Rowwen Hèze - Uit het volk

Februari 1997

Amsterdam, 13 januari

“Ik hoor niets, ik zie alleen maar iets.” Hilariteit onder de jongens van Rowwen Hèze. Op het podium van De Melkweg staat een blonde stoot in een spannende avondjurk ons om half zes in de namiddag allemaal hartelijk welkom te heten. Achter haar zit het Metropole Orkest klaar om op teken van dirigent Dick Bakker in te kunnen zetten. De rondborstige presentatrice op de hoge benen neemt echter royaal de tijd ons genodigden te vertellen wat we zoal mogen verwachten, waarbij ze zich ondertussen bepaald niet onwelgevallig goed laat bekijken. “Hoezo symfonische muziek saai?”

Na de Paint It Black-suite is het woord aan de voorzitter van de Nederlandse Toonkunstenaarsbond, die zich sinds jaar en dag sterk maakt voor het behoud van levende muziek op de vaderlandse podia. Vanaf 1974 reikt de Vakgroep Lichte Muziek en Artiesten van de NTB jaarlijks een Gouden Notekraker uit aan collega’s als waardering voor hun bijzondere verdiensten waar het gaat om het optreden voor publiek. Ditmaal valt de eer te beurt aan zowel het Metropole Orkest als Rowwen Hèze, maar hoezeer de voorzitter ook mag uitweiden, hij verzuimt nochtans melding te maken van het toch frappante toeval dat de beide gelauwerden vorig jaar in het kader van With A Little Help From My Friends samen de bühne hebben gedeeld. En evenmin haalt hij uit het persbericht het toch niet misselijke wapenfeit aan dat de groep waar Limburg trots op is in 1996 naar schatting zo’n 237.000 concertbezoekers trok.

Pal voor het podium in The Max zitten de ouders van Rowwen Hèze op hun paasbest zo trots als een pauw te wezen. Samen met hun schoondochters plus nog wat aanhang zijn ze op initiatief van een der moeders per touringcar vanuit het verre America naar de hoofdstad afgereisd. Wanneer het officiële gedeelte van de bijeenkomst eindelijk wordt afgerond met een orkestrale uitvoering van het geuzenlied Limburg, zingt de hele familie al klappend en wiegend uit volle borst mee: Het is een kwestie van geduld, rustig wachten op de dag dat heel Holland Limburgs lult. Profetische woorden, naar het schijnt, want als naderhand een van de vaders iets te drinken wil bestellen, wordt hij tot zijn stomme verbazing door het meisje achter de bar aangesproken in zijn eigen dialect.

Herveld, 15 januari

Op een kwartiertje rijden van Nijmegen liggen ergens buiten de bebouwde kom van het gehucht Herveld de Eurosound Studio’s verscholen. Het bedrijf wordt bestierd door Jos Haagmans, de vroegere toetsenist van de Frank Boeijen Groep. Achter de grote mengtafel leunen tegen de muur als vergeten souvenirs de gouden platen uit die periode. Sindsdien houdt hij zich bezig met het opnemen van de meest uiteenlopende artiesten, onder wie niemand minder dan de goede oude Andy Pratt. De Amerikaan, wiens titelloze tweede album in Nederland tot de klassiekers van de jaren zeventig wordt gerekend, blijkt te zijn neergestreken in België, waar hij als herboren christen kennelijk zonder al te hoge aspiraties nog steeds muziek maakt.

Onderbroken door de kerstvakantie werken de jongens van Rowwen Hèze hier in Herveld nu inmiddels al met al een kleine vier weken aan de opvolger van hun bestseller Zondag In ‘t Zuiden. Er hangt een ontspannen sfeer, want het karwei zit er praktisch op, vandaar dat bassist Jan Philipsen rustig thuis kon blijven. Vandaag en morgen moeten er alleen nog wat details worden ingevuld, zoals daar zijn een gitaarloopje door Theo Joosten, een drumroffel door Martîn Rongen en een trompetlijntje door Jack Haegens. Straks na het eten zal Tren van Enckevort op kousenvoeten in een vloek en een zucht zijn laatste partijen op piano en accordeon inspelen. Voor het liedje in kwestie, Liefde, een ballade over een overspelige liefde, wordt de eensporige demo als basis gebruikt, ook al kan die technisch gezien eigenlijk niet door de beugel. De geladenheid van die oerversie bleek Jack Poels echter geen tweede keer in zijn zang te kunnen leggen, reden waarom men uiteindelijk heeft besloten de lichtelijk overstuurde gitaar aan het slot dan maar voor lief te nemen.

Bij het horen van de ruwe mixen valt vooral bij de langzamere liedjes op hoezeer de vocalen aan zeggingskracht hebben gewonnen. “Anders dan bij Zondag In ’t Zuiden begonnen we ditmaal meteen na de laatste optredens met opnemen, waardoor de stem van Jack geen tijd kreeg om tot rust kon komen. Zodoende klinkt hij nu op een goede manier rauw,” verklaart producer Rob van Donselaar, die daar direct bij aantekent dat intentie en intensiteit tot op zekere hoogte los van elkaar staan. “Een zanger meent nu eenmaal al gauw tot op het bot te moeten gaan, wil hij zijn diepste gevoelens overbrengen. Terwijl hij vaak meer weet los te maken als hij daar om een of andere reden fysiek juist niet toe in staat is. Om te verhinderen dat hij in de hoogte zoveel mogelijk tegen de top van zijn kunnen aan gaat zitten, kan je als producer bijvoorbeeld een liedje in een lagere toonsoort zetten. Met zo’n technische ingreep hoop je de uitvoering een onderhuidse spanning mee te geven, die de luisteraar de rillingen over de rug moet doen lopen.”

Onder het verorberen van de per koerier bezorgde pizza’s en shoarmaschotels gaat het verhaal van De Trëma’s over tafel. Vanaf zijn twaalfde placht Tren van Enckevort als zanger en organist samen met een drummer bruiloften en partijen op te luisteren, iets waar Martîn Rongen hem diep in zijn hart altijd om had benijd. Zo vatte het tweetal het plan op om tijdens de laatste wandelvakantie in de Eiffel een verrassingsoptreden te geven. Ze trokken de nodige tijd uit om repertoire in te studeren en enkele dagen voor de afreis vervoerden ze de apparatuur heimelijk naar Duitsland. Op de bewuste avond diende het voltallige gezelschap zich op een bepaald tijdstip in een benedenzaaltje van het hotel te vervoegen, alwaar ze als vaste gasten een verrassing van het huis te wachten stond. Daar troffen ze bij binnenkomst aan de bar het opgedofte gelegenheidsduo, dat rechtstreeks weggelopen leek uit Theo & Thea’s schuine circus Petit Populair. Onder homerisch gelach namen De Trëma’s achter hun instrumenten plaats om los te barsten in onvergetelijke krakers als Hi Ha Honnepon, Wat Ben Je Mooi In Je Nachtjapon, Ik Wil Met Jou In Het Saunabad en ter afsluiting de hartverscheurende smartlap Bye Bye, Tot Morgen.

Spaarnwoude, 29 januari

Het loopt inmiddels tegen half elf als de A Team-bus van Rowwen Hèze via steeds smaller wordende binnenwegen het Noordhollandse dorp Spaarnwoude nadert. Vanavond zullen ze daar in Studio Zeezicht de definitieve mix kunnen beluisteren van hun zevende album, dat over een maand of twee onder de titel Water, Lucht En Liefde in de winkels moet liggen. Bij binnenkomst blijkt het karwei echter nog niet helemaal geklaard, maar dat mag de stemming geenszins drukken. In de keukenkamer nestelt de complete vriendenclub zich rond de eettafel, waar ze onder het soldaat maken van de voorraad pils urenlang verhalen opdissen alsof men elkaar in geen weken heeft gesproken.

Studio Zeezicht is gevestigd in een voormalig schoolgebouw, dat vervolgens dienstdeed als gemeenschapshuis en discotheek, voordat Rob van Donselaar het uiteindelijk aankocht. Het rechtergedeelte van het pand werd verbouwd tot woonhuis, de linkerkant tot een opvallend knusse opnameruimte, die hij samen met technicus Jan Piet Exalto nu alweer zo’n twaalf jaar beheert. Tussen de bedrijven door produceert hij incidenteel ook zelf een album, zoals Blood van Gé Reinders en Merry-Go-Round van Hallo Venray, terwijl hij daarnaast als zangcoach fungeerde voor onder anderen Loïs Lane en Henny Vrienten. Als muzikant schreef hij al op zijn zeventiende popgeschiedenis door de karakteristieke slidepartij te spelen op Ridin’ On The L &N van The Bintangs.

Na Zondag In ’t Zuiden blijkt Van Donselaar er met Water, Lucht En Liefde andermaal in geslaagd Rowwen Hèze naar een hoger plan te tillen. En dan te bedenken dat zijn voorganger Boudewijn de Groot van een verdere samenwerking had afgezien, omdat hij geen enkele ontwikkeling meer in de groep kon ontdekken. Daarbij meende hij nota bene publiekelijk meer dan eens te moeten afgeven op hun technische capaciteiten. “Alsof virtuositeit garant zou staan voor creativiteit,” reageert Van Donselaar. “Roeien met de riemen die je hebt, kan iemand juist verrassend inventief maken. Los daarvan is het de taak van een producer om muzikanten boven hun beperkingen te laten uitstijgen. Hij moet hun vertrouwen in eigen kunnen aanwakkeren door ze bijvoorbeeld op allerlei bruikbare ideeën te brengen. Wat dat betreft kost het trouwens niet de minste moeite om de jongens van Rowwen Hèze voor iets nieuws warm te krijgen.”

De klok wijst bijna twintig over één wanneer het grote moment eindelijk daar is. Voorovergebogen dan wel onderuitgezakt zitten de meesten met gesloten ogen te luisteren. Af en toe grijnst er eentje om een bepaalde passage, een ander knikt zo nu en dan goedkeurend voor zich uit, maar tussen de liedjes door weten ze eigenlijk niet goed wat te zeggen. Ze lijken warempel een beetje beduusd van het eindresultaat. Dan ziet iemand Van Donselaar met een sigaret in de hand staan. “Ik heb wel een kleine beloning verdiend, dacht ik zo,” verklaart de niet-roker. “Zo, vind je dat?” gaat Tren van Enckevort er met een aangedikt Limburgs accent gekscherend overheen. “Nou, maak dan maar direct weer uit, want er mankeert nog van alles aan.” Waarop Martîn Rongen op Hooghollandse toon droogjes zegt: “‘Die nacht bleven de lichten in de studio nog lang aan.”

Utrecht, 19 februari

Rowwen Hèze heeft vanochtend de voorpagina van De Limburger gehaald, zo blijkt uit een binnengekomen fax. Een grote foto toont de jongens met pakketten lege cd-doosjes in hun armen temidden van een stel meiden, die volgens het bijschrift leden zijn van de volleybalclub Avoc uit America. Op verzoek van ‘de populaire Noord-Limburgse dialect-popgroep’ voorzien de speelsters de eerste persing van het nieuwe album Water, Lucht En Liefde van ‘een persoonlijk tintje’. Vier avonden lang plus nog de hele zaterdag zitten ze deze week in het plaatselijke café Boëms Jeu met een zilverkleurige viltstift op liefst dertigduizend klapdekseltjes de woorden En Liefde te schrijven. De ontbrekende woorden Water en Lucht zullen straks te vinden zijn op de omslagfoto van een overigens niet als zodanig herkenbaar tankstation. Neem je het tekstboekje eruit, aldus Jack Poels in het begeleidende artikeltje, dan krijg je eigenlijk net zoiets als wanneer in het leven alles wordt weggehaald: “De liefde blijft altijd over.”

America, 21 februari

Bij de tuindeur houdt hij even stil om een blik naar buiten te werpen, waar de lobbes des huizes zojuist sjokkend de bijkeuken opzoekt. Het is opnieuw harder gaan regenen en een herfstachtige wind doet de druppels tegen de ramen tikken. “Lekker weertje, hè?” verzucht Jack Poels. “De meeste mensen krijgen kromme zin van zo’n dag, maar ik voel me dan pas echt in mijn element.” Zijn humeur lijkt inderdaad niet stuk te kunnen, al speelt daarbij zeker mee dat hij van alles en nog wat heeft om naar uit te kijken.

Over een week begint Rowwen Hèze na een onderbreking van liefst drie maanden weer met optreden en tegelijkertijd verschijnt dan de single En Dan Is ’t Mar Dom als voorproefje van Water, Lucht En Liefde. Het is een plaat om trots op te wezen, verreweg het beste dat ze tot nu toe hebben gedaan: muzikaler, creatiever, authentieker en daarenboven vooral ook aangrijpender. Of het album het succes van Zondag In ’t Zuiden, waarvan de verkoop inmiddels tegen de honderdduizend loopt, zal weten te evenaren, is echter een tweede. “Ik kan er niet wakker van liggen. Alleen als ik druk bezig ben met liedjes schrijven, breekt me af en toe het koude zweet uit bij de gedachte dat me iets ergs overkomt, waardoor niemand ze ooit te horen zou kunnen krijgen.”

Neurotische angsten kent hij nauwelijks meer. Niet zonder trots vertelt hij hoe hij door te gaan skiën in Oostenrijk op eigen kracht zijn hoogtevrees heeft overwonnen. Zo staat hij er al evenzeer versteld van dat hij binnenkort voor een korte visvakantie in Ierland voor het eerst sinds tien jaar weer eens in een vliegtuig zal stappen, wat twee jaar later zal resulteren in de klassieker Auto, Vliegtuug. Zelfs ziekte en dood, waarmee hij op zijn leeftijd per slot van rekening steeds vaker wordt geconfronteerd, jagen hem niet langer de stuipen op het lijf. “Nu zal het met mij dus binnenkort wel gaan gebeuren.” Vroeg of laat houdt nu eenmaal alles op, ook het bestaan van Rowwen Hèze, daar heeft hij zich inmiddels bij neergelegd. “Niet dat ik denk dat het zo’n vaart zal lopen. We komen toch uit dezelfde hoek als Normaal en BZN, groepen uit het volk die door de jaren heen een loyale aanhang hebben opgebouwd. Maar mochten we ooit het verzadigingspunt bereiken, dan kunnen we ons tenminste troosten met de zekerheid dat we er echt alles hebben uitgehaald. Ik vind het op zichzelf wel een waardig einde om langzaam in het niets te verdwijnen.”

Soms is het beter iets moois te verliezen. Beter verliezen dan dat je nooit hebt gehad, zingt hij op zijn Limburgs in Heilige Anthonius, een liedje dat op menige begrafenis in de regio vast en zeker nog de nodige troost zal brengen. Hij schreef het hier in de woonkamer, “daar in die luie stoel rechts en met die gitaar daar links”, zoals te doen gebruikelijk. Dat zij dan ondertussen vaak televisie zit te kijken, stoort hem in het geheel niet, want zelden of nooit dringt er op zo’n avond iets tot hem door. Zo kon het gebeuren dat hij op een gegeven moment in gedachten tegen haar begon te praten. Al die jaren had je amper iets aan mij, heet het in Zoveul Joar, alsof hij zich afvraagt hoe ze het in hemelsnaam bij hem uithoudt. Als jij weg zou gaan, was dat de eerste keer dat jij mij pijn hebt gedaan. “Ik schrok van mijn eigen woorden. Het is me nogal wat om met zo’n vrijbrief voor de dag te komen.”

Een dromer is hij. Dankzij die rijke verbeelding hoeft hij zich niet alleen nooit te vervelen, bovendien omzeilt hij daarmee de werkelijkheid, die immers bijna altijd blijkt tegen te vallen. “Ik wil mijn verlangens eigenlijk helemaal niet ingelost zien, al was het maar om dat gevoel van melancholie niet kwijt te raken. Plus dat ik mezelf zo een heleboel ellende bespaar. Je moet er toch niet aan denken dat je hopeloos verliefd wordt op een ander, terwijl je nog steeds zielsveel van de een houdt. Je raakt verstrikt in een wirwar van gevoelens om ten slotte weer naar huis terug te keren, waar je vervolgens verteerd wordt door herinneringen. Ik hoop althans dat het zo verloopt, voor mijn eigen gemoedsrust. Maar zo lang ik er over blijf zingen, wordt het verlangen als het ware uitgeblust.” Peinzend schuift hij wat met het lege theeglas over het tafelblad. “Stel ik zou zo’n liefde daadwerkelijk beleven, dan kon dat best wel eens ten koste gaan van het liedje, ben ik bang. En dat is het mij gewoon niet waard.”

De avond valt over de Zwarte Plak. Op straat kun je een kanon afschieten, in huize Poels klinkt in de woonkamer zachtjes de weemoedige muziek van de Tindersticks. Waren we maar alvast oud, zeggen we tegen elkaar, dan hoefden we eindelijk niets meer en konden we in alle rust onze dagen slijten. Misschien dat dan ook die koorts in onze kop zou zakken, want nu blijft het alsmaar doorgaan, dat gemaal, het houdt nou nooit eens even op.