The Walkabouts - Het barre land

December 2011

Zo geruisloos als ze van het toneel verdwenen, zo onverwacht maakten The Walkabouts onlangs hun rentree. “Eigenlijk zijn we er nooit echt mee opgehouden,” zegt voorman Chris Eckman. “We hebben alleen een jaar of zes stil gelegen.” Niemand leek ze al die tijd te missen, maar toch vond hun comeback een opvallend warm onthaal – alsof eindelijk doordrong hoe buitengewoon hun mytische Americana wel niet klinkt. Naast Pull Up Some Dust And Sit Down van Ry Cooder verscheen er afgelopen jaar geen album dat de verwoesting in Amerika zo treffend schetst als Travels In The Dustland. De grimmige weidsheid van de plaattitel echoot door in een elftal breed uitwaaierende liedjes, waarbij de romantiek van de road movie plaats heeft moeten maken voor de beklemmende atmosfeer van een apocalyptische film, die zich schijnbaar afspeelt na de  ineenstorting van onze welvaartsmaatschappij.

“Dustland is op geen enkele kaart te vinden, maar het ligt vast ergens in de Verenigde Statem,” zegt Eckman. “De titel schoot mij te binnen tijdens een tocht door de Sahara. Het bleek de inspiratie voor een afgeronde serie liedjes. Ik schrijf altijd complete albums, nooit losse nummers die ik opspaar tot ik voldoende materiaal voor een plaat bij elkaar heb gesprokkeld. Zo konden we eindelijk weer eens met The Walkabouts de studio in, ook al omdat me opeens voor ogen stond welke kant het muzikaal op zou moeten. Op een gegeven moment kun je niet meer verder op een bepaalde weg, maar soms duurt het wat  langer voordat je een nieuwe richting hebt gevonden.”

Gedurende de eerste helft van jaren negentig excelleerden The Walkabouts met een onvervreemdbaar soort folkrock in de geest van Neil Young & Crazy Horse en Green On Red. Als tekstdichter verklaarde Chris Eckman zich met name schatplichtig aan Dirty Realism-schrijvers als Raymond Carver en Tobias Wolff. Hun korte verhalen spelen zich af in metropolen als New York, Los Angeles of Chicago, maar in het troosteloze achterland van de noordwestelijke staten. “Daar tref je ze nog aan, althans je loopt ze er eerder tegen het lijf, de ontheemden en onthechten die de vrijheid en het individualisme najagen uit de tijd van het Wilde Westen,” aldus Eckman, die als student vaak liftend door de desolate streken van Washington, Idaho, Montana, Oregon en Nevada trok. “Elke rechtgeaarde Amerikaan, ook ik, draagt die mythologie met zich mee. Al word ik dan niet gedreven door de zucht naar het westen, als muzikant worstel ik net zo goed met de mystiek van het verleden.”

Het meesterlijke tweeluik New West Motel en Setting The Woods On Fire werd bevolkt door geboren verliezers en zwervers tegen wil en dank, die vroeger of later uit de boot zullen vallen en dan niet zelden op gruwelijke wijze doorslaan. De personages mogen volgens Eckman dan ook beslist niet gelden als representatief voor de Amerikaanse samenleving, ofschoon het om relatief gewone mensen gaat, zij het dat ze door een samenloop van omstandigheden in ongewone situaties verzeild raken. “Het zijn de slachtoffers van de politici aan de oostkust, steeds verder het land in trekkend op zoek naar een goed heenkomen. Ze verruilen het ene voor het andere uitzichtloze baantje om met hun moeizaam opgepotte spaargeld een lapje grond en een stacaravan te kopen en daar, ergens aan de rand van de bewoonde wereld, denken ze dan het aards paradijs te hebben gevonden. Alleen al vanwege hun ingewortelde paranoia draait het allemaal onvermijdelijk op een desillusie uit. Als ze op zekere dag hun buurman niet overhoop schieten, dan jagen ze zichzelf wel een kogel door het hoofd.”

Op de zinderende folkrock van New West Motel en Setting The Woods On Fire volgde het orkestralere tweeluik Devil’s Road en Nighttown, waarmee The Walkabouts zich waagden aan alternatief melodrama à la Tindersticks, Nick Cave en John Cale. Onder contract bij de Europese tak van een grote platenfirma kenden ze in de studio en op tournee eindelijk wat meer armslag. Tegelijkertijd liet het collectief uit Seattle het laatste restje hoop op een carrière in eigen land varen. “Wonder boven wonder hebben we ons een paar treetjes hogerop de ladder weten te werken,” merkte Eckman destijds meesmuilend op. “Overigens zou me helemaal niet verbazen als we binnen de kortste keren weer naar beneden lazeren.” Van hun groeiende verbondenheid met de Europese muziekcultuur zouden The Walkabouts als artistieke bannelingen getuigenis afleggen met Train Leaves At Eight, een fascinerende verzameling onherkenbare covers van Mikis Theodorakis, Manuela de Freitas, Luis Llach en Jacques Brel tot en met Scott Walker, Neu!, dEUS en Solex. “We zijn in zekere zin ontheemd geraakt,” verklaarde Eckman. “Aan de andere kant voelen we ons nu overal thuis.”

Begin deze eeuw begon de animo voor The Walkabouts op het Europese vasteland te tanen, misschien ook wel omdat hun muziek gaandeweg iets nondescripts over zich kreeg, waardoor het symfonisch angehauchte Ended Up A Stranger stierf in donkere schoonheid. “Van meet af aan heeft het ons de nodige moeite gekost het hoofd boven water te houden,” zegt Carla Torgerson, die beurtelings met Chris Eckman de solozang verzorgt. “Daar valt op zich best mee te leven, totdat er gezinnen in het spel komen en de jaren beginnen te tellen. Je wilt toch een bepaalde mate van bestaanszekerheid, zeker ook met het oog op de toekomst. We hebben allemaal moeten zoeken hoe we naast de muziek extra inkomsten konden genereren.”

Eckman noemt de lange absentie van The Walkabouts ‘een natuurlijke gang van zaken’. Na het einde van zijn relatie met Torgerson kreeg hij kennis aan een Sloveense, waarop hij alweer negen jaar geleden besloot te emigreren. “Aanvankelijk had dat nauwelijks gevolgen, omdat ik toen nog een aanzienlijk deel van mijn tijd in Seattle doorbracht, maar gaandeweg verbleef ik er steeds minder vaak en ook telkens korter.” Met een opnamestudio aan huis in Ljubljana kreeg Eckman alsmaar meer opdrachten als producer om daarnaast ook nog allerlei muzikale nevenactiviteiten te ontplooien. Zo maakte zijn indieveteranentrio Dirtmusic samen met de groep Tamikrest en diverse andere Malinese instrumentalisten het grenzeloze BKO, terwijl het onder de vlag L/O/N/G uitgebrachte American Primitive voortkwam uit zijn samenwerking met de Oostenrijkse elektronicamuzikant Rupert Huber.

Travels In The Dustland valt te bestempelen als ‘ouderwets goed’, ware het niet dat The Walkabouts beduidend anders klinken dan tien jaar geleden. De metafoor van het opgebruikte, uitgedroogde land spreekt haast voor zich nu stijgende werkeloosheid en toenemende armoede de Verenigde Staten sinds de kredietcrisis blijven plagen. “Uit recent onderzoek blijkt dat een op de zeven mensen in Amerika onder de armoedegrens leeft. Hele gezinnen moeten zien rond te komen van zestienduizend dollar per jaar,” vertelt Torgerson. “Het is werkelijk verschrikkelijk, vooral ook omdat we het zelf in de hand hebben gewerkt. Zo kon ik als muzikant zonder vast inkomen moeiteloos een hypotheek krijgen. De bank vroeg niet eens naar mijn inkomen over de afgelopen jaren. Ons hele economische systeem deugt gewoon niet. Al wanhoop ik niet, want ik ben er heilig van overtuigd dat de wal uiteindelijk het schip zal keren.”

Waar de kolonisten in vroeger tijden zich ergens in Amerika vestigden en na verloop van tijd verder westwaarts trokken om opnieuw te beginnen wanneer ze het op die plek niet langer konden rooien, blijkt dat vandaag de dag makkelijker gezegd dan gedaan. “Op Travels In The Dustland wordt behoorlijk wat afgereisd, maar waar kan een arme sterveling in deze barre tijden nog naar toe?” vraagt Eckman retorisch. “Overal lijkt het even hopeloos. Al blijft het uiteraard wel een onmetelijk land, waarin droom en hoop nooit verloren zullen raken, ook al zijn ze steeds lastiger te vinden.”