Susanne Sundfør - Noorderster

November 2012

Scandinavische singer-songwriters zijn een klasse apart, zeker de vrouwen. Neem de onvolprezen Ane Brun en de niet minder betoverende Agnes Obel. Of anders de bezwerende Lykki Li en de al even mysterieuze Fever Ray. En niet te vergeten de geëxalteerde Susanne Sundfør, inmiddels wereldberoemd in Noorwegen en vastberaden het ook in buitenland te maken. Voor iemand van 25+ mag ze dan best nog wel meisjesachtig lijken, het ontbreekt haar bepaald niet aan zelfbewustzijn. Zo zingt ze er die herfstavond in de behoorlijk gevulde bovenzaal van de Paradiso achter haar elektrische pianootje met gitaareffectpedalen onbeschroomd op los. Liefst zeventig minuten uittrekken voor tien goeddeels verstilde liedjes grenst aan waaghalzerij, maar het blijft tot de laatste wegstervende klank wonderbaarlijk spannend.

Armetierig doet een solo-optreden van Susanne Sundfør beslist niet aan, al geeft ze er toch de voorkeur aan het podium te delen met haar vijfkoppige groep: een synthesizerspeler, twee bijzangeressen op cello, synthesizer en percussie, een slagwerker plus multi-instrumentalist Lars Horntveth, haar artistieke rechterhand. Vooralsnog moet ze het over de grens weer in haar eentje doen nu die honderddertigduizend euro zijn opgesoupeerd. Dat sponsorbedrag won ze een jaar of twee terug dankzij de Noorse hitgroep a-ha, die met een eenmalige competitie een nationaal talent van internationale allure de mogelijkheid wilde bieden zich in het buitenland te presenteren. “We hebben in New York opgetreden en door Duitsland, Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië getourd. En het lijkt zijn vruchten af te werpen. Overal waar ik terugkeer, komt er meer publiek opdagen.”

In eigen land kan Susanne Sundfør al bijna het plafond aanraken. Haar vorige album The Brothel haalde moeiteloos platina, terwijl ze afgelopen jaar zo’n veertig concerten gaf, waarbij de festivals niet eens zijn meegeteld. Zonder een internationale carrière lukt het in het kleine Noorwegen kennelijk best om van de muziek te leven. Susanne Sundfør weet het zelfs nog sterker te vertellen: zelfs artiesten in de marge kunnen met een beetje mazzel het hoofd moeiteloos boven water houden. “Onze regering ondersteunt de kunsten ruimhartig. Pop en rock liggen iets moeilijker dan jazz, avant-garde en klassiek, maar wie al een paar jaartjes meedraait, ziet een subsidieverzoek voor een tournee, een plaatopname of wat voor project dan ook meestal zonder slag of stoot ingewilligd.” In Nederland ondertussen is het Muziek Centrum Nederland wegens het verliezen van de rijkssubsidie inmiddels opgeheven.

Haar tweede album The Brothel uit 2010 beschouwt ze als het eigenlijke begin. Het drie jaar eerder op haar verjaardag uitgebrachte Susanne Sundfør, waarvan trouwens ook een akoestische soloversie onder de titel Take One bestaat, noemt ze een experiment. “Ik zie het vooral als een stel vingeroefeningen om te ontdekken of ik het überhaupt in mij had om muziek te maken. Alle elf liedjes zijn geschreven op mijn zeventiende en achttiende. Niet voor niets zijn het stuk voor stuk pastiches van singer-songwriters als Joni Mitchell, Carole King en Carly Simon, die ik allemaal via mijn vader heb leren kennen. Overigens blijft Carly Simon onverminderd van invloed waar het gaat om mijn melodievoering.”

Artistiek gezien mag ze dat debuut dan niet serieus nemen, het leverde haar na twee hitsingles wel mooi een gouden album op. “Binnen de kortste keren kampte ik met het nare gevoel dat ik in de tredmolen van de popindustrie liep. Ik maakte zulke brave meisjesmuziek.” Dat Susanne Sundfør alles volgens het boekje deed, laat zich niet moeilijk verklaren: vanaf haar negende op pianoles, drie jaar later ook op zangles, vervolgens op de middelbare school een vooropleiding voor het conservatorium. “In die tijd ben ik begonnen met het schrijven van liedjes in de poptraditie. Net als zoveel aankomende Noorse artiesten trad ik in mijn begindagen vooral op feesten en partijen op. Zo werd ik op een goede avond ontdekt door een lokale platenproducer. De eerste de beste single bleek meteen een schot in de roos.”

Susanne Sundfør liet zich niet bedwelmen door het succes. Ze ging doelbewust naar ‘contemporaine muziek’ luisteren en raakte zodoende in de ban van Radiohead, waarbij ook de cryptische teksten van Thom Yorke tot haar verbeelding spraken. “Het moest van mezelf voortaan eigenzinniger en prikkelender klinken, net zoals ik beeldender en poëtischer wou gaan schrijven.” Ze trok de stoute schoenen aan en verhuisde van Bergen naar het muzikaal uitdagendere Oslo, waar haar toenmalige manager haar koppelde aan de veelzijdige Lars Horntveth van het wereldwijd gereputeerde nu-jazzorkest Jaga Jazzist. “We vormen een artistieke twee-eenheid, terwijl we in zowat alles van mening verschillen, maar juist onze discussies tillen het eindresultaat naar een hoger niveau.”

Waar de twee voor The Brothel met haar basale demo’s in zijn studio samen aan de slag gingen, werkten ze voor de recentelijk verschenen opvolger The Silicone Veil vaak gescheiden. “Soms gaf ik hem een ruwe opzet voor een nummer, die hij instrumentaal goeddeels invulde, waarop ik het dan afmaakte; dan weer gebeurde precies het omgekeerde. Op de strijkers, de blazers en het slagwerk na hebben we praktisch alles zelf ingespeeld en geprogrammeerd.” Componeerde Susanne Sundfør aanvankelijk nog conventioneel aan de piano, tegenwoordig ontspruiten haar liedjes veelal uit een ritmepatroon of een baslijn. “Het is een voornamelijk intuïtief proces. De dingen waar ik het meest tevreden over ben onstaan al experimenterend onder het genot van een paar glazen wijn.”

De postmoderne platen van Susanne Sundfør laten zich omschrijven als een amalgaam van organische en synthetische klanken. Antieke instrumenten als vibrafoon, marimba, citer, autoharp, cello, viool, klarinet, tuba en kerkorgelworden gebruikt naast synthesizers, computers en allerlei andere elektronische apparatuur, wat in combinatie met de behoorlijk verheven vocalen en de moeilijk doorgrondbare teksten vol natuurbeelden resulteert in een mystiekachtig geheel.

Bij het schrijven laat Susanne Sundfør zich vooral inspireren door literatuur uit het  verleden, waaronder het werk van het legendarische dichtersechtpaar Sylvia Plath en Ted Hughes. “Ik ben nu bezig in East Of Eden en die roman van John Steinbeck blijkt voor mij ook heel herkenbaar: pessimistisch en tegelijkertijd empatisch.” Niet voor niets zijn The Brothel en The Silicone Veil naar eigen zeggen doortrokken van vertwijfeling over het verlies van onschuld en vertrouwen. Die heftige gemoedsaandoening doet door de klinische muziek bijna etherisch aan. “Dat contrast tussen die klinische muziek en mijn emotionele zang is werkelijk waar volkomen onbewust ontstaan. Ik ga heus niet eerst eens rustig een concept zitten bedenken.”

Musiceren met elektronische instrumenten kent geen beperkingen, aldus Susanne Sundfør, terwijl bijvoorbeeld een vleugelpiano of een akoestische gitaar een begrensd klankenarsenaal bezit. “Bovendien zijn synthesizers en computers nog lang niet uitontwikkeld en ik wil die ontwikkeling meebeleven, omdat ik er creatief mijn voordeel mee kan doen. Op die middelbare muziekschool wilde ik operazangeres worden, tot ik ontdekte dat ik mij in dat idioom niet goed kon uitdrukken, net zoals ik mij in de poptraditie niet echt thuisvoelde. Ik heb ook helemaal niet het idee dat ik mijn definitieve stijl heb gevonden. Zo gauw je iets hebt gevonden, moet je gelijk weer op zoek naar iets nieuws, anders verval je in herhaling. Het is een oneindig proces.”

Het gros van wat Susanne Sundfør aan pop en rock hoort, noemt ze al te doorzichtig, iets wat te danken of misschien wel juist te wijten valt aan haar muzikale scholing, zij het dat ze beweert pertinent niet met technische oren te luisteren. “Ik ga heus niet ieder liedje wat ik beluister zitten analyseren. Eerder integendeel, dat is bij mij een soort mechaniek dat ik met een knop naar believen aan en uit kan zetten. Het is zoals met alles wat je veel doet: gaandeweg verwerf je alsmaar meer kennis, zodat je op den duur steeds minder vaak op iets inspirerends stuit. Een meesterkok wordt ook zelden of nooit nog verrast door een recept van iemand anders.”