Roosbeef - Das Warum

Januari 2015

Het blijft een hardnekkig misverstand, maar Roosbeef is de naam van haar band en niet het alias van Roos Rebergen (27). Met het ontwapenende Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Pratendiende ze zich zes jaar geleden aan als het oorspronkelijkste Nederpoptalent sinds Spinvis. Na het getroebleerde Omdat Ik Dat Wil en de duistere ep Warüm klinkt ook het nogal ingetogen Kalf weer even wonderbaarlijk en vindingrijk als onnavolgbaar en zwaarmoedig. Er zijn geen leugens in mijn hoofd. Oké, misschien is dat gelogen. Maar het zijn wel leugens die ik geloof.

“Ik kan echt zeggen: ik hou van muziek. Daar hou ik toch zó van, eigenlijk al zo lang ik me kan herinneren, dat is gewoon zo. Ik luister heel graag muziek, ik ben erg fan van anderen. Natuurlijk máák ik ook heel graag muziek. En ik doe dat niet omdat ik het kan, ik doe het omdat ik het moet. Als we aan het opnemen zijn en ik merk: dit is iets, we hebben het – dat is het allerzaligste wat er is, dat is zo’n verslavend gevoel. Zodra iets eenmaal af is, wil ik dan ook meteen door naar het volgende. En dan wil ik het ook altijd anders doen, want anders is er geen fuck aan, dan zou ik nog liever stoppen.”

“Als een plaat net af is, dan heb ik er even geen zin in, maar eigenlijk gaat het schrijven altijd door. Heel vaak maak ik iets niet af. Als ik er niet echt in geloof, is het zonde van de moeite. Wel gebruik ik die stukjes soms voor iets anders, vooral vroeger, toen ik net begon. Die oude liedjes bestonden uit zó veel verschillende melodieën, dat waren een soort musicals. Nu weet ik dat je stukjes kunt herhalen, maar ik hou er nog steeds van als een liedje opeens wendt. Als ik aan het schrijven bent, kan ik me soms verliezen, dan neemt het liedje het over. Of er dan iets zinnigs uit komt of niet, dat doet er niet zo toe. Hoe ouder ik word, hoe vaker ik mij kan overgeven, merk ik. En de concentratie blijft langer, ik word minder gevoelig voor afleiding.”

"Ik zou veel meer willen schrijven. Nu vind ik mezelf vaak lui, ook al heb ik een constante druk om iets te willen maken. Ik zou mijn leven nóg meer willen inrichten op schrijven, daar ben ik naar op zoek. Ik geloof heel veel dingen wel, daar ben ik nu over uit. Mijn vrienden, mijn familie, de dingen die ik doe – dat is allemaal leuk en aardig, maar het is ook steeds hetzelfde. Soms leef ik wat overdreven om het spannend te houden. Maar eigenlijk wil ik dat ik dat niet doe en die tijd in de muziek steek. Ik wil echt schrijven. Ik geloof wel dat ik dat al een beetje aan het doen ben, dat ik een artiest ben, maar ik wil het méér zijn.”

“Het duurt een beetje lang, dat hoort erg bij mij, maar ik weet nu wat ik wil. Ik heb ook keuzes gemaakt. Ik woon al een paar jaar in Antwerpen, daar kan ik goed afstand nemen van alles. Ik kijk geen televisie, die heb ik niet eens, ik luister geen radio. Ik werd gewoon gek en verdrietig van al die onzin. Nu met mijn nieuwe album check ik weer dingen, volg ik mezelf weer een beetje, en ik merk meteen weer hoe onrustig me dat maakt. Terwijl als er je er niet aan meedoet je er ook geen last van hebt. Kijk, als ik dingen maak, dan houd ik totaal met niemand rekening – steeds minder eigenlijk, want is vrij traag en kaal en zacht, deze nieuwe plaat, ik zing ook subtieler. Maar als ik optreed, wil ik natuurlijk wel dat er mensen komen. Het moet een soort show zijn, dat er energie in zit. Want ik treed ook genoeg alleen op en dan kan ik het andere doen. Ik wil allebei.”

“Een geweldige muzikant ben ik niet, daar heb ik de band voor. Een instrument is voor mij een middel om te schrijven. Bij mij zit het verlangen goed te kunnen spelen er niet zo diep in, ik wil vooral dingen maken. Al ben ik wel jaloers op mensen die allebei kunnen, dus daar wil ik ook meer aan gaan werken. Door mijn onkunde, vooral op gitaar, kom ik op dingen die niet zo voor de hand liggen, dat weet ik wel, maar soms blijf ik juist daardoor steken.”

“Mijn teksten zijn allemaal een beetje somber, maar qua muziek vind ik het wel hoopgevend. Het gaat veel over de liefde, dingen kwijtraken en ook nog over verlangen. Nee, het is nooit vrolijk geweest, al zit er in die drieëneenhalve plaat een hoop hoop en een hoop levenslust. Ik waak ervoor dat het niet sentimenteel wordt. Het mag best persoonlijk klinken, dat moet zelfs, alleen hoeft het niet altijd over jezelf te gaan. Op een gegeven moment raakt het ook gewoon op. Ze zeggen niet voor niets dat het slecht met je moet gaan om goede muziek te kunnen maken, maar dat is bullshit – nou ja, als je altijd over jezelf zingt, dan snap ik dat principe wel. Daarom wil ik steeds méér kunnen. Ik denk dat er nog genoeg zit. Zo iemand als Drs. P kan, denk ik, heel moeilijk over zichzelf schrijven. Dat is een hele kunst.”

“Ook al heet de nieuwe plaat Kalf, zo naïef ben ik niet meer. Wel nog een beetje, en dat is maar goed ook, want het kan geen kwaad om een beetje naïef te zijn, vind ik. Mijn muziek is nu minder dromeriger, meer concreet, minder meisjesachtig. Ik ben volwassener geworden, heb dingen meegemaakt. Ik droom nog steeds van dingen, maar zodra het er dan eenmaal is, vind ik het saai en word ik onrustig en dan moet het kapot. Ik maak het mezelf en anderen vaak lastig.”

“Er zijn echt dingen veranderd deze jaren. Ik had bedacht dat het anders moest. Ik heb leren praten. Dat heb ik echt moeten leren, met hulp. Vroeger kon ik dat niet, toen was het echt alleen maar in de muziek. Dat werd een beetje ondraaglijk, dus nu doe ik het beide. Ik denk dat het voor degene met wie ik was niet altijd leuk was om naar mijn muziek te luisteren, omdat ik daarin veel openhartiger ben – dat hij dan dacht: wat heeft ze nu weer uitgespookt? Het creatieve gedeelte, daar valt alles uiteindelijk wel op zijn plek. Maar creëren is vaak helemaal niet leuk, dat is ook logisch, het is gewoon heel erg vermoeiend. Het kost zo veel moeite om het kloppend te krijgen en als het dan opeens klopt – dat is de beloning.”

“In de muziek ben ik heel precies. Toen we Kalf afmaakten, dat was een beetje een geflipte maand, dus nu zit ik er hier vandaag nog over in dat het nóg beter had kunnen kloppen. De anderen in de band hebben daar totaal geen last van, maar ik ben daar zó precies in. Terwijl voor de rest, in mijn huishouden en in andere dingen, daarin ben ik echt een chaoot. Maar die liedjes, die moeten kloppen. Niet dat ze perfect gespeeld moeten zijn, maar ik moet het wel vinden kloppen. Kijk, dat is nou het mooie aan muziek maken: dat ik het helemaal in de hand kan hebben. Ik ben het gelukkigst op het podium – en ook het ongelukkigst: als ik het niet onder controle heb. Maar op het podium voel ik me het zekerst in het leven. Ik weet wat ik aan het doen ben – niet altijd, maar vaak wel. En het wordt, denk ik, steeds vaker.”