Daryll-Ann - Pop, country, rock, groovy

Februari 2004

Plaats van afspraak is café Eik en Linde, gelegen op een steenworp afstand van Artis. Dit ouderwetse etablissement kreeg ooit landelijke bekendheid dankzij de alweer negen jaar geleden overleden Ischa Meijer, die het als locatie koos voor zijn radioshow op zondagmiddag. Ingeleid met een door hemzelf geschreven monoloog van Cor Galis zong hij eerst een chanson om zich vervolgens op beurtelings empathische, sarcastische of vileine wijze te onderhouden met gasten uit de wereld van het theater, de literatuur, de politiek, de wetenschap en het amusement. En wee degene die meende met dor jargon op de automatische piloot te kunnen overschakelen, want dan sleurde de beste Nederlandse interviewer aller tijden hem of haar prompt weer bij de les met een luidkeels: “Tekst! Tekst!”

Dat uitgerekend op deze journalistiek zo historische plek het treffen met Jelle Paulusma en Anne Soldaat moet plaatsvinden. Wanneeer de opnametoets van de recorder eenmaal is ingedrukt, blijkt het de woordvoerders van Daryll-Ann namelijk opeens grote moeite te kosten om met tekst op de proppen te komen. Hetgeen eigenlijk wel zo sympathiek is: gladde praatjesmakers met voorgekookte verhalen lopen er in de rock ’n’ roll per slot van rekening al meer dan genoeg rond. Nochtans zijn er weinig popmuzikanten die zo ontzettend veel en zulke lange stiltes kunnen laten vallen als dit broodnuchtere tweetal. “Maar,” zegt Soldaat tijdens de nazit meesmuilend, “het waren wel veelzeggende stiltes.”

Bij Daryll-Ann moet de muziek kennelijk voor zichzelf spreken en hoewel ze dat telkens weer moeiteloos doet, dient een nieuw album daarvoor toch eerst middels interviews aan de man gebracht te worden. Twee jaar terug lukte dat bij het verschijnen van Trailer Tales voor het eerst echt goed, omdat er eindelijk eens een sappig verhaal aan ten grondslag lag. Dat lyrische en weemoedige meesterwerk bleek immers een verkapt soloproject van Paulusma, dat tot stand was gekomen dankzij de hand-en spandiensten van de anderen. Bovendien had hij zich om in alle rust zijn nummers te kunnen schrijven afgezonderd in een bepaald niet van alle gemakken voorziene caravan op het Twentse platteland. “Ja, dat caravanverhaal maakte het opeens tastbaar,” beaamt Paulusma. “Terwijl het voor mij niets bijzonders was. Ik vond het gewoon prettig om daar te zitten werken. Zo’n kijkje in het privéleven, het staat voor mij zo los van waar het in wezen om gaat. Het heeft helemaal niets te maken met de muziek. Daarom weiger ik ook pertinent iemand een blik in mijn slaapkamer te laten werpen.”

Geen denken aan derhalve dat hij zich toentertijd in die caravan wenste te laten interviewen of fotograferen. Daryll-Ann lijkt trouwens sowieso het liefst als een letterlijk gezichtsloze groep door het leven te willen gaan. Niet voor niets bevat ook het uiterst sobere art work van het onlangs verschenen Don’t Stop nog niet eens een kunstzinnig bedoeld vaag kiekje van de muzikanten. “Het maakt in ieder geval wel duidelijk dat bij ons de vorm ondergeschikt is aan de inhoud,” aldus Paulusma. “Al zou ik dat niet direct gezichtsloos willen noemen.” Waarop Soldaat aanvult: “Je zou het net zo goed mysterieus kunnen noemen. Op zich vind ik het wel mooi als mensen zich afvragen wat wij nou eigenlijk voor figuren zijn. Dat zou ik graag in stand willen houden. En het is wel zo makkelijk: het scheelt een hoop gedoe en toch creëer je een bepaald beeld.”

*******

Wie is Daryll-Ann eigenlijk? Op de eerste plaats natuurlijk de vriendin van agent Andy Renko uit de onvolprezen politieserie Hill Street Blues. Vandaar dat het na twaalf jaar inmiddels vergeten en onvindbare debuutalbum van de gelijknamige groep als titel diens achternaam droeg. Maar wie is die gelijknamige groep dan? In den beginne waren het vijf scholieren uit Ermelo met als harde kern de gebroeders Coen en Jelle Paulusma en Anne Soldaat, die aan elkaar waren gekoppeld door hun wederzijdse vriend Ferry Roseboom, de latere manager en huidige platenbaas van Daryll-Ann. “Volgens mij is het allemaal begonnen op het beruchte Hooibergfeest,” probeert Soldaat zich te herinneren. “Na de middelbare school ging Coen in Groningen studeren, Jelle in Kampen en ik in Utrecht, maar in het weekend kwamen we in Ermelo bij mekaar om  te oefenen. Tja, wat speelden we in die begindagen? Covers van fIREHOSE, Hüsker Dü, R.E.M., The Chills, later heel veel Neil Young. Dat ontwikkelde zich gaandeweg tot een beetje snelle, springerige, vrolijke gitaarpop.”

De ambitie van de anderen om van Daryll-Ann een professioneel opererende groep te maken, deed Coen Paulusma besluiten zich terug te trekken, waarna zijn tweelingbroer voortaan ook diens rol als zanger vervulde. Via via belandde een demo bij een Engelse platenbaas, die op een goede dag belde om hen een contract aan te bieden. Vanaf dat moment ging het vooral in Engeland crescendo: tweemaal single van de week in het inmiddels ter ziele gegane Melody Maker, Seaborne West dat door het nieuwe kwaliteitsblad Q werd omschreven als ‘an album of timeless quality and charm’, touren met The Verve, Cracker en The Smashing Pumpkins, een showcase op het New Music Seminar in New York en in eigen land optredens op Pinkpop en Lowlands.

“Voor de buitenwacht hier in Nederland leek al die media exposure heel wat,” relativeert Soldaat. “Terwijl het gewoon een machine is die door een platenmaatschappij in werking wordt gezet, waardoor iedereen in dat netwerk van journalisten elkaar gaat naschrijven. Dat levert dan een hele hoop buzz en fuzz op. Je bent opeens hot zonder dat iedereen nou zo kapot is van je muziek. Ach, het was best een leuke tijd met logeren in het Chelsea Hotel enzo. Al kwam het achteraf gezien misschien te vroeg, want eigenlijk lummelden we maar wat aan. We waren getekend voor de lange termijn, maar door allerlei problemen moesten er op een gegeven moment een heleboel acts uit en daar hoorden wij ook bij. Hartstikke jammer dat ze niet meer geduld met ons hadden.”

“Nee, het was helemaal niet zo dramatisch,” benadrukt Paulusma. “We waren in ieder geval niet zo gedesillusioneerd dat we ermee gestopt zijn. Voor mijn gevoel zijn we sindsdien eigenlijk pas echt serieus met muziek bezig. Toen begon het eindelijk ergens op te lijken. Vanaf dat moment maken we platen die onszelf ook raken en daar was het ons toch om begonnen. Natuurlijk zou het mooi meegenomen zijn als we meer verkochten of voet aan de grond kregen in Amerika of Engeland. En als we de kans krijgen, willen we daar ook best een offensiefje voor plegen. Niet dat we reden tot klagen hebben: we zitten nu op een vrij constant level dankzij een behoorlijk trouwe fanbase en dat vind ik al heel wat waard. Ik wil van de muziek leven en tot nu toe kan dat.”

*******

“Het is toch raar wanneer je als Nederlander een gitaar oppakt en dan als bij toverslag verandert in een Amerikaan,” zei Anne Soldaat ettelijke jaren terug. “Beach Boys, Byrds, Mamas And Papas, Association, ja, dat is wel onze muziek. Harmonische rijkdom, zalige samenzang plus wat je misschien zou kunnen noemen een Californische stemming.” Toch kleeft er niets anachronistisch of nostalgisch aan Daryll-Ann, terwijl er zich evenmin directe invloeden laten aanwijzen. Meer dan de vorige vier albums bevat het tijdloos en autonoom klinkende Don’t Stop superieure west coast pop uit de Randstad. “De muziek die Anne noemde draag ik wel mee in mijn bagage, maar ik draai die platen niet grijs, sterker nog, ik luister er nooit meer naar,” zegt Jelle Paulusma. “Het zit er allemaal in en het komt er in een andere vorm weer uit.”

“Pop, country, rock, groovy,” zo luidt in het ultrakorte persbericht de omschrijving van Don’t Stop, dat trouwens eindelijk weer eens een echte groepsplaat is. Na het in weerwil van het mislukte Engeland-avontuur zelfverzekerd klinkende Weeps, opgenomen met de op het honk teruggekeerde Coen Paulusma, bleek op de opvolger Happy Traum de ritmesectie letterlijk buitenspel gezet. Zij het absoluut niet met voorbedachte rade, haast de andere Paulusma zich te verzekeren. “Het is nu eenmaal zo gelopen. Met z’n drieën zijn we in de weekends in de studio aan nieuwe nummers gaan werken en op een gegeven moment was de plaat zo ver gevorderd dat we het weinig zinvol vonden om alles weer helemaal opnieuw te gaan doen. Voor die tijd schreven wij onze nummers thuis, die werden dan in de groep gegooid en hop, even wat proberen, even wat opnemen, klaar.”

Volgens Soldaat kostte het gelaagde Happy Traum zo’n vijftig studiodagen, verspreid over een kleine twee jaar. “Het voordeel van die werkwijze was dat je na zo’n dag in het weekend samen bezig te zijn geweest weer een hele week de tijd had om erop te gaan zitten broeden. Dat vind ik ook het fijne aan muziek maken met de computer: je kan er in alle rust aan werken. En het leidt tot andere dingen dan componeren met een gitaar op schoot, heb ik gemerkt. Het wijkt zelfs vrij sterk af van wat ik bij Daryll-Ann doe.” Niet voor niets besloot Soldaat op een kwade dag de groep voor gezien te houden, zo laat hij zich ontvallen, om daar bij nader inzien op terug te komen, net zoals Paulusma al werkende aan Trailer Tales het idee voor een soloplaat uiteindelijk uit zijn hoofd zette. “Ik heb heel lang overwogen er een streep onder te zetten en opnieuw te beginnen, maar blijkbaar heb ik de band daarvoor toch te hoog zitten. Als we met z’n allen samenspelen, heeft het hoe dan ook elke keer weer iets magisch. Wat dat betreft vaagde de tour na Trailer Tales bij mij alle twijfels weg. Optreden komt bij mij op de tweede plaats, terwijl toen weer eens bleek dat het bij mij het bloed wel degelijk sneller doet stromen. Hoe cru het ook klinkt: het feit dat we die twee platen niet als een normale band hebben gemaakt, heeft wel bijgedragen aan de muzikale ontwikkeling. Anders waren we nooit gekomen waar we nu zijn.”

*******

Er is iets merkwaardigs aan de hand met Don’t Stop: het album klinkt zó vanzelfsprekend dat het vluchtig beluisterd niets bijzonders lijkt. En dat terwijl er vernuftig gecomponeerde popnummers op staan, die vindingrijk zijn uitgevoerd zonder dat het gezocht aandoet. Hoewel het aan de rijk geschakeerde arrangementen niet valt af te horen, werd de plaat in vijf dagen live ingespeeld met assistentie van toetsenist Diederik Nomden, bassist Dick Brouwers, drummer van het tweede uur Jeroen Kleijn en co-producer JB Meijers als gastmuzikant. Dat Anne Soldaat nooit eerder zijn eigen nummers ook zelf zou hebben gezongen, berust echter op een wijdverbreid misverstand, al doet hij het volgens hemzelf  ditmaal wel met meer karakter. Hoe dan ook, Daryll-Ann mag met Don’t Stop eindelijk weer een echte groep heten. Of niet soms? “Jawel, maar anders dan vroeger,” aldus Jelle Paulusma. “Toen had iedereen zo’n beetje hetzelfde doel voor ogen en dat ligt tegenwoordig toch wat anders. We zijn allemaal ouder geworden en hebben keuzes moeten maken. Helemaal voor de muziek gaan heeft niet meer voor iedereen de hoogste prioriteit.”

Muziek maken is eigenlijk een levenstaak, zo luidt de slotsom na anderhalf uur praten met Daryll-Ann. En zeker Soldaat kan het weten, want hij houdt er tenslotte een deeltijdbaan als wetenschapsvoorlichter op na. Hem lukt het in ieder geval niet om na een dag werken ’s avonds nog eens lekker creatief met een nieuw liedje aan de gang te gaan. “Ik zou wel iets minder niet met muziek bezig willen zijn,” verzucht hij. “Al vind ik het ergens ook wel goed dat ik er niet continu door in beslag wordt genomen. Als je niet gedwongen bent de knop om te draaien, blijft het namelijk maar dóór malen in je hoofd.” Hetgeen Paulusma alleen maar kan beamen. “Het houdt niet op en dat vreet energie,” zegt hij. “En wat zo eigenaardig is: je bent de hele tijd met jezelf bezig in de hoop dat je iets maakt waarmee je andere mensen bereikt. Ondertussen ben je onbenaderbaar voor de buitenwereld. Voor je omgeving is dat niet altijd even leuk en voor jezelf trouwens ook niet. Maar voor mij is er gewoonweg geen ontsnappen aan.”