Bettie Serveert - Tweede jeugd

Januari 2013

Naast Mental Floss For The Globe van Urban Dance Squad leverden de vroege jaren negentig nog een internationaal erkend classic album van Hollandse makelij op: Palomine, het weergaloze debuut van Bettie Serveert, dat de basis legde voor een bescheiden, zij het duurzame Amerikaanse carrière. Na een decennium van stilistische omzwervingen met als hoogtepunten het door John Parish kunstig geproduceerde Private Suit en het met elektronica en trance flirtende Attagirl, bewandelt de groep nu weer het pad van de gitaristische indierock. Geruggesteund door oerbassist Herman Bunskoeke en Voicst-drummer Joppe Molenaar knallen zangeres/gitariste Carol van Dyk (50) en gitarist Peter Visser (49) er op het nieuwe Oh, Mayhem! binnen veertig minuten tien liedjes uit – het betere serve-volley-spel.

DE ZANGERES: “Een jaar of drie geleden kregen we met Pharmacy Of Love opeens een nieuwe fanbasis, die opmerkelijk veel jonger is dan wijzelf. We trekken tegenwoordig een zeer gemêleerd publiek, ook qua samenstelling, want zo’n veertig procent van de bezoekers zijn nu vrouwen. En sommige ouderen nemen hun tieners mee, dus die komen er nog eens extra bij. Nogal wat mensen hoorden in Pharmacy Of Love een overeenkomst met Palomine, waarschijnlijk omdat ze allebei absoluut niet gepolijst zijn. Fans van het eerste uur zeiden: ‘Wat fijn, we hebben onze Bettie terug.’”

DE GITARIST: “Zelf voelen we die verse energie ook. Het komt ons gewoon weer aanwaaien. Oh, Mayhem! is in een paar maanden tijd geschreven en binnen vijf dagen stond de muzikale basis er helemaal op. Vervolgens hebben we de zang opgenomen. Er zijn nauwelijks extra partijen ingespeeld, op een tamboerijntje en een paar tonen piano. Vroeger kon ik soms wel drie dagen zitten pielen op een outtro.”

DE ZANGERES: “Peter is heel erg goed in van die minuscule dingetjes, waar ik totaal geen benul van heb. Ik ben meer van de grote lijn, dus ik laat hem heel lang zijn gang gaan, maar er komt een moment dat ik zeg: ‘Oké, en nu handen af, niet meer aanraken, het is klaar.’”

DE GITARIST: “Soms gaat het verder, dan is het echt hele stukken knippen en plakken, net als vroeger bij The Beatles. De zang nemen we altijd achteraf op. Dat gebeurt op verschillende plekken: in iemands studiootje thuis, op ons kantoor, in de woonkamer. Voor Carol is het vooral belangrijk hoe zij zich voelt, dat ze goed in haar vel zit en zeker ook dat het niet te vroeg in de dag is.”

DE ZANGERES: “De situatie moet mij liggen. En daarbij maakt het niet uit of er kaarslicht is of een tl-bak. We hebben opgenomen in hele sfeervolle ruimten en dat leidde mij alleen maar af. Zolang er geen stoorzenders zijn, van die hinderlijk aanwezige mensen, kan ik overal inzingen. We hoeven helemaal niet van die supermicrofoons, waar je echt iedere ademtocht door hoort, al was het maar omdat ik me anders zou moeten inhouden. Voor ons geeft het ook helemaal niet als er fouten in zitten.”

DE GITARIST: “We moeten het doen met wat we in huis hebben. Als ongeschoolde muzikanten zijn we tamelijk beperkt, al hebben we daar nooit merkbaar nadeel van ondervonden. Het geheel is bij ons méér dan dan de som der delen. In onze begintijd had je trouwens nog geen popacademies. De meeste muzikanten die wij toen kenden gingen voor een bepaalde levensvisie, terwijl ze tegenwoordig vooral carrièregericht lijken. Anders zouden ze niet zo’n opleiding volgen, waar ze ook les krijgen in de zakelijke kant.”

DE ZANGERES: “Ik vind het juist goed dat ze wegwijs worden gemaakt, want zo trappen ze tenminste niet overal gelijk in. Je wordt toch genaaid waar je bij staat.”

DE GITARIST: “Wij zijn met vallen en opstaan wijs geworden, zo je al van wijsheid kunt spreken. Gelukkig is de schade beperkt gebleven, anders was de band al lang geleden uit elkaar geknald.”

DE ZANGERES: “Elke clichéfout uit het rockboek hebben we wel gemaakt, behalve hard drugs. Maar zelfs op de moeilijkste momenten, als we elkaar wel achter het behang konden plakken, bleef er één ding overeind: de liefde voor onze eigen muziek en vooral de liefde voor het live spelen.”

DE GITARIST: “Met Pharmacy Of Love hebben we zeker anderhalf jaar getourd, terwijl ze ons toch hadden voorspeld dat die plaat niet langer dan zes maanden zou meegaan. Alleen al in Nederland hadden we ruim veertig optredens in plaats van de acht waar we aanvankelijk op moesten rekenen. In Amerika waren het er een kleine dertig in vijf weken tijd. Van tevoren weet je nooit hoe lang je kunt blijven touren. Om te beginnen hangt het sterk af van de ontvangst van de plaat en vervolgens van de opkomst bij de optredens. Want hoe goed de recensies ook mogen zijn, uiteindelijk bepaalt het publiek de levensvatbaarheid van een band.”

DE ZANGERES: “Als alternative underground band heb je geen garantie. Het enige wat je kunt doen is je eigen neus blijven volgen. We zijn een kleine zelfstandige onderneming, waarbij Peter en ik al zo’n tien jaar zelf ons management doen. Iedere keer weer stoppen we al ons geld in het maken van een nieuwe plaat. En dan is het vervolgens erop of eronder. Ik zie het als een eer dat we dit al ruim twintig jaar kunnen doen. Toen we Palomine uitbrachten, hadden we geen enkele fiducie dat die plaat zou verkopen, laat staan dat we ooit zouden gaan touren. Alles was voor ons mooi meegenomen en eigenlijk is dat tot op de dag van vandaag zo gebleven.”