Chuck Prophet - Geluksgitaar
Bobby Fuller Died For Your Sins heet zijn jongste prachtpaat, een diepe buiging naar de jonge Texaanse garagerocker die medio jaren zestig in Los Angeles onder mysterieuze omstandigheden overleed, luttele maanden na zijn klassieke monsterhit I Fought The Law. Amper twintig manifesteerde Chuck Prophet (53) zich als snarenwonder bij de woeste countryrockband Green On Red om vanaf de jaren negentig onder eigen naam keer op keer te verrassen met telkens weer een nieuwe variant op zijn zelfbenoemde verknipte soul-country-rock. Op al die twaalf albums bespeelt de Zuid-Californiër “het zwitserse zakmes onder de elektrische gitaren”.
“Ik zat amper bij Green On Red of prompt werd na een optreden mijn Fender Stratocaster gestolen. We hadden geen cent te makken, zodat we moesten aankloppen bij de platenfirma die ons toen in 1983 net had gecontracteerd. Aan voorschotten deden ze niet, maar wel kon ik naar een of andere muziekwinkel om een nieuwe gitaar uit te zoeken. Daar hing geen Stratocaster aan de wand, sterker zelfs, ze hadden er helemaal geen Fenders, alleen een exemplaar van honderdvijftig dollar dat als twee druppels water leek op een Telecaster, dus besloot ik die maar te nemen. Die zogeheten Squier bleek echter wel degelijk een echte Fender, ontdekte ik thuis, terwijl kort daarop iemand me wist te vertellen dat het ging om een type uit een recentelijk gelanceerde budgetreeks, geproduceerd in Japan. Die oerserie doet eigenlijk in niets onder voor de Amerikaanse modellen, al heb ik mettertijd wel allerlei onderdelen, zoals de elementen en het steekcontact, moeten vernieuwen. Door de jaren heen heb ik diverse reserve-exemplaren op de kop getikt, maar ze halen het allemaal niet bij die eerste aanschaf. Gaandeweg ontwikkelde ik er zelfs een irrationele band mee: als ik voor een ander instrument kies, loopt het gegarandeerd fout. Ik heb dan ook nog nooit een plaat opgenomen zonder die orginele Squier. Het is mijn geluksgitaar.”
“De Telecaster valt onmogelijk te verbeteren. Wat hebben ze sinds de jaren vijftig al niet geprobeerd aan te passen: de elementen, de schakelaar en de knoppen, de vorm van de klankkast. En telkens weer keerden ze terug naar het oorspronkelijke ontwerp. Jonathan Richman zei eens toen we er over te spreken kwamen: geen mens haalt het toch ook in zijn hoofd om iets te veranderen aan een ’56 Studebaker. Perfectie laat zich nu eenmaal niet overtreffen. De Telecaster is het Zwitserse zakmes onder de elektrische gitaren: alles wat je nodig hebt, zit erop en eraan. Praktischer kun je het gewoon krijgen. Fender heeft trouwens wel meer fantastische gitaren ontwikkeld. Neem de Esquire, de voorloper van de Telecaster, waarvan ik een custom exemplaar uit 1964 bezit, in elkaar gezet door een oud vrouwtje in Fullerton, Californië. Van hetzelfde bouwjaar is mijn Stratocaster, de geavanceerde opvolger van de Telecaster, een al even ongelooflijk instrument. En verder heb ik nog een Jazzmaster uit 1963 en een qua model vergelijkbare Bass VI, een zessnarige bas, overgenomen van iemand uit The Sandals, die legendarische surfrockband. Geen idee hoeveel stuks mijn gitarenverzameling inmiddels telt, maar ik blijf zweren bij mijn Fenders, of zoals ik ze pleeg te noemen: de Grote Vijf.”
“In de zomer van 2012 werd mijn Squier praktisch voor de deur gestolen uit het bestelbusje, waar ik ’m met mijn stomme kop in had laten liggen. Rick Nielsen van Cheap Trick kreeg het te horen en belde gelijk met het aanbod een van zijn vele Japanse Fenders uit te komen kiezen. Ik besloot het even in beraad te houden, want vrienden van mij hadden een zoekactie op touw gezet. Vrijwel dagelijks flyerden ze in de omgeving van The Castro, de buurt in San Francisco waar ik woon, in de hoop dat de schurk zou zwichten voor de beloning. Zo’n anderhalve week later volgde er een vaag sms’je en konden we aan de rand van een louche buurt de gitaar voor vierhonderd dollar terugkopen. Ondertussen had een andere goede vriend, Jace Everett, de maker van de soundtrack van de tv-serie True Blood, die flyer met foto’s van mijn afgeragde Squier naar Nashguitars in Seattle gestuurd met de opdracht een replica te bouwen. Alleen de naam op de kop van de hals verraadt dat het niet een echte Fender is. Ik weet niet zeker of ik de klank even mooi vind, maar wel dat hij tijdens een optreden nóg minder gauw ontstemd raakt. Hoe dan ook, ik tour sinsdien met die kloon, terwijl ik de Squier alleen nog thuis en in de studio bespeel. Ik wil er voortaan zo zuinig mogelijk mee omgaan."