Tres Manos - Een soort meditatie

September 1996

René van Barneveld alias Tres Manos is sinds een jaar of negen de gitarist van de  Urban Dance Squad. Daarvoor zat hij in stilistisch uiteenlopende groepen als Hi-Jinx, Judy Nylon en Gaga. Verder maakte de Utrechtenaar onder meer een tournee als begeleider van soulzanger Rufus Thomas, waarmee hij feitelijk in de voetsporen van Jimi Hendrix trad. Met het overrompelende debuut Mental Floss For The Globe en de minder verrassende opvolger Life ‘N’ Perspective Of A Genuine Crossover maakte de Squad tot in Amerika furore dankzij een weergaloze combinatie van rock, funk, punk, metal en rap. Na het onverhoedse vertrek van DJ DNA kon Tres Manos zich op Persona Non Grata en Planet Ultra pas goed profileren als een fabuleuze gitarist.

“Een gitaar is niets meer dan een stuk gereedschap en in die zin inwisselbaar, zoveel besef ik nu inmiddels wel. Ik kan me daarom best voorstellen dat ik met muziek bezig ben zonder direct mijn vingers te gebruiken. Als gevolg van intensief touren heb ik een paar maal last gekregen van ontstoken pezen in mijn polsen en handen. Nachtmerries heb ik er echter niet aan overgehouden. Waarmee ik dit wil zeggen: ik hou zielsveel van het spelen op dat instrument en ik ervaar het ook als iets vanzelfsprekends, maar ik hang er niet mijn hele wezen aan op.”

“Grote voorbeelden heb ik eigenlijk nooit gekend, net zo min als ik ooit de aansporing gevoeld heb om iets noot voor noot na te leren spelen. Natuurlijk werd ik wel geregeld door het een of ander gestimuleerd. Dat ik als kind ziek thuis op een goed moment die rondslingerende ukelele oppakte en er op begon te rotzooien, kwam bijvoorbeeld door dat ene liedje op de radio van die twee verdwaalde Indianen uit Columbia, Los Indios Tabajaras. Van jaren later herinner ik me een televisieprogramma over Cuby + Blizzards, waarin je af en toe iemand op elektrische gitaar close-up in beeld zag. Die gast, Eelco Gelling, speelde in een voor mij volstrekt onbekende stijl, want The Rolling Stones en The Beatles deden zulke prominente solo’s niet. Ik beg reep dan ook eerst niet wat er gebeurde, maar ik werd er wel meteen door gepakt. Enkele dagen daarna hoorde ik bij een vriend die plaat van John Mayall & The Bluesbreakers met Eric Clapton en toen was het deksel er helemaal af.”

“Op de ochtend van mijn zevende of achtste verjaardag kreeg ik mijn allereerste gitaar: een Spaanse, zoals dat in die dagen heette, zo’n zielig triplex ding. Als je een element in het klankgat monteerde en er stalen in plaats van nylon snaren opzette, kon je er weliswaar elektrisch op spelen, maar met een radio als versterker klonk het nog niet bepaald welluidend. Toch heb ik altijd met veel plezier op dat instrument zitten pielen, al was er ik niet steeds even intensief mee in de weer. Al met al duurde het vrij lang voordat de gitaar een geprononceerde plaats in mijn leven ging innemen. Ik wist gewoon niet wat voor functie dat instrument voor mij had en eventueel kon hebben - het was eerder een soort speelgoed dan een  expressiemiddel. Daarbij kwam het idee van muzikant zijn, voor zover je je daar op die jonge leeftijd een beeld van kunt vormen, mij als iets zeer exotisch voor.”

“Achteraf lijkt het alsof het een kwestie is geweest van het omdraaien van een knop: dit wil ik per se niet langer meer doen, dus moet ik me op iets anders concentreren. Dat ik voor het musiceren zou kiezen, lag eigenlijk voor de hand, want dat vond ik tenslotte als kind al intrigerend. Alleen had ik nooit de moeite genomen om eens uit te vinden of daarin een rol voor mij was weggelegd. Vanuit het besef dat ik er spijt van zou krijgen wanneer ik naliet dat te onderzoeken, ben ik er toen serieus werk van gaan maken. Zo belandde ik in verschillende bandjes, waarin ik op zich wel mijn ei kwijt kon, maar mijn draai zou ik pas vele jaren later vinden.”

“Hoewel ik oorspronkelijkheid vooropstel, geloof ik niet in het bedenken van vernieuwende popmuziek - in die omschrijving schuilt namelijk al een paradox. Niet voor niets kwamen de echt belangrijke impulsen in het verleden meestal van de straat en daar zat weinig tot geen theorie achter. Het was letterlijk popular music, muziek van het volk. En de zogenaamd progressieve rock uit de jaren zestig bleek in feite een herbewerking van vroegere stijlen door mensen met een andere sociale achtergrond. Steeds vaker komt het neer op een nieuwe rangschikking van oude elementen, al kan het daarom soms nog wel degelijk origineel in de oren klinken. Los van technologische ontwikkelingen die tot sonologische ontdekkingen kunnen leiden, worden de mogelijkheden om werkelijk iets nieuws te maken langzamerhand schraler. Dat geeft overigens niet, want zeker in de popmuziek lijkt het toegestaan om elke dag weer het wiel uit te vinden.”

“Genialiteit valt niet te verwerven, dit in tegenstelling tot virtuositeit, maar die twee zaken worden nogal eens met elkaar verward. Dat ik snel door die vakjes op een gitaar kan gaan, zegt mij persoonlijk dan ook weinig meer. Natuurlijk is techniek belangrijk, net zoals dat geldt voor theoretisch begrip. Als je een melodietje in je hoofd hoort, moet je immers eerst de akkoorden en de intervallen en zo zien te achterhalen, anders zul je er nooit in slagen om het te reproduceren. Wat dat betreft, benijd ik de echte groten in vooral de jazz, die beschikken over een geweldig gehoor en een enorme ervaring. Hoe die gasten over schema’s heen lopen en daarbij zelden een foute noot pakken, dat grenst aan het ongelooflijke. Als je ter plekke kunt spelen wat je hoort, moet dat voor een muzikant de absolute vrijheid betekenen.”

“Wat je aan vakmanschap wint, verlies je aan zeggingskracht, zo wordt wel eens beweerd. Maar zolang je nog in staat bent om redeloos met je instrument om te gaan, bestaat er geen acuut gevaar, zeker niet als je daarbij een naïeve verwondering blijft houden. Dat je je na al die jaren telkens weer als een kind laat verrassen door de rondte van een toon of een bepaalde meerklank, dat vind ik toch wel heel frappant. Kennelijk ben je elke keer opnieuw bereid om iets te ervaren wat je al duizenden malen eerder hebt ervaren. Ik ben over het algemeen een rationeel mens, maar als ik gitaar speel, word ik door die geluidsstroom vaak ongemerkt meegevoerd - het werkt als een soort meditatie.”