Frank Boeijen - Een sterke lokroep

September 1996

Maar eerst even dit: Nederlandstalige popmuziek is natuurlijk helemaal geen stroming, althans niet meer. Vijftien jaar geleden ja, toen was het dankzij het ongekende succes van Doe Maar een rage om in het Hollands te zingen. Het mocht echter niet lang duren, zij het dat een aantal groepen en solisten zich principieel genoeg toonde om er mee door te gaan. Een popgeneratie later lijkt het inmiddels minder vanzelfsprekend automatisch voor het Engels als voertaal te kiezen. Maar dan nog is er geen sprake van Nederlandtalige popmuziek als een op zichzelf staand genre. Want wat hebben de Osdorp Posse, De Dijk en Rowwen Hèze, om maar eens drie spreekbuizen van het jonge volkje te noemen, nu feitelijk verder met elkaar gemeen behalve het gebruik van hun moerstaal?

Frank Boeijen slaakt een diepe zucht. Voor hem op tafel ligt een mapje met een uitdraai van een serie artikelen over de geschiedenis van het Nederlandstalige poplied, speciaal voor zijn fanclubblad geschreven door journalist Hans Walraven, de co-auteur van zijn biografie. Geen half werk, dat blijkt alleen al uit de opgenomen tekstfragmenten, die variëren van een couplet van Koos Speenhoff uit het begin van deze eeuw tot een proeve van de vloeiend rijmende Def P. En welke naam je ook te binnen wil schieten, je zult hem niet tevergeefs zoeken. Daarbij toont hij allerlei dwarsverbanden en parallellen aan, waarmee een onmiskenbare continuïteit zichtbaar wordt, die wijst op een zekere traditie. Zuiver muzikaal gezien valt er daarentegen nauwelijks samenhang, laat staan ontwikkeling te ontdekken. Terwijl hij getuige het voorwoord juist het tegendeel hoopte te bewijzen.

“Is over dit onderwerp onderhand niet al alles gezegd?” zo vraagt Frank Boeijen zich in gemoede af. Gistermiddag heeft hij het hele verhaal nog eens herlezen om er vervolgens een avond lang met zijn gitarist over van gedachten te wisselen. De moed zou hem helemaal in de schoenen zijn gezonken als hij ook kennis had kunnen nemen van het lijvige essay van Paul Rutten in het Volkskundig Bulletin. Diens wetenschappelijk onderbouwde verhandeling is bovendien doorspekt met de meest relevante citaten uit de bundel Klare Taal, waarin Oor-medewerkers Erik van den Berg, Roy Mantel en Pieter van Adrichem veertien prominenten uit de Nederlandstalige popmuziek aan de tand voelen over hun tekstdichterschap. Onder hen: Frank Boeijen. “Moeten we dat gesprek soms hier en nu nog dunnetjes gaan overdoen?”

Welke conclusie trekt communicatiedeskundige Paul Rutten overigens? “Het is voor de muzikanten die aan het woord kwamen gemakkelijker de eigen ervaring te verwoorden in het Nederlands. Met de taal wordt ook een deel van de eigen cultuur, een eigen manier van duiden en verwoorden van sociale ervaringen, in de teksten ingebracht. Dat lijkt voor de meeste muzikanten de belangrijkste motivatie voor de keuze van het Nederlands. Vervolgens blijkt echter dat het verzoenen van de popmuziek en de Nederlandse taal als zangtaal geen eenvoudige opgave vormt. De popmuziek lijkt versmolten te zijn met de Engelse taal, terwijl de populaire muzieksoorten als levenslied en feestmuziek (ook wel hoempa genoemd), maar ook het cabaretlied, de Nederlandse taal als zangtaal gekoloniseerd hebben. Dat maakt de creatie van een aansprekende combinatie van popmuziek en Nederlandse taal een moeilijke maar tegelijkertijd ook uitdagende zaak.”

Foei, wat lelijk opgeschreven toch door die Paul Rutten, maar dit terzijde. Zijn stelling dat de koppeling van de Nederlandse taal aan Angelsaksische popmuziek heeft geresulteerd in een eigen cultuurvorm vormde onlangs het uitgangspunt van een Studium Generale aan de Katholieke Universiteit Brabant. Onder leiding van Bart Chabot mochten onder anderen Huub van der Lubbe van De Dijk, Thé Lau van The Scene, Daniël Lohues van Skik en uiteraard Boudewijn de Groot hun zegje doen. Volgens een krantenverslag passeerden weer eens alle vooroordelen, moeilijkheden en verworvenheden de revue. Dat het Nederlands zich vanwege de talrijke lange woorden en stomme uitgangen lastig laat verklanken, een oeroude jammerklacht, werd trouwens overtuigend weerlegd door Sammy America met het nummer Die Tegelijkertijd Evenwel Nauwelijks, een op muziek gezette toespraak van oud-politicus Elco Brinkman. Discussie gesloten?

Frank Boeijen heeft het al zo vaak verteld, maar vooruit: toen hij zo’n twintig jaar geleden begon met het schrijven van teksten in zijn moerstaal, moest hij praktisch alles zelf uitvinden of ten minste zelf uitproberen. “Ik kende alleen voorbeelden van hoe ik het per se niet wilde doen. Of lag dat soms aan mij?” Nou nee, want wie terug in de tijd duikt, stuit op welgeteld drie albums die zich met enige goede wil laten meten met het werk van Amerikaanse singer-songwriters: Hoe Sterk Is De Eenzame Fietser en Waar Ik Woon En Wie Ik Ben van Boudewijn de Groot en Het Beste In Mij Is Niet Goed Genoeg Voor Jou van Peter Koelewijn. Raymond van het Groenewoud zou immers pas tegen het eind van de jaren zeventig buiten Vlaanderen gehoor vinden. Zijn liveplaat Kamiel In België verscheen in hetzelfde jaar als de compilatie Uitholling Overdwars, waarop door punk en new wave geïnspireerde groepen als Doe Maar, Toontje Lager en Tedje & De Flikkers hun visitekaartje afgaven. Voor de productie tekende Bram Vermeulen, die na het programma Neerlands Hoop Express plotsklaps gold als de peetvader van de zogenoemde NL-rock. Vandaar waarschijnlijk dat hij in de hoestekst met haast ouderlijke vertedering sprak van ‘stampende kolere herrie’.

Frank Boeijen liet Neerlands Hoop destijds links liggen. “Ik wilde me verre houden van alles wat met cabaret te maken had.” Idem dito Boudewijn de Groot. “Verboden verklaard door mijn oudere broers, omdat hij het had gewaagd zich aan Bob Dylan te vergrijpen.” En wat hij af en toe van hem op de radio hoorde, kon hij niet navoelen. “Nu kan ik best waardering opbrengen voor wat hij allemaal gedaan heeft, maar toen vond ik zijn manier van zingen bijna rationeel te noemen. Bovendien stond het taalgebruik van Lennaert Nijgh mijlenver van mij af. Zo’n archaïsche uitdrukking als ‘goed van snit’ in Testament bijvoorbeeld, die begreep ik gewoon niet.” Wat hem jaren eerder wel had weten te raken, was dat ene liedje van Herman van Veen, geschreven door Rob Chrispijn. Tot op de dag van vandaag kan hij nog het schrijnende refrein citeren: Het is vandaag de elfde en het is precies hetzelfde als de twaalfde of de tiende. Ik kreeg wat ik verdiende: rozegeur, maneschijn, roze schijn. En als jochie van negen, zo herinnert hij zich nu, werd hij getroffen door Sammy. “Waarom moest die omhoog kijken naar de blauwe lucht? Dat intrigeerde mij als kind. Wat was daar te zien?”

Trouwens, over Ramses Shaffy gesproken: een geweldig liedjesschrijver. Tijdloos ook. Niet voor niets klinkt zijn melancholieke dronkemansballade 5 Uur in de prachtversie van De Dijk alsof het nummer uit hun eigen koker komt. Met deze ‘icoon van het Nederlandstalige lied’ zou Frank Boeijen nou graag eens een plaat willen maken. Sowieso vindt hij het inspirerend om met muzikanten van buiten te werken, niet in de laatste plaas omdat het resultaat zich niet laat voorspellen. Zelfs in de tijd van zijn eerste groep, jongens die van fusion en symfonische rock hielden, wist hij nooit hoe een compositie uiteindelijk zou gaan klinken, Wie of wat hem tijdens het schrijven had beïnvloed, viel zodoende nauwelijks of niet meer te herleiden, hetgeen bij het gros van de vaderlandse popmuziek wel degelijk lukt. “Baseer je je als Europeaan van het vasteland op een al afgebakende vorm van Angelsaksische rock, dan krijg je toch een soort vertaalde muziek. Maar neem je elementen uit verschillende stijlen en voeg je die samen, dan onstaat er vaak iets wat echt van jezelf is. Alleen, je kunt zoiets niet vooraf uitdenken, het moet min of meer toevallig gebeuren.”

Wat is er al niet op Frank Boeijen afgegeven. Sinds hij de dorpszalen en feesttenten verruilde voor de theaters en schouwburgen, wordt hij te pas en te onpas uitgemaakt voor een pathetische pseudo-poëet. Met zijn ‘wazige teksten’ op ‘weeïge muziek’ weet hij menigeen hooglijk te irriteren, temeer daar zijn werk nogal eens tegen wil en dank blijkt te fascineren. “Een musicus met een sterke lokroep,” aldus Anita Luursema negen jaar geleden in een ongemeen vilein stuk voor De Tijd. “Een figuur op de grens van twee werelden,” zo kenschetste ze hem. “Met één been in het oude flower power-idealisme”, getypeerd door “revolutie en inkeer”, maar omdat hij “een sympathieke en gevoelige jongen is, zoekt hij met dat andere been houvast in de New Age-ideologie”, de beweging van “self-indulgence, grensoverschrijding, groei en verdraagzaamheid”. “Geheel in de war,” noemt ze hem, reden waarom er aan zijn “quasi-diepzinnigheid” geen touw valt vast te knopen. “Frank Boeijen communiceert uitsluitend op emotioneel niveau.”

“Zijn teksten zijn vaag, althans wanneer ze over het leven en de liefde gaan, en zo hoort het ook,” schreef literatuurcriticus Guus Middag vorig jaar in NRC Handelsblad. “Tekst is voor muziek wat rijm en strofering voor echte poëzie zijn: als het goed is, merk je het niet, maar doet het in stilte zijn werk.” Niemand in de Lage Landen bovendien die zo mooi de lange ‘a’ kan zingen, vindt hij. “Het is de ‘a’ van naakt en kwetsbaar. Dat is wat Frank Boeijen durft te zijn en waarom ik hem zo bewonder.” De zanger zelf weet het onbegrip eens aan zijn ‘zuidelijke gevoel’, een mengeling van van twijfel, wroeging, schuld en wat dies meer zij, die vergeleken met de urbane melancholie op de randstedelingen al gauw als halfzacht overkomt. Niet voor niets legt Def P op het recente album van de Osdorp Posse eerst omstandig een haast verontschuldigende verklaring af voordat hij durft te rappen: echte liefde is niet soft, maar keihard. Hè, hè, eindelijk de schaamte voorbij.

De ruwe bolster, blanke pit, daarmee wil men zich in Nederland altijd wel identificeren. Geen wonder dan ook dat juist dat type in Vlaanderen model staat voor de Hollander. “De Vlamingen hebben hetzelfde beeld van ons als wij van de Amerikanen,” heeft Frank Boeijen gemerkt. “Wij zijn in hun ogen oppervlakkig, brutaal, materialistisch en arrogant.” Hetgeen volgens hem meteen verklaart waarom de Tröckener Kecks en De Dijk amper een voet aan de grond krijgen in België. Om maar te zwijgen van het hier toch ongekend populaire Doe Maar, dat het presteerde woorden als als lul en godverdomme in de mond te nemen. Thé Lau daarentegen schrijft beduidend minder randstedelijk van toon “Bovendien hebben zijn melancholieke teksten iets raadselachtigs in zich en van die combinatie houden ze daar nogal. Plus dat The Scene niet zulke conventionele muziek maakt, wat weer aansluit bij hun voorliefde voor de meer  experimentele kunstvormen.”

Van alle Nederlandstalige rockgroepen toont Frank Boeijen zich vooral gecharmeerd van  Noordkaap, omdat bij het vijftal rond Stijn Meuris naar zijn smaak tekst en muziek veelal perfect samenvallen. “Wanneer een lied een sluitend geheel vormt, luister ik niet eens aandachtig naar wat er precies gezongen wordt. De klank van een woord vind ik minstens zo belangrijk als de betekenis ervan, in die zin dat het mij niet mag irriteren.” Of behalve het Vlaams, dialecten als het Achterhoeks, het Drents en het Limburgs zich met hun afwijkende vocabulaire en grammatica gemakkelijker laten verklanken dan het Algemeen Nederlands, kan hij onmogelijk beoordelen. Wel is het hem opgevallen dat groepen als Normaal, Skik en Rowwen Hèze in nog sterkere mate dan De Dijk de leefwereld in het decor van de woonomgeving plaatsen. “Daarmee wordt de luisteraar direct al een heleboel duidelijk, maar herkenbaarheid en identificatie zijn twee verschillende zaken. Persoonlijk zou ik zo’n benadering als te beperkend vervaren. Ik ben tenminste blij dat ze ook in Vlaanderen letterlijk en figuurlijk kunnen verstaan waar ik over zing.”

Je hoort en ziet de laatste tijd zo weinig meer van hem. Gaat het eigenlijk nog wel goed met de carrière van die Frank Boeijen? Beter dan ooit, naar blijkt, vooral in België, waar hij zelfs festivals doet. “Ik sta er zelf van te kijken.” En over inspiratie heeft hij evenmin te klagen. Zat hij zich van de zomer middenin een drukke tournee uit de naad te werken aan het volgende album van Liesbeth List, kreeg hij opeens de geest en nam hij in een vloek en een zucht een stel demo’s op. Die nieuwe plaat komt er echter vooralsnog niet. Na Hier Komt De Storm heeft hij met Stormvogels niet voor niets weer een tussenbalans opgemaakt. Een keer een heel seizoen overslaan om de geest eens flink door te laten waaien, hij is het al vaker van plan geweest, maar ditmaal komt het er echt van. Hij gaat namelijk lekker een half jaar met de rugzak op trektocht door Zuidoost-Azië.