Vampire Weekend - Upper West Side Soweto

Juli 2008

De jongens van Vampire Weekend zijn amper terug van een rondje stad of ze kruipen in de kleedkamer van de Melkweg alweer achter hun witte laptopjes. Van landerigheid en vermoeidheid geen spoor, terwijl dat toch te verwachten valt bij een jonge popgroep op tournee. Ook enkele uren later op het podium van de Amsterdamse poptempel wekken ze nog een kwieke indruk, net zoals een maandje later in het Utrechtse Tivoli. En dan te bedenken dat het viertal het inmiddels al bijna een jaar lang moet doen met hetzelfde dozijn liedjes, waarvan afgelopen herfst de opnamen eindelijk werden afgerond. Vlak na de jaarwisseling kwam het titelloze debuutalbum op de markt en sindsdien gaat het hard met de laatste indierocksensatie uit New York.

Ze leerden elkaar kennen aan Columbia, de prestigieuze universiteit met zijn neoklassieke campus ten noorden van Central Park. Zanger en gitarist Ezra Koenig deed er Engels, bassist Chris Baio koos voor Russisch en toetsenist Rostam Batmanglij en drummer Christopher Tomson studeerden muziek en economie. Tussen de bedrijven door waren ze ieder al dan niet afzonderlijk actief in allerlei groepen, waarbij het genre kon variëren van hiphop en hardcore tot jazz en folk. “We zijn niet voor één gat te vangen,” aldus Tomson. “Alle vier spelen we meerdere instrumenten en diverse stijlen. Zo baste ik in een jamband à la Phish en plukte ik daarnaast mandoline in een bluegrasscombo.”

Tijdens hun allerlaatste semester, twee jaar geleden, besloten de vier studievrienden een groep te beginnen om feesten op de campus mee op te luisteren. Vervolgens gaven ze zich in een vlaag van overmoed op voor een Battle of the Bands, georganiseerd door een vriend van Tomson. “Op maandag begonnen we met repeteren en op vrijdag werd die talentenjacht  gehouden,” herinnert Batmanglij zich. “We moesten zes nummers doen, maar toch hadden we genoeg aan één cover: Have I The Right van The Honeycombs uit de vroegere jaren, een suggestie van Ezra, die toen helemaal bezeten was van producer Joe Meek. Van de overige vijf spelen we er nog steeds drie, terwijl we amper een half jaar later al de meeste andere liedjes voor het album praktisch af hadden.”

De eerste optredens van Vampire Weekend buiten de campus vonden plaats in een Ierse pub in Manhattan en een muziekcafé in Brooklyn. “Daar kwam redelijk wat volk op af, want we hadden een behoorlijke aanhang op de campus,” aldus Tomson. “Eigenlijk hadden we eerder een publiek dan speelgelegenheid. Op mails aan clubs kregen we pas antwoord na onze opmars, maar tegen die tijd konden ze van ons natuurlijk de boom in.”

Met vier Amerikaanse en twee Europese tournees achter de rug mag Vampire Weekend zich inmiddels gepokt en gemazeld noemen. Vorig jaar zomer trok het viertal in een bestelbusje vanuit Californië dwars door het Middenwesten voor een clubtour van een kleine maand. “Nu kunnen we ons een hotel permitteren, maar overnachten gebeurde toen meestal bij vrienden, kennissen of verwanten. Dat was overigens goed te doen, in die zin dat we zelden of nooit met onbekenden hoefden door te zakken,” vertelt Batmanglij. “Alleen in Syracuse bood een wildvreemde ons een slaapplaats aan, maar eenmaal bij hem thuis verlangde hij plotseling een zekere tegenprestatie.”

De roem snelde Vampire Weekend vooruit na die eerste lowbudgettournee door de Verenigde Staten. Ronkende concertrecensies in plaatselijke dagbladen van de grotere steden lagen ten grondslag aan een razendsnel groeiende reputatie, waarbij de gezaghebbende New York Times al in een vroeg stadium de toon zette. Anders dan te doen gebruikelijk tegenwoordig werd de hype dus gegenereerd in de oude media en niet via het wereldwijde web, wil Rostam Batmanglij even fijntjes opmerken.

De respons onder de veelal wat oudere popjournalisten laat zich overigens makkelijk verklaren. Vampire Weekend doet namelijk onwillekeurig denken aan de Talking Heads in hun begindagen, net zoals enkele jaren terug gebeurde met het veelbelovende Clap Your Hands Say Yeah, dat met een titelloos debuutalbum gelijk alle kruit bleek te hebben verschoten. Zo klinkt de lichtelijk neurotisch zingende Ezra Koenig op zijn beurt als een achterneefje van David Byrne, terwijl de veelal fragmentarische teksten een associatie oproepen met een albumtitel als More Songs About Buildings And Food. “Aan eenduidige liedjes hebben we een broertje dood,” verklaart Batmanglij. “Een lineaire verhaalstructuur laat niets aan de verbeelding over, wat we een belediging voor de luisteraar vinden.”

Met een scherp observatievermogen en gevoel voor detail beschrijven Koenig en Batmanglij hun eigen leefwereld, al kijken ze daarbij verder dan alleen de campus. Uitgesproken studentikoos daarentegen is de kledingstijl met een bijna ironisch zwak voor instappers, polo’s en V-halstruien, waarmee Vampire Weekend zich nadrukkelijk lijkt af te zetten tegen de standaard in de popmuziek. Diezelfde nuffige tegendraadsheid spreekt uit het gebruik van elementen uit Afro-pop en kamermuziek in hun vernuftig gestructureerde indierock, die ze met de tong in een wang zelf betitelen als Upper West Side Soweto.

De opnamen van het album vonden plaats op diverse locaties in New York. “We begonnen bij een vriend in het sousterrain met de drums,” vertelt Christopher Tomson. “Daarna deden we op de slaapkamer van Ross de gitaren en toetsen. Of we verkasten naar de schuur thuis bij mijn ouders. Voor de pianopartijen gingen we dan weer naar Baio’s moeder. Zo staken we het geheel stukje bij beetje in elkaar. We hebben er erg veel plezier aan beleefd.”

Overrompelend of indringend valt de lichtvoetige en bovendien transparante muziek van Vampire Weekend moeilijk te noemen, maar de overstelpende ideeënrijkdom maakt het een genot om naar te luisteren. “Ach, het zijn gewoon opeengestapelde invallen. Zo lang je in dezelfde toonsoort blijft, kun je trouwens de meest rare dingen combineren, dus zo’n kunst is het echt niet,” relativeert Batmanglij. “Ook al proberen we een soort non-rock te maken, we forceren ons absoluut niet om origineel bezig te zijn. We gebruiken alleen maar alles wat in onze kraam te pas komt.”