Joan As Police Woman - Op gevaarlijk terrein

December 2010

Even over drieën begint ze in het ouderwets deftige café-restaurant aan alweer het negende vraaggesprek van die vroege winterdag. Welgemoed en met volle inzet, ook al heeft ze nog ettelijke interviews voor de boeg. “Ik ben dankbaar voor iedereen die belangstelling toont voor mij en mijn muziek,” klinkt het vanuit de enorme fauteuil, waarin Joan Wasser nestelt gelijk een poes in haar mand. “Dat mensen speciaal voor mij de deur uit komen, vind ik helemaal niet zo vanzelfsprekend. Voor hetzelfde geld hadden ze wel iets beters te doen. En dan kon ik het mooi schudden.”

Ruim twee jaar terug stond Joan As Police Woman in Tivoli de Helling voor een volle en toch stille zaal. Op zich al een opmerkelijk gegeven in deze rumoerige tijden, ware het niet dat er die zomeravond daar in Utrecht nog iets veel zeldzamers gebeurde. Niet alleen wist de lang niet altijd even verstilde muziek te ontroeren en te sterken, daarbij voelde je hoe er vanuit het publiek warmte, om niet te zeggen liefde stroomde naar de zangeres op het podium. “Intimiteit vind ik heel belangrijk bij een optreden,” zegt Joan Wasser. “Geen kwaad woord over entertainment, maar ik streef iets hogers na. Ik wil voor iedereen apart zingen. Alle aanwezigen moeten zich persoonlijk aangesproken voelen. Zo sta ik ook in het alledaagse leven: ik probeer contact te maken met ieder mens dat ik ontmoet.”

Haar muziek komt binnen zonder dat je je daar voor open hoeft te stellen. Op het recent verschenen The Deep Field zingt Wasser in weerwil van de rijke instrumentatie vrij zachtjes, maar doordat haar stem vooraan in de mix zit, lijkt ze juist heel dichtbij, zeker met de hoofdtelefoon op. “Dus ik zing echt tegen jou? Wat goed, zeg!” roept ze uit. “Voor mijn gevoel ben ik op deze plaat ook het meest aanwezig. Ik wou ditmaal op persoonlijke titel in universele zin spreken, zoals Stevie Wonder dat als geen ander kan. Hij weet over levensvreugde te praten zonder dat het geforceerd of overdreven aandoet, waardoor zijn boodschap bij iedere luisteraar overkomt. De teksten moeten zo eenvoudig, zo duidelijk en zo algemeen mogelijk, want dan stel je de mensen tenminste in staat zich er vanuit hun eigen ervaringen mee te vereenzelvigen. Anders krijgen ze te horen hoe ze zich volgens iemand anders in bepaalde situaties eigenlijk zouden moeten voelen. En zeg nou zelf: dat wil toch niemand.”

*******

Joan As Police Woman mag dan wel bedoeld zijn als groepsnaam, Joan Wasser is natuurlijk gewoon zelf die politieagente. Haar alias ontleende ze aan de titel van een populaire Amerikaanse tv-serie uit de jaren zeventig met Angie Dickinson in de hoofdrol van brigadier Lean ‘Pepper’ Anderson. Vriendinnen vermoedden indertijd hardop dat ze op de hoog geblondeerde actrice probeerde te lijken, maar los daarvan: “Wil niet ieder meisje later graag bij de politie?” Uiteindelijk zou Wasser haar bestemming pas na een lange omweg bereiken. Opgegroeid in een adoptiegezin in Norwalk, Connecticut verdiende ze als scholiere wat extra zakgeld in de fameuze  punkclub Anthrax, waar legendarische groepen als Sonic Youth, Black Flag en Bad Brains optraden. Gedurende haar studie klassieke viool in Boston vond ze aansluiting bij de redelijk succesvolle Dambuilders om vervolgens verzeild te raken in de alternatieve rockscene van New York. Daar kreeg ze iets moois met Jeff Buckley.

Na The Dambuilders volgden nog diverse andere avontuurlijke rockgroepen, waarin Wasser volop kon experimenteren met het geluid van haar vijfsnarige elektrische viool, die ze steeds vaker ging gebruiken als ritme-instrument. Ze leerde zich gitaar en later piano aan om zelf ook te kunnen gaan componeren, al was het publiekelijk zingen van haar teksten lange tijd een brug te ver. Bovendien bleek het vooralsnog niet aan de orde, omdat ze eerst werd gevraagd door Antony & The Johnsons, waarna Rufus Wainwright haar inlijfde voor zijn begeleidingsgroep. “Ik heb zoveel aan die twee te danken. Bij mijn eerste optredens kwam Antony me steevast aanmoedigen en later nam Rufus me als voorprogramma mee op wereldtournee.”

*******

Voor zichzelf beginnen, kon volgens Joan Wasser niet uitblijven. Ze noemt het een soort van roeping. “Al heel wat jaren vermoedde ik dat er iets diep in mij verborgen lag. Zeker weten deed ik het natuurlijk niet, ik was eerder bang helemaal niets te zullen vinden. Wat me er uiteindelijk niet van heeft weerhouden om toch te gaan graven. Denk je alleen maar ‘wat als…’, dan gebeurt er nooit van je leven iets. Net zoals je niet gelijk iets foutloos moet willen kunnen, want dan begin je er waarschijnlijk evenmin aan. Je moet beetje bij beetje naar de perfectie toe werken, zelfs al weet je dat je die nooit van je leven zult bereiken. Als je je uiterste best doet, is dat allang goed genoeg. Het is een kwestie van gewoon doen. Je moet er zonder verder bij na te denken aan beginnen en dan met ijzeren discipline stug doorgaan tot het op een gegeven moment ergens op lijkt. En geloof me: vergeleken bij klassieke viool studeren, is liedjes leren schrijven een peulenschilletje.”

Vier jaar terug verscheen het officiële debuut Real Life, twee jaar later gevolgd door To Survive. En nu ligt er sinds kort dus The Deep Field, waarop overigens een groot zwak voor de soul uit de vroege jaren zeventig doorklinkt. Alleen al de albumtitels verraden hoezeer haar sensitieve indierock is doordrenkt van een ernstig soort passie. “Schrijven is op ontdekkingsreis gaan, waarbij je allerlei gebieden doorkruist, die je voorheen niet eens durfde te betreden. Wie weet is het wel gevaarlijk terrein,” vertelt Wasser. “Vroeger pantserde ik mij tegen mijn kwetsbaarheid. Op een gegeven moment vond ik het geen doen meer de rest van mijn leven in een harnas rond te blijven lopen. Voor mijn gevoel kon ik dat pantser alleen maar uittrekken door in het openbaar over mezelf te gaan zingen. Door me kwetsbaar op te stellen, dwong ik mezelf openhartiger te zijn. Ik ben over mijn angst heen gesprongen. Sindsdien kost het me minder moeite te bekennen dat ik ergens bang voor ben, waardoor het me ook niet meer zo’n ontzettende angst aanjaagt. Plus dat ik het geluk heb opgezocht. Ik weet nu hoe ik geluk kan ervaren.”

*******

Haar veertigste verjaardag van de zomer noemt Joan Wasser een keerpunt. “Voortaan zal het mijn tijd wel duren. Ik moet het mezelf niet zo moeilijk maken. Minder denken, meer doen”, nam ze zich heilig voor. “Wanneer ik al te lang in huis blijf rondhangen, sla ik onbewust aan het malen. Inmiddels kan ik mezelf er toe zetten bijtijds de deur uit te gaan om de geest eens flink te laten doorwaaien. Eenmaal in de buitenwereld probeer ik altijd tegen iedereen even aardig te zijn. Als je je om een of andere reden ontzettend ellendig voelt, mag je dat niet op een ander afreageren, want die taxichauffeur of dat winkelmeisje heeft jou tenslotte helemaal niets misdaan.”

Net als angst is woede een niet minder verwoestende emotie, weet Wasser uit ervaring. Boosheid moet je dan ook zien te bezweren, niet in de laatste plaats voor je eigen welzijn. “Waarom zou je je blijven opwinden over bijvoorbeeld je opvoeding, terwijl je weet dat je ouders het best goed bedoelden? Probeer er toch vrede mee te vinden, laat het in hemelsnaam achter je. Wat natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan is, want zoiets lukt nu eenmaal niet van de ene op de andere dag. Je mag je geduld dus niet verliezen, hoe onverdraaglijk lang het soms ook mag duren. Met woede in je lijf verpest je je leven. Aan boosheid moet je eigenlijk geen tijd verkwisten. Er is zo veel vreugde te vinden om van te genieten.”

Pluk de dag, luidt meer dan ooit het credo sinds Wasser een jaar of drie geleden haar moeder aan kanker verloor. “Die lijdensweg is bepaald geen prettige manier om je er blijvend aan te herinneren dat je zo veel mogelijk uit het leven moet proberen te halen. Want je dagen kunnen geteld zijn, terwijl je het zelf nog niet eens weet. De ziekte van mijn moeder heeft me op het juiste spoor gezet, dat is de zegening die je meekrijgt bij het verliezen van een dierbaar iemand.” Op dat moment valt ze plotseling stil en draait ze traag haar hoofd weg. Als in een film komt even later uit de linkerooghoek de eerste traan rollen. Wat te zeggen? Wat te doen? “Ik moet toch zo aan mam denken,” klinkt het na een eeuwigheid zachtjes. “Maar ik huil ook een beetje omdat ik blij ben dat ik leef.” De tranen laten zich nu niet langer wegpinken. Dan breekt er dwars door haar geluidloze snikken heen een lachje. Ze wijst naar buiten. “Kijk, het is gaan sneeuwen.”