JW Roy - Tekst & Muziek

Maart 2010

Na zijn Nederlandstalige popplaat zonder titel laat JW Roy Weet Het Zeker… zich beluisteren als een vervolg op zijn gewaardeerde Americana-albums. Een verzameling persoonlijke liedjes, gebaseerd op observaties, ontmoetingen en overpeinzingen. Maar hoe valt het te rijmen dat hij even makkelijk meeschrijft aan het repertoire van volkszanger Guus Meeuwis? Jan Willem Roy (41) over het métier liedjesmaker: “Alleen maar met jezelf bezig zijn, vind ik erg benauwend.”

Americana-fanaten namen het je min of meer kwalijk toen je na vier albums overschakelde op het Brabants en later het Nederlands. Waarom, denk je?

“Ik heb ze de Amerikaanse filmromantiek ontnomen. De Laagstraat in Eindhoven spreekt nu eenmaal minder sterk tot de verbeelding dan 6th Street in Austin. Voor mij geldt dat trouwens net zo goed, hoor. Poëtisch schrijven in het Engels ging mij vrij gemakkelijk af. Bij die taal sloeg ik automatisch aan het fantaseren. Ik zag mezelf in een grote auto over een brede snelweg zoeven en in een wegrestaurant een heerlijke hamburger eten en slap bier drinken. Dan zit je al in je eigen film en hoef je alleen nog maar romantisch terug te doen. In het Nederlands moet je het vanaf de stoep aan je voordeur helemaal opbouwen. Alleen kan ik nu wel over alles schrijven wat ik wil, terwijl mij dat in het Engels niet lukte, omdat ik daar eenvoudigweg de woorden niet voor kon vinden. Wat dat betreft heb ik die omschakeling wel als een verrijking ervaren. Het verraste me ook hoeveel er voor mij taalkundig te ontdekken viel. En dat ik er echt gevoel voor bleek te hebben.”

Als Gerard van Maasakkers nou niet jouw Broken Wings had omgewerkt tot As Ge Ooit en dat vervolgens met jou als duet had opgenomen, had je dan nog steeds in het Engels gezongen?

“Wie weet? De eerste keer dat we dat liedje samen op het podium brachten, wist ik trouwens niet wat me overkwam: zoveel respons had ik nog nooit gekregen. Overigens hield ik mij in die tijd uit een soort van vage interesse al wel met Nederlandstalige muziek bezig. Van iemand als Raymond van het Groenewoud las ik zelfs de teksten. Hoe raar het misschien ook mag klinken, maar Laagstraat 443 betekende voor mij nog niet meteen een nieuw begin. Naar mijn idee kon ik het mij als Engelstalige zanger best permitteren om tussendoor een plaat in het Brabants dialect te maken. Hoewel het mijn eerste taal is, spreek ik het zelden of nooit meer, dus het voelde eerder als een zijstap dan een overstap. De overschakeling op het Nederlands zag ik pas als een officiële keuze.”

Dus eigenlijk is je eerste samenwerking met Guus Meeuwis doorslaggevend geweest.

“Dat kun je gerust stellen, ja. Achteraf gezien lijkt het trouwens steeds minder een kwestie van toeval. We kwamen elkaar tegen bij een radioprogramma. Hij bleek Laagstraat te kennen en stelde voor om samen eens iets te proberen voor zijn nieuwe plaat. Er ging de nodige tijd overheen voor hij belde. Over een week zouden ze de studio ingaan om zes liedjes op te nemen, maar ze hadden er pas drie af. Wel lag er nog een tekst, waar ze niet verder mee kwamen. Of ik niet een poging wilde wagen daar muziek bij te bedenken? Mailen ging op dat moment niet, want ik zat in de trein, dus las hij nogal gegeneerd de tekst voor zodat ik hem kon opschrijven. Goed en wel in Brabant pakte ik meteen de gitaar en gelijk al bij de eerste keer doornemen onstond er een melodie. Als een tekst goed in elkaar steekt, dient de muziek zich bij mij vanzelf aan. Enfin, ik terugbellen dat ik iets had, waarop hij vroeg of ik diezelfde avond nog naar Tilburg kon komen. Uiteindelijk heb ik toen aan twee liedjes voor Wijzer meegeschreven. Bij Hemel Nr. 7 en NW8 was ik er vanaf het begin bij en in september gaan we alweer aan de slag voor de volgende plaat.”

Voor een schrijfsessie trekken jij en Guus plus zijn vaste pianist Jan Willem Rozenboom je meestal een dag of wat terug in een of ander vakantiehuisje aan de kust.

“Ja, je moet verlost zijn van alle dagelijkse bezigheden en verplichtingen om je zo optimaal mogelijk te kunnen concentreren. We gaan meestal rond een uur of tien ’s ochtends van start en gaan dan door tot ’s avonds laat. Het is echt doorpezen, hoor, we ploeteren heel wat af. We beginnen met bijna niets: wat losse zinnetjes en melodielijntjes of een liedje van iemand anders als referentie voor het thema, de sfeer of het ritme. Opmerkelijk genoeg komt er altijd wel iets uit. We gaan nooit met lege handen naar huis. Ik doe ook veel eendaagse schrijfsessies met allerlei Belgische artiesten en het is werkelijk waar maar één keer gebeurd dat het helemaal niets opleverde. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat het resultaat altijd even goed en bruikbaar is.”

Wil het helpen als je niet helemaal uitgerust bent?

“Sterker nog, als je er doorheen zit en je moet echt aan de bak, dan blijk je vaak op je best. Je hebt zó weinig energie over dat je alleen nog maar kunt doen wat je hoort te doen. Voor Hemel Nr.7 moesten we binnen drie dagen de laatste drie liedjes uit onze mouw schudden. We hadden net de stadionconcerten van Guus in Eindhoven achter de rug. Na vier avonden op rij spelen en na afloop meestal flink doorzakken, kwamen we op maandag total loss thuis om de volgende ochtend alweer af te reizen. Geen van ons drieën had eigenlijk zin om zo lang weg te gaan. We begonnen die middag met een tekst van Jack Poels, waar we hop-boem-pats de muziek op knalden. Aan het eind van de avond hadden we het tweede liedje af, waarna we ontzettend zijn uitgegaan. De volgende ochtend gingen Guus en ik allebei met een blocnote naast elkaar aan tafel zitten en Jan Willem met de koptelefoon op pingelend aan de piano. Binnen een paar uur hadden we het derde liedje kant-en-klaar en toen was het inpakken en wegwezen.”

Onder tijdsdruk en op bestelling schrijven strookt volstrekt niet met het romantische beeld van de scheppende singer-songwriter.

“Nee, maar mensen realiseren zich gewoon niet wat voor een leuk werk liedjes schrijven wel niet is. Ik kan er best een stuk of veertig per jaar fabriceren zonder dat ik me daar voor hoef uit te sloven. Wel ben ik de laatste jaren erg druk bezet geweest, waardoor ik pas na de zomer serieus aan mijn eigen plaat kon beginnen. Toch ben ik geen moment in paniek geraakt, want ik kan er nu onderhand op rekenen dat er daadwerkelijk iets komt wanneer er iets moet komen. Gewoon aan de slag gaan en dan gebeurt het vanzelf wel. Net als bij Laagstraat floepten een paar teksten van Weet Het Zeker… er zo uit. Dat geeft rust, het gevoel dat je het nog kan, de zekerheid dat je nog wat te melden hebt. Want je hebt het idee dat je helemaal niet meer met liedjes voor jezelf bezig bent en dan blijkt opeens dat  je er in je onderbewustzijn ergens toch voortdurend over loopt na te denken.”

Wat heb je als liedjesschrijver nou van Guus en Jan Willem opgestoken?

“Jan Willem komt uit de klassieke hoek, maar hij verstaat wel popliedjes. Die combinatie stelt hem in staat er iets bijzonders mee uit te halen. Tranen Gelachen bijvoorbeeld is in wezen een basale folksong, die door het gebruik van overmatige akkoorden boven zichzelf uitstijgt. Zelf ben ik meer een frommelaar. Ik doe dingen die theoretisch eigenlijk niet mogen. Zo wint bij mij de zangmelodie het altijd, waardoor ik wel eens een half maatje langer op een akkoord blijf staan. Jan Willem en Guus zijn er telkens als de kippen bij om dat soort dingen eruit te halen. Wat betreft teksten ben ik poëtischer aangelegd dan Guus, die qua muzikale voorkeur niet voor niets dicht bij de Stones en Springsteen staat. Soms kan ik iets schrijven wat zelfs mijn vrouw niet begrijpt en dan moet ik dat wel versimpelen. Maar sentimenteel zal het zo gauw niet uitpakken. Ik voel meteen wanneer ik over de schreef dreig te gaan, iets wat me in Engels af en toe nog wel eens wilde gebeuren. Met een zin als My shirt all wet from tears you’ve cried hoef je in het Nederlands echt niet aan te komen, want dat word je gelijk afgevoerd. En terecht.”

Jullie hebben met z’n drieën op verzoek ook een nummer voor Frans Bauer geschreven. Zoiets vinden ‘serieuze’ popliefhebbers te minderwaardig voor woorden.

“Een liedjesschrijver is in feite een ambachtsman, net zoals een meubelmaker. Hoe zou zo iemand zich wel niet voelen als hij telkens dezelfde tafel  of stoel zou moeten timmeren? De lol zou er voor hem op den duur zeker afgaan. Het geeft juist bevrediging iets moois voor iemand anders te maken. Al mijn liedjes liggen me dan ook min of meer na aan het hart. Kijk, de kunst is je te verplaatsen in de stijl en de thematiek van een ander zonder jezelf te verloochenen. Daarna moet je weer bij jezelf zien terug te keren. Maar constant alleen met jezelf bezig zijn, vind ik erg benauwend. Niet voor niets zing ik veel over verbondenheid, genegenheid en aanhankelijkheid. Dat hele album Kitchen Table Blues gaat er in wezen over hoe ik door mijn eigen schuld voor het eerst van mijn leven op mezelf werd teruggeworpen. Nou, dat heb ik geweten. Sindsdien ben ik een ander mens.”