Alison Krauss - In de grote wereld

Oktober 1995

Ze bedanken op de allereerste plaats hun partner en hun ouders, daarna bedanken ze uiteraard meteen hun manager en hun producer. Vervolgens bedanken ze de diverse media die hen hebben gesteund en niet te vergeten al hun trouwe fans zonder wie ze het nooit zo ver zouden hebben geschopt. Ze bedanken verder wie al niet meer van ganser harte en ten slotte bedanken ze vaak ook nog eens boven alles en iedereen God. Maar muzikanten zullen bij het in ontvangst nemen van een eervolle onderscheiding zelden of nooit hun platenfirma dank zeggen.

Een uitzondering die deze regel bevestigt, is Alison Krauss. Een paar maanden terug werd ze tijdens het jaarlijkse gala ter gelegenheid van de uitreiking van de Country Music Awards liefst vier maal op het podium geroepen. Een half minuutje kregen de gelauwerden slechts voor hun dankwoord, maar in haar opgetogenheid kletste de zangeres telkens door het afsluitende muziekje heen. En helemaal te bont maakte ze het toen ze tegen de gebruiken in de loftrompet begon te steken over ‘de mensen’ van Rounder Records.

“Hoezo?” reageert Krauss in opperste verbazing over de telefoon vanuit Nashville. “Ik ben ze toch ook een heleboel verschuldigd? Ze geloofden van meet af aan in mij en ze hebben me altijd gestimuleerd. Nu ik plotseling meer dan een miljoen albums verkoop, zal ik ze heus niet in de steek laten. Ik vind het gewoon fantastisch dat een onafhankelijke platenmaatschappij een bestseller blijkt te kunnen scoren met zulke a-commerciële muziek als bluegrass.” De delicate akoestische liedjes van de ongerept klinkende Krauss lijken inderdaad niet van deze tijd. Toch gingen er van de compilatie Now That I’ve Found You inmiddels dik twee miljoen exemplaren over de toonbank. Een astronomisch aantal voor zo’n klein bedrijf en daarbij een kroon op het werk, want toevallig viel dat onwaarschijnlijke succes samen met het zilveren jubileum van Rounder Records.

“Eigenlijk is het een uit de hand gelopen hobby, die ik altijd primair heb beschouwd als een culturele missie,” zegt Bill Nowlin. Hij is een van de oprichters en eigenaren van Rounder Records, verreweg de belangrijkste platenfirma in de Verenigde Staten op het gebied van traditionele genres als bluegrass, folk, cajun, zydeco en blues. Daarnaast omvat de ongeveer vijftienhonderd titels tellende catalogus uiteenlopende categorieën als reggae, wereldmuziek en rootsrock. Ruim de helft van de albums werd onder eigen vlag uitgebracht, de rest verscheen op sublabels als Bullseye Blues, Philo en Heartbeat, terwijl verder nog zo’n twintig andere Amerikaanse maatschappijtjes op een of andere wijze aan het moederbedrijf zijn gelieerd.

Sinds jaar en dag zetelt Rounder Records in Cambridge, Massachusetts, het befaamde universiteitsstadje onder de rook van Boston. Een flink eind ten noorden van het centrum ligt aan een zijstraat een complex van drie pakhuizen, van waaruit de dochteronderneming Roundup Records de export voor haar rekening neemt. Onder de naam DNA, hetgeen staat voor Distribution North America, draagt men vanuit Woodland, Californië sinds kort ook zelf weer zorg voor de nationale verspreiding. Zo heeft men alles opnieuw in eigen hand, net als in de begindagen toen men in een gammel Volkswagenbusje de festivals in het zuidoosten van de Verenigde Staten afreed om achter een uitklaptafeltje hun waar te slijten.

Op een provisorisch ogende bovenverdieping in een van de pakhuizen houdt Nowlin kwartier in een onstellend rommelig kantoor, dat hij deelt met Marian Leighton-Levy en Ken Irwin, de twee andere compagnons van Rounder Records. Meer dan een kwart eeuw geleden brachten ze voor zo’n duizend dollar hun eerste twee albums uit in een oplage van elk vijfhonderd exemplaren. Ondanks een groeiende jaaromzet van enkele tientallen miljoenen blijken de cijfers voor iedere plaat afzonderlijk tot op de dag van vandaag onvoorstelbaar laag. Zo overschrijdt het opnamebudget slechts hoogst zelden de tienduizend dollar en ligt de grens bij de eerste en niet zelden laatste persing bij vijfduizend stuks.

“Voor traditionele genres bestaat nu eenmaal geen grote markt, zelfs al zou je kapitalen aan promotie spenderen,” weet Nowlin, een voormalig universitair docent politieke wetenschappen, die het financiële, administratieve en juridische beheer voert. “Vandaar dat de kosten absoluut niet de pan uit mogen rijzen, want niet alleen zouden wij er dan gegarandeerd verlies op lijden, bovendien levert het de artiest of groep geen cent op. Los daarvan moeten de muzieksoorten waar wij ons op toeleggen in de regel zo ongekunsteld mogelijk worden opgenomen, anders gaat de eigenheid al gauw verloren.”

Hoewel een schamele afzet van tienduizend exemplaren bij Rounder Records nog steeds geldt als een verkoopsucces, prijkten er reeds lang voor de doorbraak van Alison Krauss drie gouden albums aan de wand van het directiekantoor. Gedurende de tweede helft van de jaren zeventig maakte men namelijk totaal onverwacht een enorme klapper met George Thorogood, een onstuimige bluesrocker uit Boston, op wie men nota bene geattendeerd was door een plaatselijke buschauffeur die geregeld op de zaak platen kwam kopen. “Qua stijl paste hij eigenlijk niet in onze catalogus,” vertelt Nowlin. “We vonden hem echter zo sympathiek en integer dat we toch besloten om met hem in zee te gaan.”

Als elke kleine platenfirma geeft Rounder Records onbekende en verwaarloosde talenten een kans, maar wanneer goed en wel blijkt dat ze een onvermoede commerciële potentie bezitten, ziet men ze veelal binnen de kortste keren vertrekken. “Vergelijk ons met een regionale honkbalclub, waarvan de meest begaafde spelers vroeger of later door een van de rijke verenigingen worden weggekaapt,” zegt Nowlin. Aangezien men geen langlopende contracten afsluit en slechts sporadisch opties inbouwt, blijft het financiële rendement beperkt tot de revenuen van de zogeheten back catalogue. Alleen in het geval van Thorogood liet men zich de rechten op diens drie gouden albums afkopen. “Zodoende konden we de continuïteit van ons bedrijf veilig stellen,” verklaart Nowlin. “Wie weet waren we anders al lang op de fles gegaan.”

Ter gelegenheid van het zilveren jubileum bracht Rounder Records eind vorig jaar een viertal keurig gedocumenteerde compilaties uit, onderverdeeld in Folk, Louisiana, Blues en Bluegrass. Samen met een bonusplaatje vol van alles en nog wat plus een boekje met archieffoto’s vormt deze serie dubbelalbums The Real Music Box, welke voor een ongekende spotprijs liefst negeneneenhalf uur prachtige muziek biedt. Levende  muziek van een zeldzaam onversneden soort weltestaan, want ofschoon men het begrip traditioneel absoluut niet puristisch opvat, staat er praktisch niets postmoderns op dit historische overzicht.

Bill Nowlin beziet de verregaande fusie van stijlen, zoals die met name in de popmuziek plaatsvindt, dan ook met gemengde gevoelens aan, al beseft hij terdege dat bijvoorbeeld Tex-Mex niet anders had kunnen ontstaan. “Natuurlijk ben ik niet tegen culturele assimilatie, integendeel, ik vind het juist enorm fascinerend,” haast hij zich te verzekeren. “Waar ik een vraagteken bij zet, is de geforceerde wijze waarop dat tegenwoordig in toenemende mate gebeurt. Als die ontwikkeling zich doorzet, zouden op den duur alle authentieke genres weleens kunnen verdwijnen en dan resteert er niets anders meer dan een groot wit geluid.”

Niet zonder reden gaat Rounder Records er prat op door de jaren heen diverse artiesten te hebben ontdekt die de traditionele Amerikaanse muziek nieuw leven weten in te blazen. Het gigantische succes van Alison Krauss mag dan ook voor beide partijen gerust een triomf heten, temeer daar bluegrass van nature nooit een breed publiek zal bereiken. “Er is in feite sprake van een besloten circuit, waar voor de meesten geen droog brood te verdienen valt,” bevestigt de zangeres, die al van jongs af meedraait in het wereldje. “Vandaar dat zoveel mensen een normale baan hebben en de muziek er als hobby bij doen. Wij begonnen toen niemand van ons nog vast werk had, zodat we er al onze energie in konden steken. Na verloop van tijd bleken we tot onze stomme verbazing genoeg optredens te kunnen krijgen om er van rond te komen.”

Geboren en getogen in Illinois moest Alison als alle kinderen Krauss op haar vijfde op muziekles, waarbij ze op advies van haar moeder de viool als instrument koos. Drie jaar later begon ze zich te concentreren op bluegrass en ontwikkelde ze zich tot een fenomenaal talent, dat de ene na de andere fiddle contest won. Als prille tiener ontpopte ze zich bovendien als een begenadigd zangeres, wier kristalheldere sopraan onwillekeurig de jonge Dolly Parton in gedachten roept. Vanaf haar veertiende maakte ze al dan niet met haar eigen groep Union Station een vijftal albums, terwijl ze verder meewerkte aan talloze platen van derden. Een uitgelezen selectie van dat materiaal, aangevuld met een trits nieuwe nummers, verscheen een jaar geleden onder de titel Now That I’ve Found You op de markt en de rest is zogezegd geschiedenis.

Met een akoestisch instrumentarium van viool, banjo, mandoline, gitaar en contrabas houdt Krauss vast aan de oerbezetting van het bluegrasscombo, zij het dat ze ook regelmatig dobro, piano en drums gebruikt. Daarnaast waagt ze zich sinds kort incidenteel aan popliedjes, waaronder het van The Foundations bekende titelstuk van haar platina compilatie, maar wonderlijk genoeg pleegt ze desondanks geen stijlbreuk. “Ik kom uit een conservatieve wereld, dus ik zal de traditie wel tot in lengte van dagen trouw blijven,” vermoedt de pas 24-jarige anti-ster. “Hoewel ik de laatste tijd wat minder puristisch ben geworden, schrik ik ervoor terug om echt aan het experimenteren te slaan, al was het alleen maar omdat het resultaat dan niet meer als bluegrass zal klinken.”

Sinds Krauss aan het begin van dit decennium haar eerste Grammy Award kreeg, werd ze door diverse grote platenfirma’s benaderd. Al die lucratieve aanbiedingen legde ze resoluut naast zich neer, waarmee ze de kans liet lopen haar carrière uit te bouwen zonder daarbij artistieke concessies te hoeven doen. “Ik ben tevreden met wat ik heb,” verklaart ze. “En ik voel me thuis bij Rounder Records. De mensen daar zijn een soort familie voor me. Ik zie het succes vooral als een compliment aan ons allemaal, maar het zet me op geen enkele manier onder druk. Als het volgende album stukken minder mocht verkopen, zal ik daar geen nacht wakker van liggen, laat staan dat het mij aan het twijfelen zal brengen. Ik blijf gewoon rustig mijn eigen gang gaan.”