Emmylou Harris - De fakkeldraagster

Juni 1990

“Praktisch alles wat ik doe is Gram Parsons,” zei Emmylou Harris. En ze zette de laatste toegift in, Making Believe, met die plotseling onthullende woorden: Making believe I never lost you, but my happy hours are so few. My plans for the future will never come true. Making believe, what else can I do? Eerder die avond was je trouwens al een andere aankondiging opgevallen. “Dit is een heel oud liedje, maar het betekent nog steeds veel voor mij, want hier begon het allemaal mee.” Waarop ze If I Could Only Win Your Love had gebracht, een van die klassiekers van The Louvin Brothers die Gram Parsons met haar had geprobeerd om te kijken of hun stemmen wel bij elkaar pasten. Het tweetal ontpopte zich als het meest hartverscheurende gemengd dubbel dat de country ’n’ western en eigenlijk ook de popmuziek ooit heeft gekend.

Voordat Gram Parsons in de nazomer van 1973 overleed aan een overdosis alcohol en drugs. nam hij twee albums met Emmylou Harris op  – GP en Grievous Angel –, die in een beetje platencollectie eigenlijk niet mogen ontbreken. Het toeval wilde dat het verschijnen op cd van dat monumentale tweeluik in dezelfde week viel als haar concert op Paaszondag. De standhouder in de Arnhemse Rijnhal moest dan ook al snel nee verkopen, maar tijdens de pauze na het abominabele voorprogramma kwam iemand van de organisatie omroepen dat de platenhandelaar in kwestie gelukkig nog ergens een doos had ontdekt met wel veertig cd’s van Gram Parson (sic).

Een merkwaardige ervaring trouwens, dat optreden. Je was er met niet al te hoge verwachtingen naar toegegaan, eerder gedreven door een onbestemd gevoel van nostalgie. Verrassend genoeg bleek bij de soundcheck dat The Hot Band was vervangen door The Nash Ramblers, een vijfkoppig semi-bluegrasscombo met onder anderen Al Perkins, Roy Huskey Jr. en Sam Bush. Niettemin, de sfeerloze ambiance en het bezadigde publiek beloofden niet veel goeds. En inderdaad liet het optreden je koud, constateerde je al na een paar minuten met enige cynische tevredenheid, al vond je eigenlijk wel dat die gasten de sterren van de hemel speelden. En bij de eerste de beste ballade kwam het kippenvel je onwillekeurig op de armen te staan. Allemachtig, wat kan die vrouw zingen, zeg!

“Jullie weten wel hoe je ervoor moet zorgen dat een meisje zich ergens thuisvoelt,” had ze op een gegeven moment gezegd. Typisch iets voor een Amerikaanse countrycoryfee om de aanhang zo doorzichtig te paaien, was je schampere reactie geweest. Maar toen je de tourbus binnenstapte , hoorde je de muzikanten hoog opgeven over het warme enthousiasme van het publiek. De zangeres, gelijk een koningin door een haag van applaudiserende bewonderaars als laatste het luxueuze gevaarte binnengeloodst, keek niet minder tevreden op de avond terug. Bij de ober bestelde ze zelfs een witte wijn, zij het dan wel aangelengd met mineraalwater.

Het was alweer veertien jaar geleden dat je haar voor het laatst had ontmoet. Na een nachtconcert in het Amsterdamse Concertgebouw mocht je mee naar haar hotelkamer voor een interview, wat er gezien de omstandigheden natuurlijk niet echt van kwam. Het liep al tegen half vier in de ochtend toen je vergeefs aanbelde bij het artiestenhotel op de Prinsengracht, waar de Eagles in hun begindagen nog hadden gelogeerd. Op het moment dat de moed je in de schoenen dreigde te zinken, parkeerde er een transitbusje waaruit een stel halfdronken Engelsen stapte. Een of andere pubrockrockgroep uit London, naar bleek, en ze hadden nog wel een hotelbed over. The 101’s noemden ze zich, zo kwam je te weten terwijl de fles van hand tot hand ging. En wat een toeval, merkten ze op, dat jij popjournalist was. Ja, Emmylou Haris kenden ze wel, van naam althans, maar wilde je de volgende avond misschien niet ook naar hun optreden komen om er eventueel een stukje over te schrijven? Je deed lafjes een vage toezegging, want je wist natuurlijk al bij voorbaat dat je niet zou gaan. Wie schetste je verbazing toen enkele maanden later de jongen die zo’n aardig mondje Spaans sprak opdook als de voorman van The Clash.

Veertien jaar na dato volgde nu dus eindelijk een weerzien. Net als vroeger die zwakke handdruk en dat licht klagerige stemmetje, dat van iedere vrolijkheid gespeende klaterlachje en die peilloze blik in haar ogen. Drieënveertig was ze net geworden, maar je kon het haar niet echt aanzien, tenminste als je even niet lette op dat duifgrijze haar. Hoe ging het nou toch met haar? “Goed hoor, het optreden van vanavond was het tweede met mijn nieuwe groep en het loopt nu al prima, ook al hebben we niet langer dan een week kunnen repeteren. Ik heb er weer enorm veel zin in. Met The Hot Band was ik naar mijn gevoel na vijftien jaar artistiek op dood spoor beland. Daarbij moest ik me altijd zo ontzettend inspannen om boven die elektrische begeleiding uit te komen. Op het laatst beleefde ik helemaal geen plezier meer aan het zingen op het podium.” Ze nam een slokje van haar aangelengde wijn. “Wat uiteindelijk de doorslag gaf om met een akoestische groep te gaan werken, was het feit dat ik vorig jaar met ernstige stemproblemen te kampen kreeg. Zes weken lang mocht ik niet zingen en dan nog bleef het de vraag of mijn stembanden weer in orde zouden zijn. Geloof me, ik heb bange dagen doorgemaakt. Want in wezen is mijn stem alles wat ik heb.”

De tourbus draaide het parkeerterrein van het hotel op. Handtasje in de ene, glas wijn in de andere hand, schreed Emmylou Harris, minzaam naar de receptioniste glimlachend, het restaurant binnen, waar ze een champignonomelet bestelde. De hoogste tijd om over te gaan tot de orde van die lange dag: Gram Parsons. Na diens overlijden had ze zich op een soort kruistocht begeven teneinde zijn baanbrekende werk alsnog in de vaart der volkeren op te stoten, waarbij ze lange tijd vreesde dat het op een heilloze onderneming zou uitlopen, ook al had ze zelf over succes niet te klagen. Gedurende de jaren tachtig zouden zijn muzikale ideeën dankzij haar succes uiteindelijk toch gemeengoed worden onder een nieuwe lichting, die het verouderde countrygenre weer in artistiek aanzien wist te verheffen.

Invloedrijke artiesten als Ricky Skaggs en Rodney Crowell, belangrijke producers als Tony Brown, Emory Gordy Jr. en Steve Fishell waren allemaal oudleden van The Hot Band en als zodanig in feite bij Emmylou Harris opgeleid. “Briljante leerlingen zijn het, stuk voor stuk,” beaamde ze. “Alles wat ze via mij hebben opgestoken, brengen ze sinds ze op eigen benen staan ieder op hun manier in de praktijk. Zeker, dat te kunnen constateren, vervult me met trots en dankbaarheid. Maar er heerst nog altijd een hardnekkig vooroordeel tegen countrymuziek als zijnde achterlijk, bekrompen, reactionair, racistisch en wat al niet meer. Daarentegen wordt zwarte muziek, volkomen terecht overigens, vrij algemeen gewaardeerd, ook door mensen die niet geheel en al van discriminatie zijn vrij te pleiten. Gram wilde van countrymuziek een, wat hij noemde, Cosmic American Music maken door er rock en soul aan toe te voegen. Zijn platen worden echter nog steeds niet op de radio gedraaid. Praktisch niemand kent zijn muziek, hij blijft alleen maar een naam.”

Aan de cultstatus van Gram Parsons zou binnenkort wel eens een einde kunnen komen, want naast de heruitgave van zijn twee klassieke soloplaten blijkt er sprake van een Amerikaanse televisiedocumentaire, die te zijner tijd door Emmylou Harris voor uitzending moet worden goedgekeurd. Om maar te zwijgen van de op stapel staande biografie, waarvoor Ben Fong-Torres, een oudredacteur van Rolling Stone, in opdracht van een grote uitgeverij momenteel research verricht. Had hij trouwens al contact met haar opgenomen? “Jawel, maar ik heb hem te verstaan gegeven dat ik niet met hem hoefde te praten. Hij moet er al die oude interviews met mij maar op naslaan, daar staat alles in wat ik over ons kwijt wil. Ik heb er verder niets meer aan toe te voegen.”

Ai, daar had Emmylou Harris een delicate kwestie aangeroerd. Want zo’n gepokt en gemazelde journalist had natuurlijk de brutaliteit en de tactiek in huis om haar het hemd van het lijf te vragen. Zo iemand zou heus niet rusten vooraleer hij het mysterie rond haar privéverhouding met Gram Parsons had ontraadseld. Discrete gastjes als jij durven hooguit omzichtig te informeren of The Ballad Of Sally Rose, haar miskende countryrockepos uit 1984, wellicht autobiografische elementen bevat. Per slot van rekening gaat het verhaal over een zelfdestructieve countryzanger, die een onbetekend zangeresje tegen liet lijf loopt en vervolgens samen met haar de sterren van de hemel zingt, waarna hij zich onder invloed te pletter rijdt, haar volledig ontredderd achterlatend. “De geschiedenis van Sally Rose is geïnspireerd op de werkelijkheid, dat zou ik niet durven ontkennen, maar de plaat behelst absoluut niet mijn levensverhaal. Niet alleen hebben heel wat gebeurtenissen nooit plaatsgevonden, bovendien neemt de levensloop van Sally Rose op een gegeven moment een totaal andere wending. Zij is dus zelfs niet eens mijn alter ego.”

De omelet arriveerde en het gesprek stokte. De stilte benauwde je, reden waarom je maar wat begon te keuvelen over de Hollywood-films rond de countrydiva’s Loretta Lynn en Patsy Cline, om via een omweg toch weer uit te komen bij haar werk met Gram Parsons. Dat je die twee platen nu ze op cd waren verschenen en je ze de hele week dagelijks had gedraaid net als vroeger weer onovertroffen vond. Hoe versteld je er toch van stond dat ze na al die jaren nog steeds klonken alsof ze bij wijze van spreken gisteren waren opgenomen. En dan die samenzang. Vocal intercourse, zó en niet anders klonk het, had je de vorige avond zo mooi bedacht, maar die woorden durfde je tegenover haar natuurlijk niet uit te spreken. Je hield het keurig op adembenemend en indringend. “Daar was het ons ook om te doen,” reageerde ze met halfvolle mond. “Vandaar dat we altijd live zongen. Eerst werd de muziek opgenomen en daarna deden wij tweeën ’s avonds de zang. Het maakte ons niet uit dat lang niet alles even zuiver was, het ging om het gevoel dat er uit sprak. Om die reden namen we onze partijen ook nooit afzonderlijk op, maar altijd samen. Wij hebben nooit apart gezongen, nooit.”

Wilde je het alleen maar zo graag horen of klonk er daadwerkelijk heimwee in haar stem door? In ieder geval meende je op dat moment één ding zeker te weten: ze is niet gelukkig. Plotseling had je met haar te doen. I am the only survivor, heet het ergens op The Ballad Of Sally Rose. From night to night at every place I play in, the sweetness of your song remains. I’ll be the keeper of the flame ’til every soul hears what your heart was saying. Beschouwde ze dat eigenlijk als haar levenstaak, fakkeldraagster te zijn van Gram Parsons? “Ach, ik maak me geen illusies meer,” verzuchtte ze. “Met de jaren heb ik een wat filosofischer kijk op de dingen gekregen. Ik ben maar een doodgewone zangeres. Mij past slechts dankbaarheid dat ik gezegend ben met een talent. Elke dag prijs ik mij er gelukkig mee. Een leven zonder muziek kan ik mij gewoon niet voorstellen. Wat zou ik moeten als ik niet kon zingen?”

Waarmee voor die avond alles wel zo’n beetje gezegd leek. Je stelde voor er een punt achter te zetten. “Als je het niet erg vindt,” zei ze enigszins opgelucht. “Ik ben nu plotseling erg moe.” Volgde tot slot nog het ritueel van bedankt voor je belangstelling, handje schudden en wie weet tot ziens. Je keek haar na hoe ze, nog enige welterustens afwerkend, het restaurant en de lounge uitliep. Dag Emmylou, zei je in gedachten toen ze bijna uit het zicht was verdwenen, het ga je goed.