkelijkheid wordt, ben je namelijk nog niet meteen ook verlost van al je problemen.”

En een droom is natuurlijk altijd mooier dan de werkelijkheid.

“Klopt, de werkelijkheid valt altijd tegen. Als je letterlijk droomt – in je slaap, bedoel ik –, dan heeft die droom een magie die zelfs te onwezenlijk voor woorden is, laat staan voor het echte leven.”

Een voordeel van een nachtmerrie is dan weer dat het in werkelijkheid eigenlijk allemaal best wel mee blijkt te vallen.

“Maar daarom hoeft een nachtmerrie nog niet minder traumatisch te zijn. Toch?”

Saturday Morningis een heel herkenbaar liedje over hoe in je kindertijd een dag soms een eeuwigheid kon duren. Toen verveelde je kapot, nu zou je steeds vaker niets liever willen. Heb jij dat nou ook?

“Dat je zou willen dat je de tijd kon stopzetten? Zeker. Je wordt tenslotte alsmaar ouder en in de verte zie je de dood al met rasse schreden naderen.”

Liggen tobben over hoe je zult sterven, lijkt wel een dagtaak, zing je in Somebody Loves You. Raar eigenlijk dat de meeste mensen zo weinig piekeren over hun eigen dood.

“Blijkbaar kunnen de meeste mensen de angst voor de dood makkelijk uitschakelen. Alleen stomme mensen zoals ik staan stil bij zaken waar je maar beter niet over kunt nadenken. Maar ik kan het nu eenmaal niet helpen, ik ben gewoon nieuwsgierig.”

Vind je ouder worden op zichzelf ook verschrikkelijk?

“Nee, daar heb ik niet zo’n probleem mee. Ik vind het zelfs wel prettig om ouder te worden. Hoe ouder, hoe wijzer, tenslotte. Je weet steeds beter waar je je wel en waar je je niet druk om moet maken. Plus dat ik goede genen heb. Ik kom gelukkig uit een familie die fysiek en mentaal relatief langzaam aftakelt.”

Het moet vast ook een opluchting voor je zijn dat je op je veertigste al zeven albums op je naam hebt staan. Er is al bijna sprake van een oeuvre.

“Het geeft inderdaad een tevreden gevoel dat ik tenminste al iets heb bereikt. Maar als ik al mijn platen naast elkaar zou leggen, zou ik daar waarschijnlijk juist weer depressief van worden. Dan zou ik zoiets krijgen van: oh, dus dit is mijn leven, méér dan dit stelt het niet voor?”

Wat zou er van je geworden zijn als je geen muzikaal talent had gehad?

“Dan zou ik waarschijnlijk twee keer zo gek zijn geweest als ik nu ben. Muziek is een uitlaatklep voor mij. Persoonlijke problemen los je niet op door er over te zingen, maar het helpt je wel om er mee om te kunnen gaan. Het is een vorm van therapie.”

Uit je muziek krijg je de indruk dat je een ongelukkige jeugd hebt gehad. Is dat ook zo?

“Ach, het was lang niet altijd een en al ellende.”

Het was dus een normale jeugd?

“Zo zou ik het ook weer niet willen stellen. Bij ons in de straat was ons gezin de vreemde eend in de bijt. We waren nou niet bepaald de familie Doorsnee.”

Had je wel vriendjes?

“Ja, hoor. Alleen heb ik me altijd erg eenzaam gevoeld. Nog steeds trouwens. Of ik nu in het gezelschap van andere mensen ben of niet. Ik heb constant het idee dat ik er nooit echt bijhoor.”

Hoeveel betekende muziek voor je als kind?

“Veel, al kan ik me gek genoeg geen platen meer herinneren die een speciale betekenis voor mij hadden. Wat op mij als tiener wel een onuitwisbare indruk heeft gemaakt, is die beroemde biografie van Ray Charles, Brother Ray, een bijzonder openhartig en leerzaam boek. Daarin zegt hij ergens dat je jezelf als artiest eerst moet ontdekken en dat daar de nodige tijd overheen gaat. Net als iedereen begon hij met iemand anders te imiteren, in zijn geval Nat ‘King’ Cole. Totdat hij op een goede dag in een onbewaakt ogenblik opeens als zichzelf zong. Het was nooit bij hem opgekomen om dat bewust te doen, want hij kende niemand anders die zo klonk als hij, dus dacht hij dat niemand daar op zat te wachten. Maar de mensen bleken het prachtig te vinden. Dat was een belangrijke les voor mij: zoek om te beginnen je eigen stem en ga vervolgens ontwikkelen wat er zo speciaal aan jezelf is.”

Wanneer ontdekte je je talent?

“Eigenlijk ben ik er niet zeker van of ik wel echt talent heb. Ik heb nog steeds niet het gevoel dat ik al kunstenaar ben, ik ben nog bezig er een te worden. Daarom werk ik ook zo hard.”

Dat geloof je zelf niet. Je had anders genoeg vertrouwen om met je muziek naar buiten te treden.

“Oké, maar ik ben in ieder geval wel realistisch over mijn capaciteiten, laten we het daar dan op houden. Ik probeer mezelf vooral niet te overschatten. Je hoeft van mij bijvoorbeeld geen symfonie te verwachten, daar ben ik gewoon niet voor in de wieg gelegd. Ik ga heus niet iets doen omdat ik de wereld zo nodig wil laten zien hoe veelzijdig ik wel niet ben. Mijn enige ambitie is om langzaam maar zeker beter te worden in het enige wat ik een beetje aardig kan. En daarnaast moet ik per se kwijt wat ik op mijn lever heb.”

En dat is?

“Dat er hoe dan ook altijd hoop voor iedereen is. En dat meen ik uit de grond van mijn hart. Zo’n liedje als Love Of The Loveless is in wezen helemaal niet cynisch bedoeld. Sommige mensen hebben nu eenmaal de pech dat ze niet de liefde krijgen waar ze zo om verlegen zitten. En dus moet je in zo’n geval voor jezelf leren zorgen. Je moet zelf degene worden die jou die liefde geeft. Dat is moeilijk, maar niet onmogelijk.”

De hoofdpersoon van dat liedje is nou niet bepaald een aimabel iemand. Ergens voelt hij zich te goed voor andere mensen. En de ik-figuur in Rock Hard Times heeft het over de miezerige gedachten in de miezerige hoofden van de kudde.

“Eerlijk gezegd heb ik van die laatste zin wel een beetje spijt. Dat is bij nader inzien toch wat al te kras uitgedrukt. Mensen zouden het verkeerd kunnen opvatten. Die tekst is geïnspireerd op mijn ervaringen met de filmindustrie in Hollywood. Zo ben ik er nu eindelijk achter waarom zo ontzettend veel films zo verschrikkelijk stompzinnig zijn. Die mensen daar houden hun publiek namelijk voor achterlijke idioten. Hoe beledigend kun je zijn?”

In sommige van je liedjes lopen ronduit gevaarlijke types rond. Ze dreigen ieder moment door het lint te gaan.

“Ik reageer alleen maar op wat ik rondom mij heen zie gebeuren. Het wordt van kwaad tot erger, heb ik gevoel. Maar goed, dat hebben mensen vanaf het begin der tijden altijd al geroepen.”

En dan hebben we het nog niet eens over de politiek.

“Wat de politiek betreft heb ik alle hoop opgegeven. Ik wil er dan ook geen woord aan vuil maken in mijn muziek, nog afgezien van het feit dat ik het als onderwerp absoluut oninteressant vind. Ik word gefascineerd door de politiek in de achtertuin, want daar begint tenslotte alle ellende.”

Je hebt zelf niet zoveel op met mensen, zing je in Lone Wolf. Ben je echt zo eenzelvig?

“Ik vrees van wel. Het zit bij ons in de familie. Ik heb nog zó geprobeerd om de keten te verbreken, maar hoe hard ik ook mijn best deed, het wilde me gewoon niet lukken. Op een gegeven moment heb ik de strijd toen maar opgegeven en de eenzame wolf in mij laten winnen.”

Maar ondertussen ben je wel mooi getrouwd.

“Dat zegt niets, mijn vader ook. Negentien jaar lang heb ik met die man onder één dak gewoond en al die tijd hebben we amper twee woorden met elkaar gewisseld. Ik leefde in de veronderstelling dat we niets met elkaar gemeen hadden. Inmiddels weet ik wel beter. Ik lijk méér op mijn vader dan ik vermoedde. Of hoopte. Want zoals gezegd: ik ben een eenzame wolf tegen wil en dank.”