Chuck Prophet - Groeten uit Dystopia

Oktober 2014

Op een zeldzaam zachte oktoberavond speelt Chuck Prophet met zijn Mission Express voor een kleine tweehonderd man in de Roepaen de planken uit het lage podium. Zo’n anderhalf uur lang geen teken van verslapping: geroutineerd tot en met, zij het geen moment routineus. Hier staat niet iemand die zo nodig moet, dit is iemand die gewoon niet anders kan. Niet voor niets gaat de kop eraf met een vergeten parel van Lou Reed: I guess I’m dumb, ’cause I know I ain’t smart, but deep down inside I got a rock and roll heart. “Ik doe niets liever dan touren. Begin juni zijn we gestart en we gaan in ieder geval door tot eind november,” klinkt het vergenoegd. “Wat mij betreft blijft het daar niet bij.” Zijn privéleven hoeft hij trouwens niet te missen, want eeuwige muze Stephanie Finch vergezelt hem als toetseniste en bijzangeres vanaf dag één. Op het podium wisselt het paar voortdurend warme blikken met elkaar uit of anders kijkt zij vanaf de zijkant wel verliefd toe hoe hij de show steelt. Een huwelijk uit duizenden, dat spreekt voor zich.

Cool, calm, collected, om met Mick Jagger op Between The Buttons te zingen, zo laat Chuck Prophet zich wellicht het best typeren. We zitten te praten in de refter van het gewezen kloostercomplex aan de rand van het Noord-Limburgse kerkdorp Ottersum, dat als podium na tien jaar inmiddels geldt als de Paradiso van het Oosten. Een jaar of vijf geleden glorieerde hij hier op het Roepaen Festival, waar praktisch alle aanwezige collega’s zijn optreden kwamen bijwonen. Prophet kan het namelijk allemaal: fabuleus en toch functioneel elektrisch gitaar spelen, mooi nasaal zingen met een diepe keelstem, pakkende liedjes met zinnige teksten schrijven plus, evenmin onbelangrijk, de spontane showman uithangen. Godgeklaagd genoeg lijkt hij voor eeuwig veroordeeld tot de kleinere zalen, al blijkt er wel voldoende animo voor zijn ‘verknipte soul-country-rock’ om er een duurzame carrière op na te kunnen houden.

Night Surfer heet de jongste van Chuck Prophet en dat twaalfde reguliere album pakt even geweldig uit als de titel belooft. De minstens zo hard als Wilson Pickett stampende opener Countryfied Inner-City Technological Man zet de toon voor een verkapte themaplaat over een hypermodern dystopia. “Een populair onderwerp dezer dagen, getuige alleen al het gigantische succes van een film als The Hunger Games. Ware het niet dat het eind van de menselijke beschaving al langer dan vandaag tot de verbeelding spreekt. Want wat te denken van sciencefiction-klassiekers als Invasion Of The Body Snatchers en Planet Of The Apes? Zelf vrees ik dat San Francisco dreigt te worden ingenomen door de nieuwe generatie high techs. Zij vinden Silicon Valley te saai voor woorden, dus trekken ze massaal naar de grote stad, waar dankzij hun grote geld de huizenprijzen de pan uitrijzen. Het gemeentebestuur heeft onlangs de huurbescherming zelfs zodanig afgezwakt, dat bij ons in de buurt het laatste lesbische café onlangs zijn deuren heeft moeten sluiten. Steeds meer kunstenaars en andere kleurrijke figuren met een krappe beurs zoeken een goed heenkomen in Oakland aan de overkant van de baai.”

Prophet woont in The Castro, the gay capital of the world, waar de Halloween-kinderoptocht in de loop van de jaren zeventig transformeerde in een gedurende de jaren nul uit zijn voegen barstende homoparade. Ook de vermoorde homovoorvechter Harvey Milk, de activistische honkballer Willie Mays, de waanzinnige sekteleider Jim Jones en Joshua Norton, de zelfbenoemde Keizer van de Verenigde Staten uit de late negentiende eeuw, allemaal burgers van San Francisco, worden bezongen op het meesterlijke Temple Beautiful, zijn vorige album, vernoemd naar een legendarische rockclub, waar radicale punkbands als Dead Kennedys hem muzikaal ontmaagdden. “Er stonden daar ook theatrale groepen, die speelden met vuur enzo, terwijl ik zelf nog een tijdje een cabaretier tijdens optredens op gitaar heb begeleid. Verder zat ik die eerste jaren vrijwel dagelijks in een of ander bioscoopzaaltje, totdat ik zo ongeveer iedere klassieker uit de filmgeschiedenis had gezien. Voor mij was San Francisco op alle gebied de school des levens.”

Na dertig jaar voelt San Francisco voor Prophet als thuis, waar hij werd geboren en getogen in Whittier, een voorstad van Los Angeles. “David Hidalgo van Los Lobos en ik hebben op dezelfde lagere school gezeten, alleen niet gelijktijdig, natuurlijk. Best een fijne plaats om op te groeien eigenlijk. Het wemelde daar van de gitaristen. Rusty Anderson uit de band van Paul McCartney komt er ook vandaan. Als ik mij niet vergis, heeft een van mijn drie zussen nog een poosje met hem gescharreld. Ik stam uit een degelijk gezin. Mijn ouders zijn nog steeds bij elkaar, dat zegt wel genoeg. Mijn vader zat in zaken en maakte lange dagen. Eenmaal thuis was het pak uit en een flinke borrel pakken. Zoveel wist ik zeker: dat in ieder geval nooit van mijn leven.”

Na de middelbare school ging Chuck Prophet studeren in Berkeley om een jaar later te verkassen naar San Francisco, waar hij als gitarist van de support act subiet door Green On Red werd ingelijfd. En zo trok het groentje spoorslags de wilde wereld van de rock ’n’ roll in onder de hoede van de roekeloos levende voorman Dan Stuart. “We waren een zootje ongeregeld, net zoals eigenlijk praktisch alle bands van ons allooi. Als een losgeslagen bende doorkruisten we het land. Af en toe belde onze chauffeur vanuit een telefooncel in het midden van nergens naar het management, dat dan weer voor drie weken optredens doorgaf, waar we opnieuw geen rooie cent aan zouden overhouden. Het grote geld in de indierock kwam pas begin jaren negentig los, zij het dat wij al te ver uit de pas liepen om daarvan mee te kunnen profiteren. Green On Red was een underdog en zelfs de beste underdog delft vroeg of laat het onderspit tegen de eerste de beste held.”

Aan artistieke aspiraties bepaald geen gebrek, maar een carrièrejager is Prophet bepaald niet, dit in tegenstelling tot zijn goede kennis Peter Buck, de sturende kracht van R.E.M., die op Night Surfer een glansrijke gastrol speelt. Gaandeweg bleek die college band uit Athens, Georgia het nodige in huis te hebben om commercieel te kunnen doorgroeien: het collectieve talent, de onderlinge chemie, de charismatische voorman, de eenstemmigheid, de opofferingsgezindheid en, niet in de laatste plaats, de pragmatische instelling. “Geen enkele zichzelf respecterende indierockband in de jaren tachtig waagde zich aan videoclips, want via MTV je muziek aan de man brengen gaf nu eenmaal geen pas,” vertelt Prophet. “R.E.M. kwam daar mee weg door samen te werken met jonge alternatieve regisseurs. Zo schrokken ze evenmin terug voor pakkende liedjes met een meezingbaar refrein. Als weinig anderen wisten ze compromissen te sluiten zonder zichzelf te compromitteren.”

Prophet beweert zich zelden of nooit gefrustreerd te voelen over zijn bescheiden status. “Dertig jaar albums maken en de halve wereld over touren kun je toch moeilijk een gebrek aan succes noemen. En in alle bescheidenheid: van mijn lichting doen er maar bitter weinig mij dit na,” constateert hij. “Ik spiegel mij aan onafhankelijke filmmakers als Woody Allen en John Sayles, die artistiek relevant werk blijven afleveren en er telkens weer in slagen een opvolger gefinancierd te krijgen. Ze opereren binnen het systeem, terwijl ze er eigenlijk boven staan. Zolang de verkoop en de opkomst langzaam stijgen en ik nog geen teken van muzikaal verval vertoon, zie ik geen enkele reden voor verbittering en ongerustheid.” Kortom, een gelukkig man, zo mogen we gevoeglijk aannemen. Of niet soms? Dit vermoeden nu wuift Chuck Prophet net iets te achteloos weg.