Luka Bloom - In mineur

Maart 2014

Als weinig anderen verstaat Luka Bloom (58) de kunst van het bewonderen, getuige het recent verschenen Head & Heart, een coveralbum op het kruispunt van folk en jazz met al dan niet vergeten klassiekers van onder anderen Bob Dylan, John Martyn, Roberta Flack, Glen Campbell en Don McLean. Een mooie aanleiding om de Ierse troubadour eens te laten vertellen over een stel sleutelliedjes in zijn leven en werk.

“Het eerste liedje dat mij voor altijd zou bijblijven was Black Is The Colour Of My True Love’s Hair, een Schotse traditional uit het begin van de vorige eeuw. Ik leerde het op mijn veertiende van een oudere kennis en zo ontdekte ik de hemelse klank van mineurakkoorden. Een andere ballade over onbeantwoorde liefde die me telkens opnieuw weet te raken is Raglan Road, een gedicht van Patrick Kavanagh, op muziek gezet en uitgevoerd door The Dubliners, prachtig gezongen door Luke Kelly, al vind ik de versie van Sinead O’Connor niet minder mooi. De tekst is werkelijk van een onaardse schoonheid. Her dark hair would weave a snare that I may one day rue. Dat soort liefdesleed te horen, maakt me gewoon zielsgelukkig.”

“Geen liedje roept zulke nostalgische gevoelens bij mij op als Can’t Help Lovin’ Dat Man  uit de musical Show Boat, opgenomen door onder anderen Billie Holiday, Ella Fitzgerald en Shirley Bassey. Op zich vind ik het niet eens zo’n bijzonder nummer, ware het niet dat ik het mijn moeder talloze malen achter de piano heb horen zingen. Fish got to swim, birds got to fly, I gotta love one man till I die. Zij was 33 toen hij stierf, mijn vader 41 toen hij dood omviel. Wanneer mijn moeder het zong, stonden de tranen haar altijd in de ogen en vaak moest ze er ook nog bij huilen. Zo begreep ik al op jonge leeftijd dat het maken van muziek een probaat middel is om de druk van het verdriet af te halen.”

“Ralph McTell inspireerde me om mijn eigen muziek te gaan maken, terwijl ik tot dan toe zweerde bij traditioneel repertoire. Streets Of London was een nieuw folkliedje over een actueel onderwerp, dat politiek was zonder uitgesproken politiek te zijn. De zanger houdt iemand die zichzelf zit te beklagen voor hoe je al wandelend door de binnenstad de ene na de andere dakloze tegenkomt, een reden te meer om je zegeningen te tellen. Ik was een jaar of zeventien toen ik het nummer leerde spelen en ik weet nog goed dat ik dacht: misschien kan ik zelf ook wel zoiets schrijven. Ruim dertig jaar later stonden we aan de vooravond van de illegale oorlog tegen Irak. Overal ter wereld vonden er demonstraties plaats, al kon iedereen op zijn klompen aanvoelen dat Bush en Blair zich door niets en niemand zouden laten weerhouden. Meer nog dan woedend maakte die gedachte me angstig, wat me op het idee bracht voor I Am Not At War With Anyone, een protestliedje vanuit de optiek van een bang kind. Zodoende kwam ik tot het inzicht dat een statement veel krachtiger overkomt als je je stem juist niet verheft.”

“Een typisch Iers liedje draait om verlangen en dan met name heimwee. Wij Ieren houden er nu eenmaal van om verstoken van huis en haard te houden van ons vaderland. Misschien wonen we er nog wel het liefst van al in onze verbeelding. Heimwee zit schijnbaar in onze genen sinds de aardappelhongersnood halverwege de negentiende eeuw toen massa’s Ieren naar de Verenigde Staten trokken om in de meest letterlijke zin van het woord te overleven. In City Of Chicago kruip ik in de huid van zo’n emigrant, die ’s avonds in een grauwe buitenwijk voor zijn geestesoog de heuvels van Donegal ziet opdoemen. Alweer een kleine dertig jaar geleden volgde ik als het ware in zijn kielzog in de hoop daar in het verre Amerika een carrière van de grond te krijgen. Ik ken dan ook eigenlijk geen doorleefder Iers liedje dan City Of Chicago, want ik heb het tenslotte zelf allemaal doorgemaakt.”

“Begin deze eeuw heb ik met Keeper Of The Flame al eens een coveralbum uitgebracht en voor Head & Heart had ik zo’n dertig nummers geselecteerd, dus dat maakt het voor mij des te moeilijker om te bepalen welk liedje van iemand anders ik graag zelf had willen schrijven. Laat ik het houden op Every Grain Of Sand van Bob Dylan, niet alleen omdat het een vergeten klassieker is, maar vooral vanwege die weergaloze voordracht, snerpend en tegelijk lyrisch. Al ga ik eerlijk gezegd net als talloze andere liedjesschrijvers stiekem natuurlijk toch voor My Way, want dan zou ik nu tenminste steenrijk zijn.”