Carice van Houten - Een ideale chaos

September 2012

i.s.m. Paul Stramrood

Carice van Houten (36) ontvangt in haar Amsterdamse appartement, een übermodern verbouwde garage. De rooibosthee komt op tafel, chocoladetruffels erbij, rechterhand JB Meijers (40) schuift aan. In de open keuken ligt een stapeltje van het gloednieuwe album See You On The Ice. Een zeldzaam gevarieerd elftal liedjes boordevol instrumentale details, gemaakt met behulp van een stel speciale gasten. Ze heeft kennelijk niet voor niets een netwerk opgebouwd in de muziekwereld, onder meer via haar Vredenburg-programma Carice Presents. Naast Howe Gelb van Giant Sand speelde Meijers’ boezemvriend Ken Stringfellow van The Posies mee, gitarist extraordinair Marc Ribot leverde een unieke bijdrage en de grote Antony Hegarty ging een duet met haar aan. Jarenlang hield de zingende actrice de boot af als iemand weer eens kwam vragen of ze niet een plaat wilde maken. “Ik wilde het niet, ik kon het niet, ik mocht het niet, vond ik.”

CARICE: “We zijn het voorprogramma van Rufus Wainwright in de Heineken Music Hall, om klein te beginnen. Dat is onze vuurdoop. We gaan wel wat stiekeme oefenwedstrijdjes doen, onaangekondigd. Ik moet leren zangeres te zijn, die rol ken ik nog niet. Elke popzanger doet zijn ogen dicht op het toneel, ik heb geleerd dat je dat juist niet moet doen, je moet contact maken met je publiek.”

JB: “Daar ben ik het niet per se mee eens. Ik heb optredens van Bonnie ‘Prince’ Billy meegemaakt, daar was ik na een week nog niet van bijgekomen, die maakten net zo veel indruk als Othello.”

CARICE: “Ik zeg ook niet dat ik met mijn ogen dicht geen contact kan maken, maar kijken helpt, zo ben ik opgeleid. Ik zing beter als ik het verhaaltje vertel. Maar voor het optreden moeten we nog een vorm vinden. Dat is het leuke, de cd is nu eigenlijk alweer ouderwets. We hebben er in het repetitielokaal al zo veel andere dingen mee gedaan. We hebben materiaal genoeg voor een concert, want we hebben veel meer nummers opgenomen dan op de plaat staan, alleen niet uitgewerkt. Het kan ook best zijn dat we ene avond dit doen en de andere dat.”

JB: “We hadden gerepeteerd en Carice’s telefoon ging: There’s A Light That Never Goes Out van The Smiths. Toen zijn we dat even gaan spelen met z’n tweeën, daarna deden we You Can’t Hurry Love van The Surpremes, in een soort slow core-versie. We kunnen wel een hele set met dit soort dingen doen. Het lijkt me mooi met deze band een keertje niet zo krampachtig te zijn.”

CARICE: “Kijk, ik was er nooit aan begonnen als me niet was gevraagd iets te proberen. Het is niet in mijn hoofd opgekomen. Dat komt meer doordat ik altijd iets heb weggedrukt. JB heeft een laatje opengetrokken dat ik had dichtgedaan.”

JB: “Ja hoor, dat laatje zag ik al heel lang.”

CARICE: “Het heeft ook te maken gehad met mijn zus. Jelka en ik zingen allebei en acteren allebei. Je bent altijd al concurrenten, twee meisjes, twee jaar verschil, en dan beland je ook nog eens in hetzelfde vakgebied. Dus vind je een manier om dat te scheiden. Mijn zus was de zangeres, ik was de actrice en we kwamen niet op elkaars terrein. Dat houd je niet vol als je allebei talent hebt en ambitie naar beide kanten. Dat gaat vroeg of laat door elkaar heen lopen. We werden daar allebei ook minder rigide in. Ik heb ook heel lang een schuldgevoel gehad tegenover mijn zus. Ik was al succesvol als actrice, dan kon ik niet ook nog eens gaan zingen, dat was niet eerlijk. Ik heb heel lang tegen mezelf geroepen ‘ik kan het niet’ en ‘het is niet mijn vak’. Dat is voorbij. JB zei: ‘Je kunt het wel.’ Het heeft tijd gekost voordat ik dat geloofde. Ik heb best veel te verliezen en ik ben een control freak. Ik had het echt niet gedaan als ik niet in JB en een beetje in mezelf had geloofd.”

JB: “Het idee van de mensen er omheen was: ‘Te gek, we gaan een Anouk-plaat maken, dat meisje zingt , wat van die stoere gasten er achter, daar gaan we enorme aantallen van wegzetten.’ Ik ging daar niet in mee, want ik kende Carice een beetje. Ik zei meteen: ‘Dit gaan we niet in een weekje doen, dit wordt proberen, terugluisteren, nog eens opzetten, en vooral uitvinden of Carice het leuk vindt.’ We kregen totale vrijheid. De voorwaarde was ook dat we altijd konden stoppen. Het eerste plan was bevriende componisten aanschrijven, een selectie uit hun nummers maken, die opnemen, een mixje – klaar. In de studio liep het anders. Uiteindelijk heeft Carice aan de helft van de nummers meegeschreven.”

CARICE: “Ik was in het begin totaal afhankelijk van JB. Ik had nog nooit liedjes geschreven. JB stuurde af en toe demootjes met yoghurttekst, daaruit heb ik mijn favorieten gehaald en daar zijn we op verder gegaan. Van zijn yoghurtteksten probeerde ik wat te maken. De cd was eigenlijk al klaar, maar er moest nog iets anders op, iets duisters. Toen kwam hij met Siren Or The Sea.”

JB: “Ik had dat nummer nooit geschreven als Carice daar niet een vrij minutieuze briefing over had gegeven.”

CARICE: “Het is helemaal van JB, maar ik voel me er net zo verantwoordelijk voor als voor wat ik zelf schrijf. Ik zit er net zo graag tot de laatste seconde bij voor de minidetails. JB weet hoe je een taart moet bakken, ik breng de versieringen aan. Zullen we daar nog een kersje op doen? De kleine dingetjes.”

JB: “Mij doe je geen groter plezier dan me in een studio stoppen en de sleutel weggooien. Onder het eten ouwehoeren over gitaarpedaaltjes, dat bleek Carice ook leuk te vinden.”

CARICE: “Werken in de studio was helemaal nieuw voor me. Van techniek en instrumenten weet ik niet veel, maar ik heb een muzikale achtergrond, ik kan een instrument bespelen en ik heb een eigen smaak.”

JB: “Dat is jouw allergrootste wapen, altijd je iPod gereed, ‘als we dat geluid nou eens…’, en dat kan ik dan redelijk moeiteloos analyseren. Ik ben een soort tool. Carice komt met ideeën die voor een normale muzikant niet kunnen. Neem de uittro van Still I Dream Of It, daar zat nog een heel strijkorkest overheen. Dat moest weg van Carice. Voor honderden euro’s strijkers weggegooid, maar goed.”

CARICE: “En alle Hammonds zijn er ook af.”

JB: “Pim Kops van De Dijk had die partijen prachtig gespeeld. Carice zei dat ze de plaat twintig, dertig jaar ouder maakten. Daar had ik niet aan durven denken, maar haal ze weg en alles verandert. Door met minder te werken kwamen we ergens uit waar ik nog niet eerder was geweest.”

CARICE: “Als je het een beetje chargeert, ben jij van het invullen, vol, groot, en ik van het steeds weer uitkleden. Dat maakt het juist zo’n goede combinatie.”

JB: “De weg is spannend, je krijgt allemaal rare bochtjes. Het is normaal dat Ryuichi Sakamoto muziek gaat maken met Ralf Hütter, allebei minimaal, allebei zen. Wij creëren een ideale chaos door onze schijnbare tegenstelling.”

CARICE: “Ik heb natuurlijk een heel andere inslag door mijn kleinkunstverleden. Ik ben heel erg bezig met de dynamiek van het verhaaltje, ik schrijf scenario’s. Dat wist JB weer niet vooraf, dat ik zo werk.”

JB: “We zijn dus zelf gaan schrijven. Eerst proberen, kijken of dat werkte, of er een klik ontstond. Dat ging verdomd goed. Schrijven is braaf bij elkaar gaan zitten en ergens beginnen. Natuurlijk hoort het van God gegeven inspiratie te zijn, geschreven met de ganzenveer, maar vaak is liedjes schrijven gewoon werken, krassen en opnieuw beginnen.”

CARICE: “De cd is heel divers, dat horen we van iedereen. We hebben ons vaker afgevraagd of er wel een rode draad in zit. Wat mij betreft wel, al is het qua stijl inderdaad veelkleurig. Naar mijn gevoel zijn het allemaal verschillende verhaaltjes, afsplitsingen van personages, en die vragen elk een eigen stijl. Ik vind het ook fijn allerlei verschillende nummers te horen. Ik ben snel verveeld, JB ook.”

JB: “De belangrijkste plaat van The Beatles is Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, een van de meest eclectische platen aller tijden, en voor velen de beste aller tijden. Case closed. Ik ben wel jaloers op mensen die duidelijk kunnen zeggen ‘dit doen we, en dat gaan we dus niet doen’. Ons beider smaak gaat heel veel kanten op. We putten moeiteloos uit klassiek en electro, en koppelen alles aan elkaar. Dit is de beste plaat die ik ooit heb gemaakt omdat we niet rigide te werk zijn gegaan.”

CARICE: “Het heeft ook wel een psychologische achtergrond. Ik kan niet in een hokje, daar kan ik niet tegen. Ik ben eigenwijs, ik wil controle houden, wel een jazznummer maken maar geen jazzplaat, ik wil ook die popkant op kunnen. Dit heeft mijn blik verruimd. Van dat meisje met die akoestische gitaar wilden we vandaan blijven, ik was het gedweep even zat. Die fascinatie komt door mijn vader. Hij zong en speelde ons in slaap. Mijn favoriete liedje was dat van de keizer met de nachtegaal. Die nachtegaal vliegt weg en de keizer wil dan graag zo’n opwindnachtegaaltje. Dan speelde mijn vader op de gitaar wat dat nachtegaaltje zong. Hij had iets gedaan waardoor je hoorde dat dat nachtegaaltje kapot was. Dat vond ik zo te gek. Ik denk dat het allemaal met dat nachtegaaltje is begonnen.”