Blake Mills - Hoger en hoger

Januari 2017

Het recente popjaar was feitelijk al afgesloten toen John Legend voor de dag kwam met Darkness And Light, een meeslepende en vooral onorthodoxe neo-soulplaat. Telde de voorganger, de kaskraker Love In The Future, liefst twee dozijn producers, ditmaal werd de klus geklaard door één man die tevens meeschreef aan het gros van de nummers en een breed arsenaal aan instrumenten bespeelde: Blake Mills, een musician’s musician uit Venice Beach, de cultural hub van Los Angeles. De transparante muziek klinkt op het eerste gehoor zorgvuldig gedoseerd, soms zelfs op het functionele af, maar close listening leert dat praktisch niets volgens verwachting verloopt. En toch onaardt de vijfde van John Legend miraculeus genoeg niet in art for art’s sake. Al even onwaarschijnlijk is trouwens de lijst van liedjesschrijvers, variërend van hitmakers voor Justin Bieber en Selena Gomez tot singer-songwriter Tobias Jesse Jr. en indiezonderling Will Oldham alias Bonnie Prince Billy.

Een maand eerder dan Darkness And Light verscheen Eternally Even, de tweede soloplaat van Jim James, de voorman van My Morning Jacket. Een etherisch geheel van soul, funk, jazz, psychedelica en progrock, waar nogal wat elektronica aan te pas is gekomen. Ontevreden over de goeddeels in zijn eentje gefabriceerde oerversie had hij Blake Mills te hulp geroepen. Ze besloten twee weken uit te trekken om de opnamen drastisch te bewerken en niet zonder resultaat: “We vibed.” Enkele maanden voor Eternally Even verbaasde de gesophisticeerde indierockband Dawes met We’re All Gonna Die. Voorman Taylor Goldsmith is een oude schoolvriend van Blake Mills, die de groep met dit vijfde album naar een hoger plan wist te tillen. Middels allerlei effectapparatuur vergrootte hij een keur aan instrumentale bijzonderheden flink uit, overigens zonder dat daardoor de deels mede door hemzelf geschreven liedjes ondergesneeuwd raken.

En dan is er nog het vijf maanden eerder uitgebrachte Are You Serious van de fluitende singer-songwriter Andrew Bird. Voor dat tiende album, een toonbeeld van muzikale finesse, formeerde hij in samenspraak met producer Tony Berg een combo met Blake Mills als gitarist. “We hebben vooraf veel tijd besteed aan het doornemen van de liedjes. Ik had dat nooit eerder zo gedetailleerd gedaan. En dat kwam vooral door Blake, die er vanaf het begin bij betrokken was,” vertelde hij. “Mocht ik gedacht hebben dat ik veeleisend was, hij is twee keer zo erg. Hij laat niets zomaar passeren, legt de lat keer op keer nog wat hoger. Bij alle opnamesessies tot dan toe bleek ik steevast de beste muzikant. Hoe pedant dat misschien ook mag klinken, ik hoorde het altijd het snelst. Maar in Blake vond ik een gelijke en dat werkte zeer stimulerend.”

Zijn doorbraak als producer dankt Blake Mills (30) aan Sound & Color van Alabama Shakes, misschien wel de meest vernieuwende rootsrockplaat sinds Los Lobos in de vroege jaren het verbluffende Kiko uitbrachten. De groep rond de machtige zangeres Brittany Howard was hem toevallig op het spoor gekomen via zijn album Break Mirrors, dat hij begin jaren tien had gemaakt om werk te genereren als gitarist en producer. “Wat een fascinerende plaat,” verzuchtte de bassist. “Bij onze eerste ontmoeting hebben we hem gelijk gevraagd of hij niet bij wijze van proef een paar dagen met ons de studio in wilde. Dat leverde een paar totaal afwijkende nummers op, waar we eerlijk gezegd zelf van stonden te kijken. We geloofden er meteen helemaal in.” De drummer vervolgde: “Af en toe was het ontmoedigend om met Blake te werken en niet eens zozeer vanwege zijn enorme muzikaliteit. Hij is zo gefixeerd op details en wat je met klank, toon, nagalm, ritme en tempo zoal kan doen, dat hij niet gauw met iets genoegen neemt. Soms draaide het uit op een urenlange discussie, dan weer liet hij ons keer op keer iets op nóg weer een andere manier spelen. Zo wist hij er altijd uit te halen wat hij dacht dat er nog méér in zat, waardoor het eindresultaat onze eigen aspiraties overtrof.”

Het gesprek met Alabama Shakes dateert van zo’n twee jaar terug, een paar maanden voor de verschijningsdatum van Sound & Color. Welgeteld vier dagen na die interviewmarathon in een hoofdstedelijk design hotel stond Blake Mills met zijn trio in de Tolhuistuin, de dependance van Paradiso in Amsterdam-Noord. Het betrof het slotconcert van een korte Europese tournee achter Heigh Ho, zijn vijf maanden eerder verschenen tweede album, waarmee de fabuleuze gitarist zich ontpopte als een exceptioneel singer-songwriter. Grieperig of niet, het optreden pakte adembenemend uit. In zijn zeldzaam creatieve spel verenigde hij het beste van Ry Cooder, Daniel Lanois en Marc Ribot, waarbij zelfs een tot bijna twintig minuten uitgesponnen stuk de nonmuzikanten in het publiek tot en met de laatste noot wist te boeien.

Wie tot zijn leedwezen verstek moest laten gaan, was Angelo de Rijke, dit vanwege verplichtingen bij Acda en de Munnik, destijds bezig aan hun grootscheepse afscheidstournee. Een kleine tien jaar geleden als prille twintiger gerekruteerd door Anouk vond de Zeeuwse gitarist vervolgens emplooi bij Guus Meeuwis, terwijl hij daarnaast deel uitmaakt van Herberg De Troost, het hobbyproject van Rowwen Hèze-voorman Jack Poels en diens kompaan Tren van Enckevort. Na afloop van een winterconcert in een tuinderskas ergens in Limburg had hij Heigh Ho getipt. Het optreden miste hij, het interview niet en zo zaten we de middag na de avond ervoor onder zes ogen met Blake Mills. Aimabel, bescheiden, geestdriftig en zelfbewust praatte hij er drie kwartier op los, zonder een zweem van egocentrisme, alsof hij gehoor had gegeven aan de roeping om zijn leven in dienst te stellen van de muziek.

“Op mijn zestiende kreeg ik van een vriend een live bootleg van The Derek Trucks Band, die mij de oren opende voor de oneindige mogelijkheden van de slidegitaar. In interviews las ik hoe hij zich laten beïnvloeden en inspireren door bebop en raga, afwijkende toonladders en open stemmingen,” vertelde Blake Mills over zijn muzikale ontwaking. “Op de middelbare school zat ik in een jazzcombo, geleid door een muziekleraar die idolaat was van John Scofield, met name diens jazzfunkalbum A Go Go. Via mijn vader kwam ik in contact met Bob Brozman, een etnomusicoloog en een grootmeester op de akoestische gitaar. Dankzij hem heb ik het nodige opgestoken, niet alleen wat het pure slide spelen aangaat, maar ook wat betreft ritme en timing. Bob Brozman was gefascineerd door de schoonheid die schuilt in de mathematiek van de ritmiek, een gemeenschappelijke standaard waar iedere muzikant toch iets unieks mee kan doen. En hij heeft mij gevoel voor samenspel bijgebracht. Musiceren is een vorm van communiceren. Je moet nooit het hoogste woord willen nemen, maar altijd proberen een gesprek met elkaar te voeren, dat ook voor de luisteraar boeiend genoeg is om op de voet te volgen.”

Blake Mills gold op zijn negentiende al als een wondergitarist. Samen met Taylor Goldsmith begon hij op de middelbare school de indierockband Simon Dawes, vernoemd naar hun beider middelnamen, maar kort na het verschijnen van het debuutalbum Carnivore, geproduceerd door Tony Berg, gaf hij de voorkeur aan een carrière als sessiegitarist. Hij tourde met singer-songwriters Jenny Lewis, Lucinda Williams en Fiona Apple, deed studiowerk voor beroemdheden van diverse pluimage, onder wie Kid Rock, Paulo Nutini, Norah Jones, Dixie Chicks, Zucchero, P!nk en Lana Del Rey, en produceerde albums van Jesca Hoop en Sara Watkins. Zijn status als musician’s musician steeg tot grote hoogte met Heigh Ho, dat hij in zijn basisvorm zonder noemenswaardige repetitie in één ruk opnam met contrabassist Don Was en drummer Jim Keltner. “Ik wilde veel ruimte in de muziek, de liedjes moesten ademen. Er zit tegenwoordig zo weinig sonische diepte in albums, ze klinken vaak propvol en vooral ook zo onrustig. Iemand vertelde me dat hij bij beluistering van Heigh Ho het gevoel kreeg dat de tijd vertraagde. Het leek wel alsof de muziek zich in slow motion afspeelde.”

Kunst kan niet buiten een zekere vorm van mysterie, meent Blake Mills, die ook aan de slag ging met Laura Marling voor haar zesde album, het binnenkort te verschijnen Semper Femina, waarmee de jonge Britse singer-songwriter pas met recht in de schaduw van Joni Mitchell kan staan. “Toen ik Yngwie Malmsteen voor het eerst hoorde, werd ik finaal overrompeld. Hoe krijgt hij toch allemaal uit zijn vingers getoverd? Toevallig studeerde ik in die tijd met iemand die in de ban was van hair metal bands, dus hij kon het me demonstreren. Na een paar maanden oefenen lukte het mij ook dat soort partijen haarfijn na te spelen, maar toen bleek de magie er voor mij gelijk vanaf. Virtuositeit an sich stelt namelijk niets voor. Een muzikant is nu eenmaal geen goochelaar met een handvol tovertrucs, het hoort iemand te zijn met de intentie de luisteraar in het hart te raken en in vervoering te brengen. Techniek en theorie eroderen het muzikantschap, wordt nogal eens beweerd, wat natuurlijk helemaal nergens op slaat, want als je in je spel opgaat vergeet je alles wat je weet. Indruk willen maken is geen goede drijfveer voor een muzikant. Niet voor niets had Bob Brozman op een van zijn gitaren de beroemde woorden laten graveren: With great power comes great responsibility.”