Aztec Camera - Kringloopmuziek

Mei 1988

Een gesprek met Roddy Frame is een nogal inspannende bezigheid. Niet alleen spreekt hij met een zwaar Schots accent, daarbij mompelt hij ook nog eens verschrikkelijk. Praten op zich gaat hem trouwens moeiteloos af, net zoals hij op het podium met een schuchter lijkende charme het publiek voor zich weet in te nemen. Onder zijn merknaam Aztec Camera verscheen eind vorig jaar Love, waarop het folkrockachtige geluid van de twee voorgaande albums is verruild voor gedistingeerde soul. Opgenomen in de Verenigde Staten onder leiding van succesrijke producers als Russ Titelman en Tommy Lipuma en begeleid door geroutineerde sessiemuzikanten klinkt Frame beduidend minder karakteristiek, al moet gezegd dat hij zich een verdienstelijk soulzanger toont. En de aanstekelijke single Somewhere In My Heart reikte niet voor niets tot de derde plaats van de Britse hitlijsten.

“Ik houd al heel lang van rhythm ’n’ blues, vooral van zoetgevooisde zangers als Marvin Gaye en Al Green. Dat die voorkeur nu pas aan het licht komt, heeft alles te maken met het feit dat ik sinds een tijd verslingerd ben aan Anita Baker en Luther Vandross,” verklaart Frame zijn verrassende stijlbreuk. “Overigens pretendeeer ik absoluut niet niet origineel bezig te zijn. In mijn opvatting is rock ’n’ roll, of hoe je ook mag noemen, kringloopmuziek. Vandaar dat ik me schaamteloos laat beïnvloeden om zodoende mijn creativiteit te stimuleren. Eigenlijk doe ik weinig anders dan naar mijn favoriete liedjes luisteren en ze vervolgens herkauwen. Toch heb ik wel degelijk een bepaalde eigenheid, vind ik. Uiteindelijk draait het allemaal om de stem, het gitaarspel en het liedje. Ik blijf mezelf beschouwen als een onvervalste singer-songwriter.”

De titel Love laat wat betreft de thematiek weinig te raden over. In praktisch elk liedje valt het woord wel een keer, zij het niet uitsluitend in amoureuze context, want sociale omstandigheden spelen vaak een bedreigende rol in de bezongen verhoudingen. “De samenleving wordt bedreigd door een ernstig tekort aan liefde,” meent Frame, die onlangs in het huwelijk is getreden. “Kijk alleen maar naar de rechtse politiek, dan zie je wat liefdeloosheid tegenover de medemens zoal voor schadelijks kan aanrichten. Die conservatieve bewindvoerders hebben een zo goed als afgestorven gevoelsleven, want anders kun je volgens mij niet zo’n hardvochtig beleid voeren. Ik kan het fenomeen liefde op zuiver particuliere schaal dan ook niet loskoppelen van wat er zoal aan onrechtvaardigs gebeurt in de wereld. Via mijn muziek wens ik te benadrukken dat liefde aan de basis ligt van al het goede, waarbij dat goede net zo goed een kunstwerk kan zijn als een relatie.”

De huidige muziek van Aztec Camera mag dan op Love aangekleder klinken, daarentegen legt Frame als tekstdichter naar eigen zeggen zijn ziel des te meer bloot. “Al schrijvende kwam ik ditmaal tot het besef dat overdaad schaadt,” heeft ook Frame ervaren. “Van nature verlies ik mij makkelijker in woordacrobatiek dan dat ik een overbodig bijvoeglijk naamwoord schrap. Vroeger probeerde ik mijn diepste gevoelens en gedachten met impressionistisch taalgebruik te verhullen, zodat mijn teksten zich voor meerdere interpretaties leenden. Tenslotte gebruik ik popmuziek als was het een dagboek. En een dagboek laat je nu eenmaal niet aan anderen lezen.”

Voor Roddy Frame (24) betekende popmuziek al op jonge leeftijd een uitlaatklep. Als nakomertje hoorde hij in zijn kleutertijd thuis via zijn oudere broer de platen van Bob Dylan, die hem later samen met het werk van Velvet Underground, Love en Neil Young als inspiratiebron zouden dienen. “Als puber lag ik veel te luisteren naar psychedelische groepen als 13th Floor Elevators en The Chocolate Watch Band. Schitterende namen vond ik dat destijds, betekenisloos en toch tot de verbeelding sprekend,” bekent hij. “Niet voor niets klinkt Aztec Camera ook een beetje hippie-achtig, al steekt er wel degelijk een gedachte achter. Mijn liedjes moesten voor mijn gevoel lijken op snapshots met de kleurigheid van de Azteekse cultuur. Want de Azteken ervoeren alles buitengewoon intens: van de menselijke opoffering tot de schoonheid die ze al biddend zagen na de comsumptie van paddenstoelen.”

Eerst hing hij als zovele pubers de recalcitrante punk uit en vervolgens pasticheerde hij de doemmuziek van Joy Division. Amper zestien had Frame, die de middelbare school inmiddels had verlaten zonder noemenswaardig protest van zijn ouders, al een single in de winkels liggen. Vijf jaar geleden verscheen op zijn negentiende High Land, Hard Rain, het debuutalbum van Aztec Camera, dat hem niet alleen in Groot-Brittannië de nodige bekendheid bezorgde. Prompt verhuisde hij van het nabij Glasgow gelegen East Kilbride naar Londen, waar onder de hoede van niemand minder dan Dire Straits-voorman Mark Knopfler de geperfectioneerde opvolger Knife tot stand kwam. Alleen al titels als Head Is Happy (Heart’s Insane), The Birth Of The True en All I Need Is Everything getuigen van een groots en meeslepend levensgevoel. “In mijn jongensoren klonk sommige muziek dermate romantisch dat het wel buitenaards leek,” herinnert Frame zich. “En dan werd je de volgende dag weer geconfronteerd met de grauwe werkelijkheid van school, waar je van afgestompte leraren allerlei nutteloze vakken kreeg onderwezen. Sindsdien is mijn wereld in tweeëen gesplitst: de wereld van de verbeelding en de wereld van de realiteit.”

Opmerkelijk aan de zwaarmoedige teksten van zijn vroegste werk was de voor een adolescent nogal voorbarig aandoende ontgoocheling. “Op mijn dertiende voelde ik me behoorlijk levensmoe, omdat niemand me scheen te begrijpen. Ik was geobsedeerd door de idee van de absolute waarheid, maar hoe moest ik die in hemelsnaam achterhalen? Er was niemand met wie ik over mijn probleem kon praten,” herinnert Frame zich. “Op een dag zag ik in de catalogus van de bibliotheek de titel The Outsider  staan. Toen ik die roman van Colin Wilson eenmaal had gelezen, voelde ik me enorm opgelucht. Ik bleek bepaald niet de enige ter wereld die zich een buitenstaander waande. Via Wilson ontdekte ik schrijvers als Jean-Paul Sartre. Dat wat ik ellende noemde, zo leerde ik, heette met een duur woord existentialisme. Tot voor kort associeerde ik de zinloosheid van het bestaan met walging, in de betekenis die Sartre er aan toekende. Inmiddels heb ik leren aanvaarden dat het leven zijn enige betekenis ontleent aan de dood. Je leeft en op een gegeven moment sterf je. Dat is alles, punt uit.”