Rouw
Niets doet alles emotioneel zo uit de hand lopen als de dood. Laat het verdriet toe, maar geef er geen woorden aan, luidt dan ook het advies aan eenieder die zich niet professioneel bezighoudt met de schrijverij. Dus bij de kist alsjeblieft niet een met herinneringen volgestouwde toespraak, waarin de nabestaande zich rechtstreeks tot de dierbare overledene richt. En liever ook geen persoonlijke noot in het overlijdensbericht en de rouwbrief, want zelfs dat ontaardt al gauw in sentimentaliteit. Ga toch in hemelsnaam bij een professional te leen en neem een regel uit een gedicht of een liedtekst ‒ dat is al heftig genoeg en zegt bovendien veel preciezer en prachtiger waar het eigenlijk om draait. Neem nu de moeder aller rouwregels: En niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn. Inmiddels morsdood geciteerd, deze zin uit Sotto Voce van M. Vasalis zaliger, maar nog steeds geen dooddoener. Wat niet minder geldt voor de slotwoorden van Het Is Gedaan, een van haar latere gedichten: Het werd, het was, het is gedaan - mijn favoriete regel uit de hele Nederlandse poëzie, zij het nou niet bepaald balsem voor de ziel. Nee, dan Heilige Anthonius van Rowwen Hèze, met mannenkoor (!): Soms is ’t niet erg iets moois te verliezen, beter verliezen dan dat je ’t nooit hebt gehad. Wat trouwens als twee druppels lijkt op die ene strofe van wijlen Herman de Coninck: Want het is goed om ooit iets te hebben gehad, het is beter dan nooit iets te hebben gehad. Jack Poels schrok zich bijna dood toen hij het gedicht Het Liefste Wat Ik Heb toegefaxt kreeg. Wie zou hem geloven dat hij nooit eerder een letter van de goede man gelezen had? Enfin, geen haan die er ooit naar zou kraaien. Los daarvan verwoordde hij als dilettant het ook nog eens poëtischer dan de gevestigde dichter. En troostrijker, want wat is het toch een verzoenende gedachte ‒ zo verzoenend dat je je er vanzelf bij neerlegt.