Cliff Richard - Die tijd van toen

Januari 1978

En elke zondag luisteren naar Radio Luxemburg, liggend op de ruwe mat in de huiskamer, een oor tegen het luidsprekertje gedrukt. Na de hoogmis om elf uur het verzoekplatenprogramma van Stan Haag, na het middageten om half twee Tiener Topper Tijd met Guus Jansen Jr. Het eerste liedje dat je bijbleef: Wooden Heart van Elvis. De eerste foto die je bewaarde, uit de Revue gescheurd: Elvis als cowboy, wijdbeens en met getrokken colt, brutaal de lens inkijkend. Daarna I’m Gonna Knock On Your Door van Eddie Hodges en Hello Mary Lou van Ricky Nelson. De verdubbeling van het half uurtje Tiener Topper Tijd en de uitbreiding van de top vijf tot de top vijftien, samengesteld aan de hand van door luisteraars ingezonden briefkaartjes. Geen genoegen kunnen nemen met het noemen van slechts één titel en een complete top vijftien insturen. Nog later: de vervanging van Guus Jansen Jr. door Peter Koelewijn, die ettelijke malen per uur ‘Koelewijn behoeft geen krans’ uitriep. Het vooroorlogse toestel had het inmiddels allang begeven en op het stenen aanrecht stond een gloednieuwe Philips-radio. En Cliff was toen al jaren jouw idool.

“Ik geloof dat iedere teenager een idool wil hebben. Iemand die is zoals je zelf graag zou willen zijn. Wie wel eens iets over mij heeft gelezen, weet dat Elvis Presley mijn idool was, en tot op zekere hoogte nog steeds is. Ik heb al zijn platen en sommige ervan heb ik grijs gedraaid. Als amateur was het mijn grootste wens bekend te worden als de plaatselijke Elvis Ik droeg bakkebaardjes, net als hij. Ik liep met een gitaar bungelend over mijn schouder, precies zoals ik hem in zijn films had zien doen. Ik droeg dezelfde soort kleren als hij. Ik heb mij daar nooit voor geschaamd. Ik ben ervan overtuigd dat iedere jongen die in rock ’n’ roll is geïnteresseerd, heeft geprobeerd Elvis te imiteren. Tegenwoordig wil ik niet meer zoals Elvis zijn. En ik weet zeker dat ik ook niet meer op hem lijk.”

Op een zondag zag je ook voor het eerst Summer Holiday. Samen met je moeder naar de middagvoorstelling van de dorpsbioscoop, die later tot danszaal zou worden verbouwd en nog weer later zou uitbranden. Een onvergetelijke scène. Cliff is verliefd geworden op het van huis weggelopen meisje, een als jongen vermomde verstekelinge in de dubbeldekker van Cliff en zijn kameraden. Zij wordt al snel ontmaskerd, natuurlijk wanneer zij naar de wc gaat. Op een gegeven moment staat zij samen Cliff voor een open raam. Hij probeert haar te kussen, maar zij ontwijkt hem met een geveinsde schrikachtige blik in de ogen. Hij blijft onverstoorbaar ‘I love you’ prevelen. “Verveel ik je soms?” vraagt hij plots. “Nee hoor, helemaal niet. Ga door,” antwoordt zij. Waarna de onvermijdelijke kus volgt. Die nacht droomde je de scène over.

“Nooit in mijn leven heb ik een man ontmoet met zoveel overredingskracht als Jack Good, de producer van het televisieprogramma Oh Boy. Hij had mijn eerste plaat gehoord en liet me weten dat hij me graag eens wilde spreken, omdat hij er wel voor voelde mij in zijn programma te laten optreden. Onze eerste ontmoeting zal ik nooit vergeten. ‘Je komt in de show, Cliff,’ zei hij. ‘Je gaat Move It zingen, maar je speelt er geen gitaar bij.’ ‘Geen gitaar?’ reageerde ik verbouwereerd. ‘Maar ik heb in iedere show nog altijd zelf gitaar gespeeld.’ ‘Dat kan wel zijn, maar in Oh Boy gebeurt dat niet.’ ‘Maar ik weet niet wat ik met mijn handen moet doen.’ ‘Dat leer ik je wel. En dan nog iets, Cliff. Die bakkebaardjes moeten er af.’ ‘O  nee, niet mijn bakkebaardjes. Alstublieft.’ ‘Het moet. Ze moeten er af. Wat wil je? Een kopie van Elvis zijn en niets anders?’ ‘Goed. Ik zal geen gitaar spelen, maar laat me mijn bakkebaardjes houden.’ ‘Geen sprake van. Anders kom je niet in Oh Boy.’ En het gebeurde zo. Ik ontdekte al gauw dat Jack altijd zijn zin kreeg en bovendien gelijk had. De tijd was gekomen dat ik moest ophouden met er uit te zien als een kopie van Elvis. Het was tijd dat ik mezelf en mijn fans ging bewijzen dat ik Cliff Richard was, een jongen met een eigen persoonlijkheid.”

Voor de eerste Hitweek die je in de stationskiosk in de stad kocht, hoefde je slechts dertig cent te betalen. Kinks 20.000x Afternoon in vier dagen, meldde de voorpagina in een sensationeel vette kop. Waarmee gezegd wilde zijn dat Sunny Afternoon van The Kinks een grotere hit was dan Paperback Writer van The Beatles. Bij het artikeltje stond een foto, uit het Britse popprogramma Ready Steady Go, waarop Kinks-zanger Ray Davies voor het eerst weer zonder snor te zien was. Berichtjes over belegen sterren als Cliff werden in Hitweek onder last but least ergens in een verloren hoekje weggestopt of, nog vaker, helemaal niet opgenomen. Langzaam maar zeker hadden The Beatles en The Rolling Stones een einde gemaakt aan zijn gloriejaren. Het abonnement op het fanclubblad It’s Cliff Time werd niet meer verlengd. De plakboeken met de honderden ansichten, gekocht bij de Hema voor vijftien cent per stuk, verdwenen in de muurkast. En de singles met het groene Columbia-label bleven sindsdien in het rode platenkoffertje.

“Ik vind het onredelijk dat klassieke muziek zogenaamd opvoedkundige waarde heeft, terwijl rock ’n’ roll, toch de muziek van deze tijd, waardeloos is. ‘Je ontgroeit het wel,’ zeggen ze. En dat geloof ik nou juist niet. Waarom al die drukte? Waarom al die verschillen? Waarom is die klassieke muziek zoveel beter dan onze muziek? Volgens mij, omdat rock ’n’ roll van ons is. Ze vinden zichzelf te volwassen om er plezier aan te beleven. Erger nog, ze kunnen zichzelf niet meer laten gaan. Als dat volwassen zijn betekent, hoop ik dat ik nog lang jong mag blijven. Misschien is er, als wij tachtig zijn, weer iets anders voor jongeren en vinden wij dat dan ook niet mooi. Maar ik hoop wel dat ik die muziek dan niet belachelijk zal maken.”

Beatlemania was al voorbij toen de Duitse televisie een portret van hem uitzond. Daarin werd hij geconfronteerd met zijn verleden. Hij kreeg onvoorbereid een fragment uit een van zijn optredens te zien. Met naar voren gekamd haar en geforceerd rauw gezang probeerde hij de beatzanger uit te hangen. Lachend als een boer met kiespijn dacht hij zich er met wat flauwe smoezen uit te kunnen redden. Waarna een fragment volgde van een recent opgenomen voorstelling met een groot amusementsorkest. “De jonge jaren zijn voorbij,” zo sprak hij de met vijfendertigplussers gevulde schouwburg toe. “We kunnen nu met een vertederde glimlach op die periode van onbezonnenheid terugblikken.” Een terugblik in de vorm van een rock ’n’ roll-medley van klassiekers van Elvis, Chuck Berry, Jerry Lee Lewis en hemzelf, op zo’n manier gebracht dat het niets meer met rock ’n’ roll te maken had. Het publiek applaudisseerde verrukt. Maar jij vond hem een verrader.