John Hiatt - Uit de woestijn

Oktober 2001

“Of ik de drank en de drugs wel eens mis? Nee, niet echt, al zou ik tijdens het eten soms best graag een glas wijn willen kunnen drinken. Het enige waar ik me nog aan bezondig, is dat ik na een diner zo af en toe een goede sigaar opsteek. Maar ik rook net zo onschuldig als Bill Clinton in zijn wilde jaren: ik inhaleer niet.” Er trekt een brede grijns over het gezicht van John Hiatt, wiens humeur net zo fleurig blijkt als zijn zomershirt met gitarendessin. Zelden of nooit in zijn inmiddels ruim een kwart eeuw omspannende carrière toonde hij zich zo opgeruimd als op deze zonovergoten dag en geen wonder, want het gaat hem eindelijk weer voor de wind.

Niet dat hij ooit van het toneel verdwenen is geweest, maar evengoed maakte hij vorig jaar omstreeks deze tijd een grandioze comeback met Crossing Muddy Waters, een zonder poespas opgenomen verzameling akoestische liedjes op het kruispunt van folk, blues en country. Het leverde hem warempel een nominatie voor een Grammy Award op, terwijl er alleen al in Nederland niet minder dan twintigduizend stuks van over de toonbank gingen. Dat succes had zes jaar geleden eigenlijk weggelegd moeten zijn voor Walk On, een voor zijn doen laagdrempelig album, waarvan zijn platenfirma er toch al gauw een half miljoen dacht te kunnen slijten. Zelf begon hij er pas voorzichtig in te geloven toen Cry Love zich op de zogeheten Adult Album Alternative-stations ontpopte als een hit in de dop. “Op een gegeven moment was het daar zelfs het meest gedraaide liedje, wat betekende dat het als single op de popzenders allesbehalve kansloos was. Bij de luistertests kwam het nummer echter beroerd uit de bus, maar wat valt er anders te verwachten als je een stel pubers over mijn muziek laat oordelen. Alsof er soms geen volwassenen naar popstations zouden luisteren, wierp ik nog tegen. Bij de radiopromotie wilden ze er echter helemaal niet aan. Later heeft de directeur zelf tegenover mij ruiterlijk toegegeven dat ze de zaak verknald hadden. Op datzelfde ogenblik knapte er iets in mij. Ik dacht bij mezelf: 'Krijg toch allemaal de kolere!’”

Walk On bleek niet voor niets het dertiende album van Hiatt, want er rustte kennelijk geen zegen op. De opvolger van het misschien al te heftig klinkende Perfectly Good Guitar werd bij verschijning volkomen ten onrechte afgeserveerd als halfzacht en routineus, waarop een substantieel deel van zijn los-vaste aanhang afhaakte. Zelf leek de moed hem na het commerciële fiasco van Walk On finaal in de schoenen gezonken, getuige het schrikbarend maniëristische Little Head. Onder het mom van pretentieloos rock ’n’ lol trappen, wekte Hiatt vooral een ongeïnteresseerde indruk. “Ik kon in die periode gewoon niet beter en ergens zat ik daar niet eens mee,” bekent hij. “Het hoefde voor mij allemaal even niet meer. In wezen wilde ik alleen maar met rust gelaten worden. Ik had geen flauw idee waar het nou met mijn muziek en mijn carrière naar toe moest. Tegelijkertijd moest ik maar stug door blijven gaan. Ik voelde me alsof ik doelloos door een onmetelijke woestijn strompelde.”

Zelfs het plezier in optreden was hem vergaan, zo bleek destijds in de Amsterdamse Paradiso, waar Hiatt een geforceerde luchthartigheid tentoonspreidde. Daarbij miste de muziek elke urgentie, om nog maar te zwijgen van de stuitend plichtmatige uitvoering van de zo geliefde bruiloftsklassieker Have A Little Faith In Me. “Ik had allerlei problemen met mijn stem,” luidt nu de verklaring. “Dat ik plotseling aan bereik verloor, kon een kwestie van leeftijd wezen, dus daar brak ik me het hoofd niet over. Wat me meer zorgen baarde, was dat de kwaliteit en de kracht van de stem hard terugliepen. Vijf optredens op rij redde ik op een gegeven moment niet meer, dan stond ik echt als een kraai te zingen. Toen het van kwaad tot erger ging, consulteerde ik uiteindelijk een KNO-specialist in Los Angeles. Die man had zowat iedereen uit de muziekwereld behandeld, van Barbra Streisand tot Ozzy Osbourne, dus bij hem voelde ik me wel in veilige handen. Dat ik amper een maand na de operatie alweer als herboren klonk, had ik echter niet durven hopen. Gek genoeg ben ik geen seconde bang geweest dat ik misschien nooit meer zou kunnen zingen.”

Eenmaal weer de oude belde John Hiatt in een opwelling Sonny Landreth, de zydecogitarist met de fabuleuze slidetechniek. Destijds ingehuurd als vervanger voor Ry Cooder bleek de samenwerking met diens voor de grap tot The Goners gedoopte groep naar meer te smaken dan alleen die ene wereldtournee. Het resultaat was Slow Turning, een alleszins waardige opvolger van de erkende standaardplaat Bring The Family, temeer daar beide albums nogal drastisch van geluid verschilden. Al kletsend kwamen ze tijdens dat telefoongesprek tot de conclusie, dat het na tien jaar onderhand hoog tijd werd om weer eens iets samen te gaan ondernemen. Hiatt liet er geen gras over groeien en regelde een korte zomertournee om vervolgens de studio op te zoeken voor een nieuw album, waarvan de opnamen pas dit voorjaar werden voltooid, omdat zijn toenmalige platenfirma er geen brood in zag. Waarop de toch al ontstemde Hiatt niet rustte vooraleer het contract was ontbonden.

The Tiki Bar Is Open valt te kwalificeren als een aanstekelijke en afwisselende, zij het eerlijk gezegd ook enigszins wisselvallige plaat. Los daarvan wordt de muziek gekenmerkt door een zekere onstuimigheid, die de aandacht jammer genoeg afleidt van de retrospectieve teksten. “Al schrijvende doken er nogal wat beelden, personen en situaties van vroeger op, iets waaraan die reünie met The Goners waarschijnlijk niet vreemd was,” vertelt Hiatt. “Bovendien roepen mijn eigen kinderen allerlei herinneringen bij mij wakker. Het lijkt wel als de dag van gisteren dat ik op hun leeftijd was. Ik kan me nog levendig voorstellen wat er toen allemaal in mij omging. Misschien komt het door dat eigenaardige beroep van mij, maar ergens vind ik het onwezenlijk dat ik al tegen de vijftig loop, al probeer ik het ook weer niet krampachtig te negeren. Integendeel eigenlijk, mijn vrouw en ik praten de laatste tijd juist opvallend veel over het verleden, besefte ik onlangs. Ik ben klaarblijkelijk bezig een tussenbalans van mijn leven op te maken: waar sta ik op dit moment, waar ben ik zoal geweest en waar wil ik nog graag naar toe?”

In het licht van de hereniging met The Goners lijkt het nogal vreemd dat het pas daarna opgenomen Crossing Muddy Waters tot stand kwam met begeleiding van twee leden van zijn vorige groep The Nashville Queens. “Eigenlijk is het een tussendoortje,” verklaart Hiatt. “We werden benaderd door een dotcom-bedrijf, dat graag wat muziek van mij op hun website te koop wilde aanbieden. Toen liet mijn manager zich ontvallen dat dit de gelegenheid bij uitstek was om eindelijk eens die akoestische folkplaat te maken. Met David lmmerglück en Davey Faragher had ik tussen de bedrijven door al verschillende keren unplugged opgetreden, dus ik hoefde in feite niets meer uit te dokteren. Tussen het idee en de afronding lag amper een maand. De vergelijking met Bring The Family ligt dan ook voor de hand. Kennelijk ben ik op mijn best wanneer ik voor de vuist weg kan werken zonder dat er iemand over mijn schouder staat mee te kijken.”

Wie Crossing Muddy Water beluistert, krijgt licht de indruk dat het huwelijk van John Hiatt wel aan gruzelementen zal liggen. Het echtpaar heeft echter onlangs voor de tweede keer de zo gevreesde seven year itch overleefd. “Bij elke nieuwe plaat verzeker ik mijn vrouw dat alle lyrische liefdesliedjes over haar gaan. En dat ze over de rest absoluut niet hoeft in te zitten, want dat het toch allemaal maar uit de duim is gezogen,” zegt hij. Hetgeen vanzelfsprekend met een korreltje zout moet worden genomen. De bedrieglijk authentiek klinkende countryblues Mr. Stanley bijvoorbeeld blijkt een requiem voor zijn schoonvader, terwijl het indringende titelstuk refereert aan de zelfmoord van zijn eerste echtgenote. “Eerlijk gezegd ontdekte ik dat pas achteraf,” aldus Hiatt. “Al tokkelend op mijn gitaar dook op een gegeven moment dat motiefje op. Het deed mij onwillekeurig denken aan die stokoude folkliedjes uit de Appalachen, waarna ik vanzelf op het idee kwam om er een verhaal vol rampspoed bij te verzinnen. In tegenstelling tot vroeger hoef ik mijn inspiratie tegenwoordig niet meer direct uit mijn persoonlijke leefwereld te putten. De melodie roept meestal een bepaalde gemoedstoestand in mij op, waardoor de verbeelding binnen de kortste keren op gang wordt gebracht. Het maken van een nieuw liedje is tot op zekere hoogte ook een heel fysiek gebeuren, want al spelend voel je constant die akoestische gitaar tegen je maag vibreren. Het lijkt wel alsof er door al dat getril iets in je binnenste wordt los gerammeld.”

Uiteraard kon het Hiatt zelf evenmin ontgaan hoe boordevol liefdesleed de liedjes van Crossing Muddy Waters zitten. “Waarschijnlijk is dit album de neerslag van vijftien jaar huwelijk,” vermoedt hij bij nader inzien. “Als je zo lang getrouwd bent, heb je natuurlijk de nodige crisissen doorstaan. Gevoelens als verlies, angst en vervreemding zijn je dan allesbehalve onbekend. Afgezien daarvan borduur je na een aantal teksten rond hetzelfde thema natuurlijk daarop voort. Aan de werkelijkheid ontleende scènes kunnen binnen een bepaalde context dan een metaforische betekenis krijgen. Zo raakte bij een auto-ongeval een jaar of vier geleden de linkerhand van mijn vrouw nogal zwaar gekneusd. Haar vingers zwollen dusdanig op dat ze de trouwring hebben moeten afknippen. Zo’n dramatisch beeld laat je als tekstdichter vanzelfsprekend niet ongebruikt. Die ring ben ik trouwens dezelfde dag nog verloren.”

They cut off my wedding ring and you started to cry, a one-eyed Niagara Fails-man, aldus de gewonde geliefde in Only The Song Survives. “Ik durf gerust te bekennen dat ik in werkelijkheid net zo makkelijk in snikken uitbarst als in mijn teksten,” reageert Hiatt op de constatering dat er opmerkelijk veel tranen vloeien op Crossing Muddy Waters. “Dat krijg je nu eenmaal wanneer je opgroeit te midden van allemaal vrouwen. Vooral dankzij mijn drie zussen ben ik in mijn vormingsjaren danig gefeminiseerd, vandaar ook dat zoveel zangeressen zo goed uit de voeten kunnen met mijn liedjes. Maar zonder gekheid: ergens meen ik het nog serieus ook. Arthur Miller zei ooit dat schrijvers niet zozeer de dingen scherper zien, zij voelen alleen soms dieper. Veel mensen streven naar een zo uitgebalanceerd mogelijk bestaan, waarmee ze allerlei ervaringen bij voorbaat uitsluiten en uiteindelijk gedesillusioneerd de laatste adem uitblazen. Zeker als kunstenaar dien je te kiezen voor een eerlijkere manier van leven. Dit gezegd hebbende, moet ik er meteen aan toevoegen dat ik als geen ander geneigd ben de waarheid om mijn eigen bestwil te verdraaien.”