Diana Jones - De verloren dochter

Juni 2012

Eerst was er twintig jaar geleden plotsklaps Iris DeMent, vier jaar later diende Gillian Welch zich vanuit het niets aan. En weer tien jaar verder, toen beide singer-songwriters kampten met een chronisch writer’s block, kwam Diana Jones nieuw leven blazen in de stokoude Appalachenfolk. Na twee platen in eigen beheer debuteerde ze op haar veertigste officieel met het indringende My Remembrance Of You, gevolgd door het misschien nog sterkere Better Times Will Come en het wat lichtvoetiger lijkende High Atmosphere. Grootste wapenfeit tot nu toe: de cover van het schrijnende mijnwerkerslied Henry Russell’s Last Words door Joan Baez op het door hard-core troubadour Steve Earle geproduceerde meesterwerkje Day After Tomorrow. Driemaal raden met wie Jones – geboren Maranville – haar volgende album gaat opnemen.

“Tweehonderd optredens per jaar haal ik niet meer, omdat ik nu royaal tijd inruim om te schrijven, maar aan de honderd kom ik toch al gauw. Ik tel niet langer hoeveel nachten ik niet in mijn eigen bed slaap, omdat ik van dag tot dag leef – althans, dat probeer ik zo hard mogelijk, want anders breekt het touren me vroeg of laat op. Optreden doe ik solo en in Noord-Amerika reis ik ook in mijn eentje, wat ik wel zo aangenaam vind. Natuurlijk kamp je soms met een zekere eenzaamheid. Je kunt je ervaringen en gevoelens niet direct delen, waardoor je op een heel confronterende manier op jezelf wordt teruggeworpen. Vandaar dat ik me heb aangeleerd om in het moment te leven, net zoals ik heb moeten leren verstandig om te gaan met eten en slapen om te voorkomen dat ik op een kwade dag door mijn hoeven zou zakken. In het begin van mijn carrière voelde ik me vaak doodmoe en dacht ik vooral aan wat ik zoal miste dan aan wat ik allemaal voor moois meemaakte. Inmiddels ben ik staat om het heimwee naar het alledaagse leven van mij af te zetten. Goed beschouwd leid ik twee levens. Op tournee sluit ik me letterlijk af van mijn privé-wereld: ik houd geen enkel contact met het thuisfront. Laatst in Californië kon ik op een ochtend de verleiding niet weerstaan om even Facebook op te gaan en zo kwam ik te weten dat er een goede vriend van mij onverwacht was overleden. Ontzettend naar vond ik het om dat langs die weg te vernemen, maar goed, zoiets moet ik kennelijk op de koop toe nemen.”

“Als meisje van zes deed ik op school al aan een talentenjacht mee en ook heb ik jarenlang elke zondag in het kerkkoor gezongen. Desondanks wist ik niet of ik eigenlijk wel geknipt was om op de bühne te staan, terwijl ik ondertussen wel dolgraag liedjes schreef. Toen ik eenmaal een carrière in de muziek ambieerde, ben ik naar Austin, Texas verhuisd om mezelf te testen – eerst open podia, later voorprogramma’s en daarna kleine soloconcerten. Voor beginnende artiesten is het een vriendelijke stad, waar het wemelt van de goede singer-songwriters die zich niet te beroerd voelen om jou als nieuweling in hun kring op te nemen. In de tweede helft van de jaren negentig maakte ik in eigen beheer twee albums, maar ik heb nooit geprobeerd ze aan een label te slijten. Op zich stonden er helemaal geen onaardige liedjes op, alleen zat er niets tussen wat ik avond aan avond zou kunnen brengen, vandaar ook dat ik toen nooit door het land ben gaan touren. Voor mij golden die platen als vingeroefeningen. Ik was bezig mezelf uit te vinden. Naar mijn idee was ik nog niet eens begonnen. Niemand heeft in die jaren ooit een letter over mij geschreven, net zo min als ik een eigen publiek had, in de zin van mensen die speciaal naar mij kwamen luisteren. Na verloop van tijd was ik wel klaar in Austin. Voor mijn gevoel moest ik weer noordwaarts, dus ben ik verhuisd naar Northampton in Massachusetts, waar ik bij een vriendin kon intrekken.”

“Ik ben geboren in New York als het product van een vluchtige romance. Mijn moeder was nog erg jong en niet bij machte mij in haar eentje op te voeden, maar ze wilde onder geen beding terug naar haar ouders in het bekrompen Tennessee. Ze zag geen andere oplossing dan mij af te staan. Ik ben opgegroeid in Long Island, New Jersey en ten slotte Rhode Island, waar ik ook geschiedenis en kunst heb gestudeerd. Goed en wel verhuisd naar Manhattan moest en zou ik mijn familie opsporen. Na lang pluizen in de archieven vond ik mijn geboortecertificaat. Verdere gegevens over mijn moeder ontbraken, dus ben ik op goed geluk aan het bellen geslagen – tot op zekere nacht in een droom de vrouw van een postkantoor me wist te vertellen dat mijn moeder ergens uit het oosten van Tennessee kwam. Onvoorstelbaar genoeg kreeg ik bij het eerste het beste telefoontje mijn oma aan de lijn. Die eerste weken heb ik urenlang gepraat met mijn grootouders en mijn tantes. Ze stuurden me familiefoto’s, waarop allemaal mensen stonden op wie ik uiterlijk leek. Mijn moeder bleek verliefd te zijn geworden op een Brit met wie ze in Engeland twee kinderen had gekregen. Zij kwam overvliegen toen ik eenmaal zo ver was om op bezoek te gaan in de Smokey Mountains. Ik voelde me er gelijk helemaal thuis. Ik begreep ook meteen hoe alles in elkaar stak, hoe het er aan toeging. Zo had ik op mijn drieëntwintigste opeens een echte familie, terwijl ik alleen maar had willen zien waar mijn wortels lagen. Op méér had ik werkelijk niet gerekend.”

“Om mijn moeder sneller te leren kennen, wilde ik graag een tijdje in Engeland wonen. Daar kreeg ik een zwaar auto-ongeluk, waardoor zich bij mij de vraag opdrong wat ik het liefst in het leven zou doen. Vanaf dat moment houd ik me serieus met muziek bezig. Na mijn vertrek uit Austin wist ik eigenlijk niet hoe het verder moest. Ik was een gesjeesde singer-songwriter, die geld verdiende als portretschilder en zo nodig zelfs als huisschilder. Af en toe deed ik nog wel eens een optreden, maar ik studeerde vooral muziek. Zo heb ik zanglessen in jazz gevolgd om mijn stem te trainen en dankzij mijn opa, die in zijn jonge jaren nog met Chet Atkins had samengespeeld, ben ik mij serieus in de muziek uit de Appalachen gaan verdiepen. Lange tijd leek het me niet legitiem om als adoptiekind uit New York te klinken als een geboren zuiderling, maar na de dood van mijn opa heb mij daar overheen weten te zetten – niet in de laatste plaats ter nagedachtenis van hem. Van tijd tot tijd trok ik me voor een langere periode terug in het midden van nergens in Massachusetts om in alle rust aan nieuw repertoire te kunnen schrijven. Die eerste elf liedjes kostten me al met al zo’n vier jaar. Inmiddels woonde ik in Nashville, waar ik via een talentenjacht van het smaakmakende radioprogramma Mountain Stage werd ontdekt. En voor ik het wist, zat ik in een stroomversnelling.”

“Ik zing zelden of nooit puur over mezelf. Als jong meisje al vond ik de muziek van Johnny Cash zo spannend omdat hij met zoveel gevoel de belevenissen van andere mensen bezong. Door in iemands huid te kruipen, verruim je je binnenwereld. Je bent niet meer zo gefixeerd op je eigen muizenissen. Los daarvan houd ik van non-fictie en geschiedenis – ik lees graag waargebeurde verhalen over vroeger. Niet voor niets spelen meerdere liedjes zich af in het verre Amerikaanse verleden. Het leven in de Appalachen was hard: bittere armoede, verwoeste oogsten, instortende kolenmijnen, stervende baby’s, moord en doodslag en ga zo maar door. Niet voor niets konden die mensen veel beter met rampspoed omgaan dan wij tegenwoordig – ze moesten wel om de moed er in te houden. Door te schrijven en te zingen over ingrijpende lotgevallen van wildvreemden wek ik bepaalde emoties in mezelf op die ik niet echt kan bevatten. En ik ben tot de ontdekking gekomen dat je in bijna alle omstandigheden toch nog enige zin aan het leven kunt geven. Hoe duister mijn teksten ook mogen zijn, er zit altijd wel een kier in waar een straaltje verlossing door naar binnen schijnt. Droevige liedjes werken verheffend, daar ben ik heilig van overtuigd. Wat niet wegneemt dat ik me eens tegenover een goede vriendin hardop afvroeg of ik niet af en toe wat blijmoedigs moest schrijven. Of ik dat vooral uit mijn hoofd wilde laten! Ik hoefde gewoon alleen maar af en toe een droevig liedje een beetje sneller te spelen – dat was alles.”