Mary Gauthier - In geleende tijd

Maart 2010

Bijna een halve eeuw terug belandde Mary Gauthier meteen na haar geboorte in een weeshuis om amper negen maanden oud te worden geadopteerd door een gezin met een alcoholische vader en een depressieve moeder. Koud vijftien liep ze voor het eerst weg van huis in Baton Rouge en kreeg de fles haar binnen de kortste keren in de greep. De robuuste meid vond aansluiting bij een kring travestieten, strippers, junkies en andere drop-outs, al wist ze zichzelf net genoeg in de hand te houden om min of meer te kunnen blijven functioneren. Zo belandde Gauthier na verloop van tijd in de horeca van Boston, waar ze zich via de keuken opwerkte tot bedrijfsleider en eindigde als mede-eigenaar van het succesvolle cajunrestaurant Dixie Kitchen, tevens de titel van haar obscure debuutalbum. Halverwege de dertig inmiddels zette de ‘singer-songwriter stranger’ noest door met als resultaat de klassieker Drag Queens In Limousines, dat mede dankzij een viersterrenrecensie in het gerenommeerde Rolling Stone haar carrière van de grond hielp. Als veertigplusser besloot Gauthier alsnog op zoek te gaan naar haar biologische moeder, wat uiteindelijk uitmondde in het aangrijpende egodocument The Foundling, gemodelleerd naar het klassieke country-epos Red Headed Stranger van Willie Nelson.  Over mooi omfloerst gehouden muziek verhaalt de zelfbenoemde country noir-zangeres op haar zesde album met onderdrukte pijn en juist daardoor des te geëmotioneerder over haar levenslange trauma. Niet voor niets ook praat Gauthier op een zo stoer mogelijke toon, want zo gauw het over alcoholisme of adoptie gaat, begint haar stem lichtjes te trillen en valt ze af en toe eventjes stil om wat weg te slikken.

Another truly troubled troubadour, writing songs to even up the score. A tune for every single body blow and I sing ’em at the sideshow.

“Dat ik hier in dit prachtige hotel in hartje Amsterdam nou zit te praten over mijn zesde album, had ik tien jaar geleden niet eens durven dromen. Lange tijd koesterde ik geen enkele illusie dat ik met de muziek ooit mijn brood zou kunnen verdienen. Mijn allereerste streven was een handvol liedjes schrijven en die op een open podium ten gehore brengen. Toen me dat eenmaal was gelukt, besloot ik door te gaan tot ik tien nummers bij elkaar had, zodat ik in eigen beheer een cd kon uitbrengen. Dankzij dat album wist ik mijn eerste echte optredens te versieren, waarvoor ik trouwens welgeteld vijftig dollar kreeg uitbetaald. Om de bal aan het rollen te houden, moest er binnen afzienbare tijd een tweede plaat komen. Drag Queens In Limousines bleef gelukkig niet onopgemerkt: de vele lovende recensies leverden me een uitnodiging van het Newport Folk Festival op, wat weer leidde tot aanbiedingen van allerlei andere festivals. Er volgden verschillende nominaties en uiteindelijk een paar onderscheidingen, terwijl via via het album zelfs officieel in Nederland werd uitgebracht. Zachtjesaan begon ik voorzichtig te vermoeden dat ik misschien wel goed genoeg was om van de muziek mijn beroep te kunnen maken. Toen ik tien jaar van de drank af was, heb ik de stoute schoenen aangetrokken. Ik deed mijn restaurant in Boston van de hand en verhuisde naar Nashville, waar ik met mijn bijna veertig jaar stukken ouder bleek dan alle andere beginnelingen, zij het nog net jong genoeg om een kans te kunnen wagen. Mijn derde album verscheen in Amerika bij een officieel label en vanaf dat moment was er voor mij sprake van een soort van carrière. Weliswaar verdiende ik nog steeds niet bij lange na genoeg om van de muziek te kunnen leven, maar met die financiële buffer kon ik het best een paar jaar uitzingen, dus ik had de nodige tijd om iets op te bouwen. En mocht ik onverhoopt alsnog platzak raken, dan zou ik gewoon weer een restaurant beginnen. Tot op de dag van vandaag zou het me geen enkele moeite kosten binnen de kortste keren een geldschieter te vinden, want een restaurant bestieren kan ik toevallig heel erg goed.”

Everytime I settle down it happens: I get a restless feeling I can’t control. I hit the wall, then I hit the highway. I’ve got the curse of the gypsy on my soul.

“Mijn restaurant Dixie Kitchen lag op een steenworp afstand van het Berklee College of Music, dus bijna iedereen bij mij in dienst studeerde daar en praktisch allemaal schreven ze liedjes. Zelf wilde ik diep in mijn hart ook niets liever dan dat. Ik wou zó graag kunstenaar zijn, maar ik was niets meer dan een zielige alcoholist. Zo lang ik aan de drank bleef, kon ik nooit worden wie ik zou gaan worden. Eerst moest ik de fles laten staan, daarna mijn ziel op orde brengen en dan pas kon ik kunst gaan maken. Twintig jaar geleden lukte het me eindelijk te stoppen met drinken en plotseling hield ik een heleboel tijd over, had ik geen last meer van concentratiestoornissen en liep ik bovendien over van de energie. Op een goede dag heb ik mijn gitaar uit de kast gepakt en ben ik fanatiek aan het oefenen geslagen. Ik ben op de muziekschool workshops van ervaren liedjesschrijvers gaan volgen en zo heb ik het ambacht geleidelijk onder de knie weten te krijgen. Eerlijk gezegd vind ik talent zwaar overschat. Het komt toch vooral aan op hard werken, al kun je natuurlijk niet buiten een zekere aanleg. En je moet vanzelfsprekend iets te melden hebben, waarbij je overigens nog moet afwachten of wildvreemden zich er wel door aangesproken voelen. Mijn leven is kennelijk interessant genoeg, maar voor hetzelfde geld blijkt morgen iedereen op mij uitgeluisterd. Hoe dan ook, ik heb een lang verhaal te vertellen. En het is niet alleen mijn verhaal, heb ik inmiddels ontdekt. Soms denk ik wel eens dat we met z’n allen in hetzelfde schuitje zitten. Je zal ze de kost moeten geven, al die huisje-boompje-beestje-gezinnen die zich met de moed der wanhoop door dit aardse bestaan moeten slepen. Wij zijn allemaal hard op zoek naar onze eigen plek, terwijl ik geloof dat eigenlijk niemand hier werkelijk thuishoort. Zoals The Carter Family diep in de vorige eeuw al zong: This world is not my home, I’m just a-passing through. Of Woody Guthrie enkele tientallen jaren later: Ain’t got no home in this world. Als adoptiekind geldt dat voor mij des te sterker, want ik heb nooit een echte familie gekend. Ik weet me niet verbonden met andere mensen, maar of dat meteen ook verklaart waarom ik me zo moeilijk kan binden, zou ik niet durven zeggen. De muziek is mijn minnares, dat zal het zijn. Bij mij gaat de kunst boven alles, dus daar moet ik zeker nog iets aan zien te doen. Ondertussen blijf ik de halve wereld rondtrekken om mijn liedjes voor de mensen te zingen. Met de jaren is er tussen ons iets moois ontstaan, we hebben een band met elkaar gekregen. Sindsdien voel ik me lang niet meer zo eenzaam.”

I got a heart that’s ripped, I got a soul that’s torn, I got a hole in me like I was never born.

“Als je niet weet waar je vandaan komt, kun je ook niet weten waar je naar op weg bent. Hoe gemankeerd je als adoptiekind wel niet door het leven gaat, besefte ik pas zo’n jaar of vijf geleden toen iemand mij meetroonde naar mijn vroegere weeshuis in New Orleans, wat inmiddels getransformeerd bleek tot een nulsterrenhotel. Zodoende besloot ik alsnog mijn biologische moeder op te sporen. Alleen krijg je als adoptiekind in de Verenigde Staten geen inzage in je geboorteakte, sterker nog, je kent niet eens je oorspronkelijke achternaam, vandaar dat je niets anders rest dan een privédetective in de arm te nemen. Het kostte me bijna een halfjaar voor ik de moed kon opbrengen haar te bellen. Ze wilde eigenlijk niets van mij weten, daar kwam het feitelijk op neer, al was het daarom niet minder een ontzettend heftig emotioneel gesprek. Ik ben haar grote geheim: niemand in haar leven weet van mijn bestaan. In haar hoofd zal ik voor eeuwig die pasgeboren baby blijven. Niet voor niets spreekt men altijd van een adoptiekind en nooit van een adoptievolwassene. Mijn moeder kan zich mij eenvoudigweg niet voorstellen als een vrouw van achter in de veertig, die al sinds jaar en dag geen mammie meer nodig heeft. Adoptie is zo’n verknoopt geheel. Wie het onderwerp ter sprake brengt, betreedt een mijnenveld. Wil je per se weten wie je ter wereld heeft gebracht, dan geld je in de ogen van de wetgever als een potentiële stalker, terwijl de maatschappij je ziet als een ondankbaar sujet. Alsof ik ooit ondankbaar zou kunnen zijn tegenover de mensen die mij uit het weeshuis hebben gered. Zelfs hun uitgesproken slechte huwelijk weiger ik aan te wijzen als oorzaak van mijn problemen, al zal dat ongetwijfeld een belangrijke rol hebben gespeeld. Overigens ken ik inmiddels heel wat kinderen uit gelukkige pleeggezinnen en die hebben net zo’n groot gat van binnen als ik. Daar valt trouwens best mee te leven, zeker voor mij, want ik kan uit mijn pijn ook nog eens kunst scheppen. Sinds ik van de drank af ben en muziek ben gaan maken, vind ik elke dag mooi meegenomen. Net als iemand die van kanker is genezen, leef ik in geleende tijd. En die tijd wil ik ten volle benutten. Ik moet nog zo veel schrijven, ik moet nog zo veel liefde ontvangen. Ik ben nog steeds in wording.”

Passing thru, I’m passing thru, I might be gone tomorrow. Wild and worn I’m hanging on to another day borrowed. It’s another day borrowed.