Allah-Las - Retro? Hoezo retro?

December 2012

Op de Wallen staat op maandagmorgen een clubje Californiërs in te dunne kleren kleumend te wachten tot iemand eindelijk de deur komt opendoen. Er valt net weer een winterse bui, daarbij waait het gemeen vlagerig en nee, de vier midtwintigers hebben het van hun leven nog niet zo koud gehad. Groeten uit Amsterdam van de Allah-Las, specialisten in zomerse garagerock vol plaatsvervangend heimwee naar het midden van de jaren zestig.

Waag het alleen niet in hun bijzijn van retro te spreken, want dat woord werkt kennelijk als een rode lap op een stier. “Retro? Hoezo retro? Goed beschouwd is alles en iedereen retro,” schampert de een. Waarop de ander diplomatiek nader verklaart: “Het is een parapluterm, die te pas en te onpas wordt gebruikt, net zoals dat begin jaren negentig gebeurde met indie. Zo’n begrip devalueert binnen de kortste keren en degenereert tegelijkertijd de muziek. Afgezien daarvan refereert alle kunst aan vroegere kunst. De Franse regisseur Jean-Luc Godard zei ooit eens: ‘Het gaat er niet om waar je het vandaan haalt, maar waar je het naar toebrengt.’ Hoe je ook wendt en keert, wij maken muziek die nog niet bestond. Wat méér zou men van ons kunnen vragen?”

Nou moeten de Allah-Las zich wel niet onnozeler voordoen dan ze zijn, want hun overigens onweerstaanbare debuutalbum zonder titel klinkt er niet minder ouderwets om. “Ah, de klank, bedoel je. Ja, maar dat is zuiver een esthetische keuze. Dit was het geluid dat we graag wilden horen, zo moest het van ons gaan klinken. Vergelijk het met een schilder die werkt met een bepaald soort verf,” luidt de reactie. “We zijn opgegroeid met oude en nieuwe liedjes, met vinyl en internet, dus ons begrip van muziek is helemaal niet lineair gevormd. Zo is opnemen op tape voor ons gewoon een van de diverse opties. Aanvankelijk namen we alles met computers op, maar dat geluid mist toch een zekere warmte, net zoals fotorolletjes mooiere kleuren geven dan digitale camera’s. Natuurlijk, het is een kwestie van smaak, maar geef toe, het is een logische voorkeur. Maakt goede smaak je soms minder progressief of zelfs conservatief? Vaak moet je in het verleden gaan zoeken om antwoorden te vinden op vragen over de toekomst.”

Met hun fixatie op de sixties, popmuzikaal gezien grofweg de periode 1965–1969, valt het eigenlijk best mee, zo zal vanmiddag blijken wanneer de Allah-Las een uur lang plaatjes mogen draaien op Red Light Radio, een online-station dat samen met een opnamestudio, twee vinylwinkels, een kunstgalerie, een fotostudio en verschillende werktuimtes gehuisvest is in een blok onttakelde peeskamers. Wat solozanger en gitarist Miles Michaud, sologitarist Pedrum Siadatian, bassist Spencer Dunham en drummer Matthew Correia laten horen loopt van The Pretty Things en Tommy James via Joe South en Link Wray tot Tame Impala en nota bene Grauzone. Stuk voor stuk eigen ontdekkingen, want wat ze van hun vaders meekregen varieerde van The Moody Blues, King Crimson en Carole King bij de een tot Jethro Tull, Rush en Depeche Mode bij de ander, terwijl de derde zich de classic rock in de auto van en naar school herinnert en de vierde zich als koter verslingerd wist aan MTV.

De Allah-Las groeiden op in Los Angeles, preciezer gezegd aan de smogloze South Bay ten zuiden van de stad, waar ze via een deejay van een regionaal radiostation hun weg vonden naar een piepkleine vinylzaak in Hermosa Beach, die voor de snobistisch tieners met hun hang naar obscure plaatjes een goudmijn bleek. “Het was een soort ontdekkingsreis. Je hebt een mooie elpee gekocht, kijkt wie er op meespelen en zo kom je op het spoor van een weer een andere mooie plaat. Plus dat je contant tips krijgt van degene achter de toonbank of een of andere vaste klant: als je dit goed vindt, moet je hier ook eens naar luisteren. Waarom zou je keer op keer al die overbekende liedjes willen horen als je nog allerlei verloren schatten kunt ontdekken?”

Niets wilden ze liever dan een baantje bij Amoeba Music aan Sunset Boulevard, ‘the world’s largest independent record store’ met vestigingen in Hollywood, Berkeley en San Francisco. “Wij stonden niet in de winkel zelf, maar moesten als beginnelingen in het magazijn al die plastic kratten vol ingekocht tweedehands spul controleren. Kapotte doosjes vervangen, zo goed en zo kwaad als dat ging mosterdvlekken van hoezen verwijderen, dat soort werk. Op maandag mocht je altijd een stapeltje mee naar huis nemen om er eens rustig naar te kunnen luisteren. Vond je het echt de moeite waard, dan kocht je zo’n plaat voor één of twee dollar, terwijl je een cd gewoon op de computer kopieerde. De belangstelling voor vinyl vloeide voort uit de liefde voor de muziek. Je wilt tenslotte horen hoe iets van heel vroeger oorspronkelijk klonk. Zo word je vanzelf audiofieler. Plus dat het een reactionaire reactie is op de iPod, die je gewoontegetrouw constant op shuffle laat staan. Naar een album luisteren is toch een heel ander ritueel van muziekbeleving.”

De ontstaansgeschiedenis van de Allah-Las, een politiek incorrecte naamsverwijzing naar de legendarische meidengroep Shangri-Las, laat zich samenvatten als het begin van een klassiek popverhaal. Op de middelbare school knutselden Pedrum Siadatian en Spencer Dunham al met gitaar en computer liedjes in elkaar, die ze op een dag als mp3-tjes naar elkaar toe mailden. De een vond het best wel goed wat de ander deed en omgekeerd, dus besloten ze bij een van hen thuis in Manhattan Beach samen muziek te gaan maken in het sousterrain, waarvan alle vier de wanden vol hingen met vaders verzameling surfplanken. Toen het ergens naar begon te klinken vroegen ze Matthew Correia om te komen drummen en aangezien niemand de positie van zanger wilde innemen werd Miles Michaud er nog bijgehaald. “In tegenstelling tot andere beginnende bandjes hoefden ze niet zo snel mogelijk het podium op. Liever cultiveerden we eerst een bijzonder geluid, zodat we ons direct zouden profileren.”

Een jaar of drie na hun eerste repetitie namen de vier onder leiding van retrosoulman in de dop Nick Waterhouse in een analoog studiootje in Costa Mesa hun debuutsingle op om een herfst later te verrassen met een titelloos album, dat invloeden lijkt te verraden aan zowel The Byrds en The Chocolate Watchband als Love en The Animals. En zo beten de Allah-Las gisteren in de Utrechtste poptempel het spits af van de Fuzzbox-avond op Le Guess Who?, waar ze op grond van hun vooruitgesnelde faam inmiddels behoorden tot de trekkers van de zondag. “We hebben nu al méér bereikt dan we ooit durfden dromen. Eerlijk gezegd koesterden we helemaal geen verwachtingen. We vonden het al mooi genoeg als we het bandje er voor de lol bij konden blijven doen. Tegelijkertijd werden we gedreven door een blind optimisme. Enfin, van het een kwam het ander.” Wat je noemt een sneeuwbaleffect. “Nou, we zouden het eerder willen vergelijken met een kikker in een pan water gooien en vervolgens langzaam aan de kook brengen, zodat die kikker niet de reflex krijgt er meteen uit te springen.”

Begin december hier in deze gewezen peeskamer zijn de Allah-Las halverwege hun eerste Europese trektocht. Tourervaring hebben ze tot dusver amper opgedaan: een paar keer de Californische kust langs en pas geleden als opener voor buddy Nick Waterhouse de Oostkust naar beneden, waarvoor ze in twee auto’s dwars door de Verenigde Staten zijn gestoken. Zulke ellenlange ritten zegt geen van de vier een probleem te vinden, net zoals er niemand nog echt rouwig lijkt om het verlies van zijn vriendinnetje, want hun scheidingen leverden tenslotte de nodige stof op voor nieuwe liedjes. “Onze carrière kwam eindelijk van de grond en zou waarschijnlijk een vlucht gaan nemen, reden waarom we het de hoogste tijd vonden om onze privélevens eens te evalueren. Sommige nummers zijn trouwens gebaseerd op dingen die zouden kunnen gebeuren en in soms ook daadwerkelijk gebeurden, wat je een selffulfilling prophecy zou mogen noemen. Waar het feitelijk op neerkomt is dat we alles hebben opgegeven voor de muziek. Tot nu toe loopt het naar wens, maar wie weet moeten we over een jaar wel op het strand slapen.”