Blaudzun - Tussen leugen en waarheid

Januari 2014

Op een winterloze winterdag houdt Blaudzun audiëntie in dB’s, een complex oefenstudio’s aan de rand van de Domstad. Hij ontvangt aan een tafeltje midden in de kleine concertzaal, waardoor het tafereel oogt als een examen of misschien zelfs wel een verhoor. Maar zet het geluid erbij aan en er klinkt een prettig gesprek met een innemende prater, wiens zachtmoedige stem eigenlijk niet past bij zo’n beer van een vent in een knerpend leren jack.

Blaudzun is groot gegroeid. Een dikke twee jaar geleden verscheen zonder bombarie Heavy Flowers, dat hem zou promoveren tot de voornaamste alternative act van en uit Nederland. Die opmars kwam niet helemaal als een verrassing, want gelijk al bij de eerste draaibeurt bleek alles aan dat derde album te kloppen, terwijl de official release show in de Utrechtse poptempel Tivoli tot de laatste toon wist te fascineren. Een bescheiden clubtour bleek vervolgens de opmaat tot een almaar uitdijende reeks optredens tot in het verre Amerika toe, waaraan pas eind november op de Rolling Stone Weekender in Duitsland een officieel einde kwam. Ondertussen was er een compleet nieuw album opgenomen en dat nota bene in het diepste geheim, want net als bij de bliksemcomeback van David Bowie moesten alle betrokkenen het stilzwijgen bewaren. Promises Of No Man’s Land nu laat zich beluisteren als de overtreffende trap van het sinds kort gouden Heavy Flowers, zodat het wel heel raar moet lopen wil de expansie niet nog verder doorzetten.

It beats working for a living, luidt een gevleugeld gezegde in de wereld van de rock ’n’ roll, maar desondanks blijft de vraag: waar haalde Blaudzun toch de tijd, de rust en de puf vandaan voor die snelle opvolger en hoezo heeft hij daar uit faalangst niet eindeloos aan zitten prutsen? “Het plan was inderdaad eerst om er voor een half jaar de stekker uit te trekken. Alleen had ik van de zomer inmiddels zo veel ideeën liggen waar ik enthousiast over was, dat ik gewoon niet langer kon wachten om er in de studio mee aan de slag te gaan. Ik wou ontdekken wat er zoal mee mogelijk was, zonder nou meteen het gevoel te hebben dat ik aan een volgende plaat werkte. De nodige rust vinden betekende in mijn geval er tegen niemand over praten en er pas iemand anders uit de band bijhalen als dat nodig bleek,” vertelt hij. “Het werken aan nieuwe ideeën is niet iets waar ik me toe hoef te zetten, dat gaat altijd maar door, zelfs op tournee, met name op tournee. Je bent onderweg zo vaak aan het wachten, dus dan is het juist heerlijk om iets creatiefs te kunnen doen. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat ik een week lang niets zou bedenken of schrijven – daar leef ik bijna op.”

Met een getormenteerde vertolking van de op banjo gespeelde Tears For Fears-klassieker Shout in De Wereld Draait Door begon zo’n drie jaar geleden de victorie. Althans, zo wil de mare, ware het niet dat Blaudzun pas negen maanden later voor de dag zou komen met Heavy Flowers, wat zich toch gevoeglijk laat vergelijken met het smeden van afgekoeld ijzer. “Natuurlijk wil ik de impact van die cover niet bestrijden. Heel wat mensen die zich niet verdiepen in de popmuziek die net buiten de radar valt, zullen me toen voor het eerst hebben opgemerkt,” reageert hij. “Maar uiteindelijk heeft het album zelf gedaan wat het hoorde te doen. Voor mijn gevoel beleefde ik mijn doorbraak al op Lowlands 2010, in de India op zondagochtend.” Met zijn tweede plaat Seadrift Soundmachine had hij toen inmiddels zijn karakteristieke stijl gevonden, waarop de definitieve keuze voor het avontuurlijke rock ’n’ roll-bestaan niet langer kon uitblijven. “Muziek stond bij mij altijd op de eerste plaats.”

Blaudzun is de artiestennaam van Johannes Sigmond, een veertigminner opgegroeid in een muzikaal gezin uit de Arnhemse Pinkstergemeente, “waar je het podium werd opgetrokken zo gauw je een akkoord kon aanslaan”. Ofschoon een studie aan het conservatorium voor de hand lag, besloot hij daar op het moment suprême van af te zien. “Ik verdiende al een boterhammetje als achtergrondzanger en basgitarist in diverse studio’s in Nederland en Duitsland. Daarnaast speelde ik in allerlei bandjes vaak samen met gediplomeerde muzikanten op wie ik eerlijk gezegd zelden of nooit jaloers was. Ik besloot uiteindelijk een opleiding journalistiek te gaan volgen, een vak dat me wel wat leek, want je mag je overal mee bemoeien.” Sigmond vond emplooi in de televisiewereld, waar hij ‘formatjes’ bedacht en als regisseur hart en ziel legde in Il Lombardia, een documentaire over ‘de wielerklassieker van de vallende bladeren’. Voor de atmosferische soundtrack tekende zijn alter ego, vernoemd naar Verner Blaudzun, een Deense renner uit het peloton van de jaren zeventig. In diezelfde periode maakte hij in eigen beheer de ep Loveliesbleeding, die na het verkrijgen van een platencontract zou worden uitgebreid tot zijn titelloze debuut. Het album stierf een stille dood.

Zo’n zes jaar later staat Blaudzun klaar voor de start van zijn tweede Europese ronde, waarbij hij naast de Benelux, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Tsjechië en uiteraard Engeland ditmaal hopelijk ook Scandinavië en Spanje en Italië zal aandoen. “Heerlijk vind ik het, dat ritme van reizen en optreden, vooral die nightliner tours. Dat je ’s nachts met zijn allen van de ene naar de andere stad rijdt en de bus voor anderhalf of twee weken je huis is. Dan wordt een band op tour een micromaatschappijtje, waarin ik prima gedij. Het enige waar af en toe op gelet moet worden is het drankverbruik. Je bent nu eenmaal verplicht alles te geven, wat het nodige van je vergt en daar wil alcohol af en toe wel bij helpen. In het buitenland is er niets is wat je nog kan afleiden, zodat je rustig kunt toewerken naar die anderhalf uur uur dat het moet gebeuren. In Nederland ga je ’s middags weg en je komt ’s nachts weer thuis, maar je bent niet echt thuis, want je bent eigenlijk nog weg, omdat je de volgende avond weer ergens op een podium zult staan. Om die reden kies ik er regelmatig bewust voor de nacht ergens anders door te brengen.”

Twee stijf uitverkochte optredens in waar anders dan Tivoli vormen het tweede weekend van maart de proloog van de nieuwe tour. Op de bühne staat een soms tienkoppig ensemble, dat de gelaagde studiomuziek knap tot leven weet te wekken. “Blaudzun, dat ben ik, maar op het podium is het een band,” om met hemzelf te spreken. Instrumenten als xylofoon, viool, trompet, bugel, mandoline, banjo, ukelele en accordeon geven het geheel een rijk geschakeerd klankpatroon, waarbij allerlei soorten van dynamiek in het spel worden gebracht. Groots en meeslepend klinkt het, soms zelfs op het bombastische en pathetische af, zij het net als bij Rufus Wainwright wonderlijk genoeg nooit pompeus of pretentieus. “Een liedje moet uiteraard overeind blijven als je het alleen op gitaar of piano speelt,” zegt hij er zelf van, “maar door een rijk arrangement onstaat vaak iets anders, iets wat niet gebeurt als je dicht bij de oervorm blijft. Je krijgt een soort wedergeboorte.”

In de beslotenheid van de Mailmen Studio in de Utrechtse wijk Zuilen speelde multi-instrumentalist Blaudzun de partijen voor een belangrijk deel zelf in, wat Promises Of No Man’s Land tot een modern monnikenwerk maakt. “Eigenlijk komt mijn manier van werken neer op het verzamelen van zo veel mogelijk data. Je blijft maar toevoegen, toevoegen, toevoegen, totdat je weet wat er allemaal mogelijk is met het nummer, waarna je aan het strippen slaat. Ik houd ervan om pas in een laat stadium alles rond te breien, want zodra je beslissingen gaat nemen, stopt het ontstaansproces. Deze keer ben ik ook pas aan de teksten begonnen toen de muziek helemaal klaar was, omdat woorden best wel snel de melodie overmeesteren. Klanken nabootsen is een kwetsbare manier van zingen: je schakelt iets uit en geeft je daarmee ergens aan over. Zo ver als Sigur Rós durf ik nog niet te gaan, maar het lijkt me een supertoffe uitdaging om eens helemaal geen taal te gebruiken. Iets onverstaanbaars zingen maakt het niet per se minder betekenisvol.”

In zijn typisch dramatische stijl bezingt Blaudzun op Promises Of No Man’s Land apocalyptisch lijkende gebeurtenissen en omstandigheden. “Het zijn een soort oorlogsliederen, waarin het wemelt van de slachtoffers. Slachtoffers maken immers slachtoffers maken slachtoffers maken slachtoffers enzovoorts,” vertelt hij. “Er huist een raar soort woede in mij, die zich bij mij als vader van jonge kinderen steeds vaker een weg naar buiten probeert te banen. We leven in een wereld vol bedrog. De leugen regeert als nooit tevoren, lijkt het wel. Multinationals en bankinstellingen besodemieteren overheden, die op hun beurt burgers besodemieteren en die besodemieteren elkaar dan weer onderling. Van hoog tot laag worden we voor de gek gehouden en houden we elkaar voor de gek. Alles is met elkaar verweven en zelf zit ik er natuurlijk ook in verstrikt, wat het des te ingewikkelder maakt. Want op wie moet ik mijn boosheid richten? Er is geen hoofd om op te schieten, er is geen hart om in te steken. Dus geef ik maar af op de leugen, wat feitelijk nergens op slaat. Bovendien kent de leugen ook een goede kant: ze leert ons soms meer over de harde waarheid. En niet te vergeten: ze levert ons zulke mooie verhalen op.”