Peter Case - Het zwarte woud

December 1986

Fluitend komt Peter Case door de zijdeur de zaal binnenslenteren. De akoestische gitaar bungelt als een halflege plunjezak tegen zijn rechterdij. Hij draagt dezelfde kleren als hij die ochtend heeft aangetrokken: een sjofel grijs pak, afgetrapte schoenen en een bijpassende gleufhoed. De figuur lijkt rechtsreeks weggelopen uit de tijd van de Grote Depressie. En alsof hij het beeld helemaal compleet wil maken, zet hij een lied in over een zwerver die staat te liften langs de weg naar nergens.

Anderhalve man en een paardenkop zijn komen opdagen voor het optreden van de moderne troubadour, wiens titelloze debuutalbum de hemel werd ingeprezen als traditionalistisch, vernieuwend, fantasierijk en oorspronkelijk. Na afloop hangt er nogal verloren bij. Hij is moe en wil naar huis, maar thuis ligt vooralsnog onbereikbaar ver weg. Home is, tot nader order, wherever I lay my hat. “Reizen is een wezenlijk deel van mijn leven,” zegt hij, voor de zoveelste keer die middag zijn zwarte hoornen bril de neuswortel opschuivend. “Op de bonnefooi de wijde wereld intrekken, dat sprak me al aan toen ik een jaar of dertien was. Vooral weglopen van huis leek me iets fantastisch avontuurlijks. Dat krijg je ervan als je op die ontvankelijke leeftijd een biografie van Bob Dylan leest. Een zwervend bestaan gaat dan onwillekeurig tot je verbeelding spreken.”

Peter Case heeft in zijn jonge jaren heel wat afgelift. Met de duim omhoog aan een uitvalsweg staan, de eerste de beste auto die stopt instappen en maar kijken waar je belandt, daarna de stad even in en vervolgens snel weer verder. “Door al dat reizen ben ik tot de ontdekking gekomen dat de Verenigde Staten bestaan uit verschillende landen met elk een eigen cultuur en in zekere zin zelfs een eigen taal. Je wilt je land van herkomst verkennen en al doende dringt het langzamerhand tot je door dat Amerika niet echt één natie is. Je voelt je als het ware verdwaald. Je weet niet waar je vandaan komt noch waar je naar toegaat.”

Volgens Peter Case zelf is het onzin om hem te typeren als een chroniqueur. Op de binnenhoes van zijn album beweert hij geen enkel liedje te kennen dat over Amerika gaat. “Mijn liedjes zijn natuurlijk in zoverre Amerikaans, dat ze zich in dat land afspelen,” licht hij toe. “Ik zing over mensen die daar wonen en dingen die daar gebeuren. Hoe kan ik ook anders? Ik leef nu eenmaal in Amerika. Maar hét Amerika of dé Amerikaan bestaat niet, hoewel men dat de laatste jaren graag wil doen geloven. Zo kun je op televisie bij ons reclamespots zien in de trant van: je komt thuis na een dag hard werken, je trekt je schoenen uit en gaat in de gemakkelijke stoel zitten – je bent een Amerikaan en je hebt wel een pilsje verdiend. Van dat soort vals patriottisme moet ik al helemaal niets hebben.”

In de ogen van Peter Case ontbreekt het de Verenigde Staten bovenal aan voldoende traditie. “En het beetje traditie dat we hebben, wordt schandeljk veronachtzaamd,” meent hij. “Neem nou de muziek. De traditionele vormen van folk en blues dreigen uit te sterven. Mensen van mijn leeftijd zijn de laatsten die nog de gelegenheid hebben gehad om het een en ander rechtstreeks van de oude meesters te leren. Maar bijna niemand heeft die kans benut. Terwijl ik juist vind dat je als muzikant een zekere artistieke overtuiging moet zien te vinden, opdat je in je werk iets wezenlijks kunt naleven.”

*******

Van rock ’n’ roll heeft hij nu wel zijn buik vol. “Het is niet zozeer de muziek zelf die me tegen de borst stuit als wel die zogenaamde levensstijl, waar bovendien een verderfelijke aantrekkingskracht van afstraalt. Daarbij wordt nogal eens gesuggereerd dat rock ’n’ roll tot innerlijke bevrijding zou kunn en leiden. Niets is echter minder waar.” En Peter Case heeft recht van spreken. Per slot van rekening behoorde hij als lid van The Nerves tot de powerpop-pioniers van de Californische punkbeweging. Enige bekendheid verwierf hij echt er pas met The Plimsouls, die op grond van hun succes in het clubcircuit van Los Angeles een platencontract kregen aangeboden, hetgeen een jaar of vijf geleden met het van hun tweede album Everywhere At Once getrokken single A Million Miles Aways een bescheiden hit opleverde. Zo mochten ze als voorprogramma op tournee met onder anderen Tom Petty en Elvis Costello mochten verzorgen, terwijl ze verder te zien waren in de tienerfilm Valley Girl.

“Na zo’n zes jaar hield ik het met The Plimsouls voor gezien,” vertelt Peter Case. “Het hele gedoe was me in toenemende mate gaan tegenstaan. Het concept van een popgroep knelt op den duur als een keurslijf. Wat je te zeggen hebt, komt toch niet over. De teksten zijn praktisch onverstaanbaar door de harde muziek en, wat misschien nog erger is, het publiek interesseert het niet eens echt wat je zingt. Daarnaast voelde ik me steeds meer beperkt door de formule die we hanteerden, een strak en simpel stramien dat veel te weinig mogelijkheden bood.”

Hij besloot zich een tijdlang toe te leggen op het schrijven van liedjes, in de hoop zodoende uiteindelijk een eigen stijl te vinden. Ondertussen verdiende hij de kost met het terugbrengen van huurauto’s. Optreden deed hij slechts incidenteel, ook al had hij inmiddels met Victoria Williams, zijn huidige echtgenote, The Incredible Strung Out Band opgericht. Door toedoen van T Bone Burnett, die hij via de deejay van een plaatselijke club had leren kennen, kwam er uiteindelijk weer schot in zijn carrière.

“In de anderhalfjaar na The Plimsouls had ik ruim vijftig liedjes geschreven,” zegt Peter Case. “Op een goede dag trok ik de stoute schoenen aan en belde T Bone op of ik hem wat mocht komen laten horen. Een paar dagen later kreeg ik op mijn beurt een telefoontje van hem met de vraag of ik geen zin had om samen met hem in Texas te gaan logeren. Daar in Fort Worth viel werkelijk niets te beleven, we konden eigenlijk alleen maar op bezoek gaan bij vrienden en familie van T Bone, dus we hebben voornamelijk muziek gemaakt. In de plaatselijke studio hebben we ook de basis van de eerste liedjes opgenomen. Weer terug in Los Angeles hebben we het werk voortgezet. We voegden telkens een instrument toe, totdat we vonden dat het afdoende was. En de uitgenodigde muzikanten mochten zelf bepalen hoe ze hun partij wilden invullen. Het resultaat was, wat we gekscherend noemden, tribal folk.”

*******

Peter Case groeide op in Hamburg, een kleine stad nabij Buffalo, gelegen in het uiterste westen van de staat New York. “Als puber wist ik niet zo goed wat ik nou precies met mijn leven aan moest. Ik wilde graag de muziek in, maar vond het tegelijkertijd belangrijk een fatsoenlijke opleiding te volgen. In eerste instantie heb ik de middelbare school niet afgemaakt, later kwam ik daar op terug en ben ik toch gaan studeren. Maar op zekere dag kreeg ik het plotsklaps op mijn heupen. Ik was achttien en met mijn boeken onder de arm op weg naar de universiteit. Een sneeuwstorm gierde die ochtend door de straten van Buffalo en dat was het moment dat ik het genoeg vond. Ik draaide me spoorslags om, ging mijn gitaar halen en pakte de bus naar Chicago. Daar bleef ik enkele dagen hangen, waarna ik per trein doorreisde naar San Francisco.”

In zijn liedjes keert Peter Case regelmatig naar zijn geboortestreek terug. I Shook His Hands bijvoorbeeld bevat een jeugdherinnering aan een bezoek van John F. Kennedy, de toenmalige president die kort daarop zou worden vermoord. Small Town Spree vertelt over een kennis die mede onder invloed van alcohol doordraait, met als gevolg een bloedige schietpartij. Die tragische gebeurtenis vond plaats aan het eind van de jaren zestig, een periode waarin Peter Case maar niet uitgeluisterd raakte op het album Song Cycle, reden waarom hij zo gelukkig is met het strijkersarrangement van Van Dyke Parks. Uitgesproken schaars geïnstrumenteerd daarentegen is Walk In The Woods, waarin een jong stel de wijde wereld intrekt om vervolgens amper onderweg spoorloos te verdwijnen.

“Als je eenmaal besloten hebt op eigen benen te staan, ziet de toekomst er net zo uit als een donker bos: aanlokkelijk en avontuurlijk, geheimzinnig en gevaarlijk,” vertelt Peter Case. “Maar dat zwarte woud staat ook voor de eigen moraal van elke opgroeiende generatie, in dit geval de hippies, waarin je de weg voorgoed kunt kwijtraken. Met mijn tweeëndertig jaar mag ik dan te jong zijn om een hippie te zijn geweest, maar ik ben weer te oud om geen hippie te zijn geweest. Ik was een kleine hippie. En ik heb heel goed meegekregen hoe in de vroege jaren zeventig zowat iedereen, en dan bedoel ik niet alleen de jongeren, totaal in paniek raakte. Kinderen aan de drugs, ouders in de problemen, veteranen uit Vietnam die de kluts kwijt waren en ga zo maar door – het leek wel alsof iedereen reddeloos verloren was.”

Peter Case schetst in zijn muziek geen opwekkende wereld. Zo doet hij in Satellite Beach verslag van een rit van Californië naar Florida, waarbij hij zich beperkt tot wat er vanuit de auto te zien is. Er gebeurt in feite niets onderweg, maar het ene apocalyptische beeld wordt aan het andere geregen. We saw the wilds from coast to coast, now we watch it all the time. “Ik beschrijf alleen maar wat ik waarneem,” aldus Peter Case. “Ik bezie de wereld heus niet door een zonnebril.”

Hoewel hij op de binnenhoes van zijn fabuleuze album stelt dat alle liedjes over sin and saivation gaan, is er van zaligheid hoegenaamd geen sprake. “Het einde is toch altijd open?” werpt hij tegen. “Nou, dan is genade ook nergens uitgesloten. Ik geloof heilig in de verlossing. Ieder mens zondigt, de een wat vaker en zwaarder dan de ander, maar als je lering trekt uit je zonden, zal je de zaligheid zeker niet worden onthouden. Althans, dat is mijn overtuiging. Ik ben een christen, ik geloof in Jezus en ik probeer te leven naar het woord Gods, zo goed en zo kwaad als ik dat maar kan.”