K.D. Lang - Post-nucleair cabaret
Eigenlijk is ze veertig jaar te laat geboren. Want ze mag dan wel voor alternatief doorgaan, ze zingt natuurlijk hartstikke ouderwets. Nou ja, ouderwets, laat haar liever zeggen: klassiek. Met rock ’n’ roll, wat je daar dan ook onder wenst te verstaan, heeft haar manier van zingen in ieder geval niets van doen. Ze zou best anders kunnen, daar niet van, maar ze wil nu eenmaal niet. En daar zat hem de kneep.
Ze heeft lang lopen zoeken naar een type muziek waarbinnen ze het progressieve en het traditionele met elkaar kon verbinden. Tevergeefs: zo’n soort muziek bestond domweg niet. Uit pure armoede besloot ze toen maar haar eigen genre te scheppen. Hetgeen overigens gemakkelijker gezegd bleek dan gedaan. Uiteindelijk is het haar dan toch gelukt om een stijl te ontwikkelen die ze zelf omschrijft als ‘eigentijds en tegelijk tijdloos’. Of, als ze iets gekscherends over zich krijgt: ‘Post-nucleair cabaret.’
De sterren van de hemel zingen - als de uitdrukking niet al had bestaan, dan zou vast iemand ze speciaal voor haar hebben verzonnen. Haar stem is niets minder dan een godsgeschenk, technisch gezien kan ze er praktisch alle kanten mee op en ze weet er nog gevoel in te leggen ook. En niks geen grote keel opzetten of allerlei capriolen uithalen op de toonladder. Op een zo subtiel mogelijke wijze een zo groot mogelijke intensiteit bereiken, dat is waar ze naar streeft. “Voor mij bestaat zingen voor negentig procent uit emotie.”
Praat haar niet van de Mariah Careys en Whitney Houstons van deze wereld. Het klinkt geweldig, het ziet er schitterend uit, edoch: het is een en al gepronk, aanstellerij. De grijze massa kan van dat soort wegwerpmuziek geen genoeg krijgen, dus geen wonder dat die meiden zich zoveel zijn gaan verbeelden. Ze heeft een keer Peggy Lee in een rolstoel zien optreden. Het mens kon haar liedjes amper fluisteren, maar wat een expressiviteit, zeg. Of neem Billie Holiday en Edith Piaf in hun nadagen: werkelijk hartverscheurend. Wie hoor je er nog over? “Muziek die door merg en been gaat, daar kan het gewone volk niet tegen.”
*******
Kathryn Dawn Lang heet ze voluit, maar sinds ze dertien jaar geleden als prille twintiger het artiestenvak instapte, schrijft ze zich k.d lang. “Ik wilde een absoluut geslachtsloze naam.” Zo waakt ze er ook haast angstvallig voor haar vrouwelijkheid uit te buiten - ze kiest haar kleding en kapsel uit op haar androgyne gezicht. Toen Madonna haar voor het eerst in levende lijve zag, slaakte deze de inmiddels historische woorden: “Elvis leeft en ze ziet er fantastisch uit.” En inderdaad: ze blijkt op een verwarrende wijze adembenemend mooi.
De reputatie wil dat ze geen makkie is om te interviewen. Ze schijnt gauw op de tenen getrapt te zijn en dan flink uit de slof te kunnen schieten. In werkelijkheid valt ze reuze mee, al kan haar stemming soms bliksemsnel omslaan. Bijvoorbeeld tegen het einde van het gesprek, als we toch nog even heel voorzichtig kwijt moeten, dat we tijdens haar laatste concert in Amsterdam zowat weggekeken werden door het overwegend lesbische publiek. “Nou weet je meteen hoe wij ons al die jaren hebben gevoeld.” Een ijskoude blik, prompt gevolgd door een spottend glimlachje. “Jaja, die avond waren de rollen opeens omgedraaid, hè?” Dan, op verzoenende toon: “Ik kon het ook niet helpen, hoor.”
Sinds ze een jaar of drie geleden uit de kast kwam, geldt ze wereldwijd als een lesbisch boegbeeld. Niet van harte overigens, net zo min als ze stond te springen om zich in het openbaar uit te spreken over haar seksuele voorkeur. Eén ding moeten we echter goed begrijpen: ze heeft het nooit verborgen proberen te houden, ze vond het alleen niet nodig om er een punt van te maken. Zij zat er immers niet mee en haar moeder zou er in dat achterlijke gat in Alberta vast door Jan en Alleman op zijn aangesproken. En eerlijk is eerlijk: wie weet had het haar carrière wel geschaad.
Met het succes nam de kans toe dat de rioolpers zich op haar zou storten, iets dat ze per se wilde vermijden. Bovendien werd er vanuit het roze front steeds dringender geappelleerd aan haar morele plicht om zich als beroemdheid in te zetten voor de strijd tegen de door aids aangewakkerde homofobie. Kortom, een officiële verklaring kon eenvoudig niet langer uitblijven. “Plus dat ik er natuurlijk klaar voor was.”
Niet meer dan een storm in een glas water veroorzaakte haar bekentenis. “Men was het blijkbaar zat om mij te haten.” Twee jaar eerder had ze het namelijk echt zwaar te verduren gekregen, toen ze zich leende voor een tv-reclame voor de PETA, een organisatie die zich bekommert om de rechten van het dier. “Als je wist hoe vlees gemaakt wordt, zou je alle trek onmiddellijk vergaan,” verzekerde ze voor het oog van de camera, terwijl ze innig een koe omarmde. Ze konden haar wel schieten, daar in het verre Alberta, waar al die veeboeren toch al zulke moeilijke tijden doormaakten. “Ik werd verketterd als een landverraadster.”
Ze komt uit Consort, een dorpje van zo’n zevenhonderd inwoners aan de rand van de West-Canadese prairie. Voor een wildebras als zij een ideale omgeving om op te groeien. Van haar vader, een apotheker, kreeg ze op haar negende een motor en samen oefenden ze achter het huis in het schieten met revolvers en geweren. Voor de rest viel er niet veel te beleven en dus fantaseerde ze er op los. Ze droomde bovenal van een glansrijke carrière als zangeres, want dat haar toekomst in de muziek lag, was haar als kind al duidelijk geworden toen ze haar eerste talentenjacht won. Ze kon niet wachten op de dag dat ze eindelijk naar de grote stad zou verhuizen om te gaan studeren. “De enige andere optie was trouwen met een gozer uit de buurt en kinderen krijgen, iets dat ik helemaal niet zag zitten.”
*******
Zeven jaar geleden alweer maakte ze haar Nederlandse podiumdebuut op Parkpop. Ze droeg een square dance-jurk, volgespeld met kleine plastic koeien en varkens en wat er verder zoal aan beesten op een boerderij rondloopt. Het borstelige kapsel gaf haar iets jongensachtigs. Aardig detail: er zit een enorme ladder in haar panty. Met een diepe buiging bedankte ze het publiek, staande op één been, het andere de hoogte in gestoken, de arm en wijd gespreid.
Ja zeker, dat optreden kan ze zich nog wel herinneren. De mensen wisten niet wat ze ervan moesten denken, zoveel is haar in ieder geval bijgebleven – je kon het van hungezichten aflezen. Volgens de kranten echter had ze met een bonte mengeling van western swing, rockabilly en honky tonk, afgewisseld met een enkele kippenvel verwekkende ballade, die zondagmiddag in het Haagse Zuiderpark de show weten te stelen. “Echt waar?”
Stak ze niet de draak met de goede oude country ’n’ western – dat was destijds de cruciale vraag. Wie haar platen beluisterde, kon niets parodiërends in haar muziek ontdekken. Haar imago van cowgirl from hell daarentegen was een regelrechte karikatuur, waarmee ze zichzelf tot de risée van het wereldje maakte. Zo werden ze zelden of nooit op de radio gedraaid en al logen de verkoopcijfers van het zwelgende Shadowland uit 1988 en het veelzeggend getitelde Absolute Torch And Twang van een jaar later er bepaald niet om, ze werd niet eenmaal genomineerd voor een Country Music Award. “Tja, dat krijg je als je als lesbische punk zo nodig wilt infiltreren in een christelijk mannenbolwerk.”
Stereotypen aanvallen en onderuit halen, daar was het haar om te doen. Maar hoezeer ze zich ook afzette tegen die zingende barbiepoppen met hun opgestoken haar en hun glitterjurken, tegelijkertijd vond ze die ultieme kitsch eigenlijk best wel schitterend. “Als je het vulgaire tot in het extreme doorvoert, krijg je vanzelf iets excentrieks.” En dat al dat uiterlijk vertoon haaks staat op die uit het leven gegrepen muziek, maakte het voor des te fascinerender. “Nep en toch echt – het leek me interessant om eens uit te proberen wat je met die combinatie zoal kunt doen.”
Haar passie voor het genre werd gewekt toen ze als studente de hoofdrol kreeg aangeboden in een musical over het leven van Patsy Cline, de legendarische countrycoryfee die in 1963 bij een vliegtuigongeluk de dood vond. Een eigenzinnige vrouw, allesbehalve bekrompen in haar muzikale opvattingen en schaamteloos emotioneel als het op zingen aankwam. “Het was alsof ik eindelijk met mezelf kennismaakte.” Jarenlang had ze vruchteloos geëxperimenteerd met avantgardistische folk en industriële punk, maar plotseling wist ze in welke richting ze het moest zoeken. En als ze het handig speelde, zou ze het nog ver kunnen schoppen ook. Met Ingénue vond ze haar eigen stijl, pal na het verschijnen van dat album in 1992 kwam ze uit de kast en geen reclamecampagne had het resultaat kunnen overtreffen - ze werd een fenomeen.
Liefst twee maanden duurt de promotietournee voor haar nieuwste produkt en met het einde in zicht zal al dat gepraat over telkens weer dezelfde onderwerpen haar onderhand wel behoorlijk de keel uithangen. Ze trekt een gezicht en slaakt een diepe zucht. Nee, dan verliep het werk aan All You Can Eat toch heel wat relaxter. De muziek namen ze op in de privé-studio van haar rechterhand Ben Mink, de zangpartijen zetten ze bij haar thuis in Vancouver op de band. Als het onverhoopt niet mocht lukken of ze hadden toevallig eens een dag geen zin, dan konden ze het rustig voor gezien houden. Je hoort het er aan af, vindt ze, de plaat klinkt zo organisch. En zo vol verlangen ook, zouden we durven zeggen, niet romantisch zwijmelend in de maneschijn, maar smachtend op het sensuele af. Ze moet even wat verlegenheid weglachen. “Wat wil je? Ik heb de ware liefde nog altijd niet gevonden.”