Lynn Miles - Een eenzame bezigheid

Juli 2013

Soms blijk je glad vergeten hoe goed iemand eigenlijk wel niet is. Neem nou Lynn Miles. Zes jaar liefst was je tot je eigen schande niet meer naar een optreden van haar geweest. Van de winter tourde ze weer eens een weekje langs de kleine podia in de provincie, dus door de natte sneeuw op naar Cultura in Ede, waar het café van het cultuurcentrum nog aardig volliep. Met haar zwaarmoedige muziek voor bij de centrale verwarming deed ze zich die barre donderdagavond eens te meer kennen als een al te best bewaard geheim.

“Zelf vind ik op mijn onbewaakte momenten ook dat ik beter verdien, al verbittert het me vooralsnog niet, integendeel, het werkt eerder stimulerend,” zei ze twee dagen later aan een lunch van Japanse dumplings en gevulde noedelsoep. De volgende ochtend zou ze voor een handvol optredens afreizen naar Groot-Brittannië, die zaterdag trakteerde ze zichzelf op een dagje Amsterdam inclusief luxe hotel. De afgelopen week had ze gelogeerd bij de organisatoren van haar Nederlandse optredens. “Zulke aardige mensen, maar je zit toch ergens met het gevoel dat je ze tot last bent. Afgezien daarvan ben ik graag op mezelf.”

Tussen de tachtig en honderd dagen per jaar is ze op pad. In Europa meestal in haar eentje, in Canada en de Verenigde Staten vrijwel altijd met gewezen Praire Oyster-gitarist Keith Glass. “Op zo’n bescheiden schaal touren is behoorlijk uitputtend, zeker in je eentje en al helemaal nu de jaren gaan tellen. Maar ook al klinkt het als een gemeenplaats: ik hou zielsveel van optreden en voor mijn gevoel word ik er ook nog steeds beter in. Lang geleden heb ik met mezelf afgesproken rigoureus te stoppen zo gauw ik op het podium niet meer weet te genieten. Wat overigens niet wegneemt dat ik behoorlijk gefnuikt ben in mijn verwachtingen. In een ideale wereld had ik nu een tourbus, een kleine band en een volle agenda, zodat ik het hele jaar door uit de koffer kon leven.”

Op de kop af zeventien jaar geleden deed ze voor het eerst Nederland aan. “Een beetje een muurbloempje,” zo noemde ze zichzelf toen haar schuchterheid eenmaal was weggenomen. “Aan de andere kant ben ik typisch zo iemand die haar hele levensverhaal aan een wildvreemde kan toevertrouwen. Waren er maar mensen met het hart op de tong, verzucht ik wel eens, want welk verschrikkelijk geheim je ook met je mee mag dragen, je bent heus niet de enige ter wereld. Vandaar dat ik me helemaal niet geneer voor mijn openhartigheid, integendeel, ik wil de mensen juist deelgenoot maken van mijn ongeluk.” Meesmuilend: “Opdat ze lief voor me zijn.” Om er zonder een spoor van ironie aan toe te voegen: “Tegen wil en dank ben ik een aanhangster van de seriële monogamie.”

There is a clarity and a directness about Lynn Miles that is endless”, aldus singer-songwriter Fred Eaglesmith, een gewezen geliefde van haar. “But you can’t write it unless you experience it. So you have to live up against it, feeling every single snowflake on your tongue.” Mooie woorden uit zijn melancholieke nawoord bij haar officiële debuut Slightly Haunted, drie jaar later gevolgd door het onberispelijke Night In A Strange Town, geproduceerd door Joni Mitchell-bassist Larry Klein. Dankzij een contract bij een muziekuitgeverij kon ze zich destijds een piepklein appartement in Hollywood veroorloven, om na vier jaar weer terug te keren naar Ottawa. “Noodgedwongen, zij het ook met een zekere opluchting. Ik miste mijn familie en vrienden, de wisseling van de seizoenen, mijn eigen cultuur. Eindelijk kon ik terug naar huis. Bovendien was ik zo vaak onderweg, dat het eigenlijk niet uitmaakte waar ik woonde.”

Zo luxueus als die tijd in Los Angeles zou ze het nooit meer krijgen. “Financiële kopzorgen kende ik toen niet, ik kon me volledig aan de muziek wijden. Het meest teleurgesteld was ik nog over het feit dat geen enkele producer of zangeres interesse in mijn liedjes toonde.” Behalve de muziekuitgeverij verloor ze begin jaren nul ook haar platenfirma. Sindsdien verschenen het Daniel Lanois-achtige Unravel, het countryrockerige Love Sweet Love, het breed geschakeerde Fall For Beauty en het rootsy Downpour, vier even mooie albums, die bovendien stuk voor stuk enkele potentiële countryhits herbergen. “Niet voor niets heb ik sinds kort een muziekuitgever in Nashville, al reken ik echt op helemaal niets. Alleen als je flink wat successen op je palmares hebt staan, krijg je daar als professionele liedjesschrijver nog een voet tussen de deur.”

Eerlijk gezegd baart de toekomst haar zorgen, dagelijks zelfs en meer dan ooit. Ze moet nog zien of het haar tijd wel zal duren. “Het gaat gewoon langzaam bergaf. Los van de algemeen dalende cd-verkoop opereer ik in een genre waarbinnen het publiek zich niet verjongt. Plus dat vijftigplussers niet meer zo makkelijk de deur uitgaan, iets wat ik begin te merken aan de opkomst bij mijn optredens.” Als bijverdienste geeft ze tegenwoordig workshops in het schrijven van liedjes, iets waar ze trouwens zelf ook het nodige van opsteekt. “Iedereen houdt er namelijk een eigen methode op na. Er bestaan nu eenmaal geen vaste regels voor creëren. Alles is toegestaan, je kunt het doen zoals het je goeddunkt. Iedere kunstenaar is in feite een pionier en pionieren is een eenzame bezigheid.”

Zo’n half jaar na die Japanse lunch in Amsterdam zit Lynn Miles, pushing fifty-five, thuis op de veranda met een glas ijsthee voor haar doen behoorlijk opgeruimd te wezen. Een rondje folkfestivals brengt deze zomer aardig wat geld in het laatje, temeer omdat het spiksplinternieuwe Downpour er gretig aftrek blijkt te vinden. Evenals de drie vorige albums opgenomen met de creatieve multi-instrumentalist Ian LeFeuvre wijken instrumentatie en klankbeeld weer net voldoende af om voorspelbaarheid te vermijden en toch vertrouwd te blijven aandoen. “Inmiddels kunnen wij tweeën lezen en schrijven met elkaar. Het moest alleen allemaal weer tussen de bedrijven door gebeuren, omdat Ian de kost verdient met het maken van muziek voor commercials en tv-programma’s. Al met al kostte het ons pakweg acht maanden, wat veel te lang is naar mijn smaak, want eenmaal bezig in de studio word ik een ongeduldig type.”

Zonder zich nu direct als orgineel te onderscheiden, weet haar werk toch de middelmaat te ontstijgen, mede dankzij de nauwgezetheid waarmee het in elkaar is gestoken. Vandaar dat haar afgewogen, zo niet uitgebeende teksten over eenzaamheid, hunkering en onvermogen ondanks haar best klaaglijke zangstem verschoond blijven van larmoyantie. I learned my limitations, my lessons and frustrations while I was looking for three chords and the truth, heet het op Fall For Beauty. “Ik heb van nature de neiging bloemrijk te schrijven en ook wil ik nogal eens te veel in een tekst stoppen. Het moet zo simpel en helder mogelijk, al was het maar omdat je anders al gauw de waarheid verdoezelt. Eenvoud en oprechtheid gaan hand in hand. Hoe confronterend ook, ik probeer altijd eerlijk te zijn tegenover mezelf.”

Tell me how to be alone, that’s the future that I’ve earned, zingt ze op Downpour niet zonder berusting. I won’t change for someone else if I couldn’t change for you. “Het gaat vaak over wat de ander mij heeft aangedaan, maar het ligt natuurlijk net zo goed en misschien wel vooral aan mezelf. Dat ik dat nu eindelijk heb durven bekennen, is een pak van mijn hart. Ik zie het ook als een doorbraak. Toen ik na elf jaar besloot te stoppen met antidepressiva en ik ze eenmaal helemaal had afgebouwd, liep ik werkelijk over van de emoties. Het leek wel een wolkbreuk, vandaar ook die titel Downpour. De ziekte en dood van mijn vader wisten geen traan bij mij los te maken, al had ik nog zo’n verschrikkelijk verdriet om hem. Kennelijk hadden de medicijnen al die tijd mijn gevoelens opgesloten gehouden. In ieder geval stroomden de liedjes er opeens uit, in totaal wel een stuk of dertig. Ik schreef en schreef en schreef, terwijl ik huilde, huilde, huilde.”