Gisteren
“Soms wou ik dat ik ABBA was,” verzuchtte Nick Lowe ergens in de wilde begindagen van zijn solocarrière toen hij tijdens optredens ook nog wel eens Una Paloma Blanca van onze eigen George Baker Selection placht te vertolken. Die onvergetelijke hartenkreet van de met street credibility gezegende Brit kon ik luttele jaren later dan ook mooi gebruiken als openingszin van een vurig pleidooi ter inleiding van een door Oor aangekocht interview met, daar wil ik van af wezen, Benny Andersson of Björn Ulvaeus. “Geen flauw idee meer wat ik met die uitspraak bedoelde,” zegt de zilvergrijze zanger nu ruim een kwart eeuw na dato. “Wat ik je wel kan vertellen, is dat Dave Edmunds en ik op onze Amerikaanse tournees met Rockpile constant ABBA in de bus draaiden. Niemand in onze omgeving begreep er iets van, maar wij vonden ze ronduit briljant, ook al omdat ze zo volstrekt niet pretentieus waren. En dat rare Engels van ze maakte hun muziek des te fascinerender.”
Ikzelf gaf me definitief gewonnen bij Fernando, dat schijnbaar opwekkende en toch zo melancholieke liedje over een Mexicaanse vrijheidsstrijder, waarin eeuwige liefde, oorlogstrauma en vervlogen hoop in elkaar overvloeien. Maar echt interessant begon ik het pas te vinden vanaf het moment dat de beide huwelijken binnen ABBA spaak liepen en ze de muziek als uitlaatklep gingen gebruiken, temeer omdat die twee B’s schreven wat hun exen moesten zingen. In Knowing You, Knowing Me bijvoorbeeld wordt Anni-Frid Lyngstad al lopend door het inmiddels lege huis heen en weer geslingerd tussen bedroefdheid en opluchting, waarbij haar ambivalente gevoelens perfect worden verklankt in de bijna tegenstrijdige melodielijnen van de weemoedige coupletten en het bedrieglijk vreugdevolle refrein. The Name Of The Game over die wirwar van extase, twijfel en angst bij een zich al te snel aandienende verliefdheid en One Of Us over een afgedwongen ontmoeting met zijn nieuwe minnares hakten er evenzeer in, maar bleken kinderspel vergeleken bij het echtscheidingsdrama The Winner Takes It All, vooral met die overgetelijke beelden van de zo intens verdrietig in het niets kijkende Agnetha Fältskog op het netvlies.
En dan het pièce de résistance, The Day Before You Came, dat een normale werkdag beschrijft uit het vroegere leven van, vermoedelijk, een zakenvrouw: om acht uur van huis en per trein naar kantoor, rond half een lunchen in de stad en tegen half drie de zevende sigaret, iets voor achten weer thuis met een afhaalmaaltijd die op de bank voor de televisie wordt genuttigd, dan uiterlijk kwart over tien naar bed en na een paar pagina’s Marilyn French het licht uit om ten slotte in te slapen bij het gekletter van de regen. It’s funny, but I had no sense of living without aim, the day before you came, heet het in dat, inderdaad nogal rare, Zweedse Engels. Wat dit refreinloze, monotoon lijkende en toch zwaar geladen lied nu zo hartverscheurend maakt, zijn de eenzaamheid en vooral de lijdzaamheid in Agnetha’s gezang. Muziek en tekst staan haaks op elkaar en zodoende kan het haast niet anders of die langverwachte grote liefde is inmiddels alweer uit haar leven verdwenen. Of wie weet is hij er zelfs wel helemaal nooit geweest, dat zou natuurlijk ook best kunnen.