Jelle Paulusma - California Spirit

Maart 2011

Voor een popliefhebber met een beetje historische kennis ontplooit Up On The Roof zich als een ideaal zoekplaatje. Natuurlijk, de gelijknamige klassieker van The Drifters valt niet te missen, net zoals het haast onvermijdelijke muzikale citaat in het refrein. Evenmin al te moeilijk is Learning To Fly, een prijsnummer van Tom Petty & The Heartbreakers, terwijl Colin Blunstone ooit een monsterhit scoorde met Wonderful. En Friends refereert uiteraard aan dat half vergeten album van The Beach Boys, ware het niet gewoon een cover van eigen hand uit de oertijd van Daryll-Ann. Als opener Back Of Your Car dan ook nog eens een hommage blijkt aan Alex Chilton met verwijzigingen naar liedjes van Big Star en The Beatles, lijkt het wel alsof de maker het er om gedaan heeft.

Zo slaat de beroepsdeformatie onherroepelijk toe en levert die eerste luisterbeurt gelijk al een aardig waslijstje op met verder onder meer Let The Good Times Roll, Crown Of Creation, Speed Of Light, With God On My Side, Top Of The World, Whole Lotta Love en Across The Universe. “Nee hoor, ik heb er echt niet zoveel mogelijk songtitels in willen stoppen,” reageert Jelle Paulusma grinnikend. “Wat niet wegneemt dat ik er wel genoegen aan heb beleefd om hier en daar even wat te refereren. Waar ik al schrijvende trouwens achter kwam, is dat als je een bekende titel in een zin verwerkt en je zet daar een andere zin tegenaan, dat het dan al gauw behoorlijk cool klinkt. Dus het mag volgens mij gerust.”

Ter zake nu. Na het licht experimentele solodebuut Here We Are van zo’n vijf jaar terug en de nogal introspectieve opvolger iRecord, inclusief het neo-psychedelische California Spirit, sluit Up On The Roof naadloos aan op Don’t Stop, de zo paradoxaal getitelde zwanenzang van het jammerlijk geïmplodeerde Daryll-Ann. Evenals vroegere groepsmaat Anne Soldaat met het magnifieke In Another Life weet Jelle Paulusma nieuw leven te blazen in de west coast pop uit de gloriedagen van het hippiedom. “Die muziek heeft werkelijk alles in zich. Ze is altijd heel melodisch, maar zeker live vaak ook ruig. En erg emotioneel, soms warm en dan weer koud. Je wordt alle kanten op geslingerd. It ticks a lot of boxes, heet het dan in het Engels. En in mijn geval geldt: It ticks almost all of my boxes. De schoonheid van The Beach Boys bijvoorbeeld staat haaks op de goorheid van Jefferson Airplane,” vertelt Paulusma. “Ach ja, de Airplane, dat is helemaal mijn band. En dan vooral hun derde album, After Bathing At Baxter’s. Jezus, hoe hebben ze het voor elkaar gekregen? Dat veel mensen er geen flikker aan vinden, kan ik goed begrijpen, maar mij persoonlijk ontroert het zelfs. In mijn beleving gaat dit verder dan knap, het is eigenlijk een vorm van waanzin.”

Waarom zijn hart nu juist bij die Californische hippiemuziek ligt, laat zich nog niet zo makkelijk verklaren. “Ik ben in die tijd geboren, wie weet heeft dat er wel iets mee te maken,” gist de midveertiger. “Overigens is het allemaal begonnen met Three Imaginary Boys van The Cure. Op die plaat staat een cover van Foxy Lady van Jimi Hendrix en dat intro is sprekend een riff van Jack Casady. Wat ik destijds natuurlijk niet wist, maar we hadden in Ermelo van die bebaarde leraren met een extreme belangstelling voor popmuziek. Zij haalden The Doors en Jefferson Airplane uit de schooldiscotheek om ons te laten horen dat zelfs de new wave ergens vandaan kwam. Elke dinsdag in de grote pauze konden we platen lenen en zo werd mijn fascinatie vanzelf gewekt.”

Kenmerkend voor nogal wat klassieke west coast pop is het kleurrijke nazomerse geluid, waarin de herfst zich al voorzichtig doet gelden. Alleen al met zijn Beach Boys-waardige zangstem, die in weerwil van roken en drinken overigens zeldzaam slijtvast blijft, roept Paulusma eenzelfde bitterzoete weemoed op. “Die typische sfeer spreekt me  nu eenmaal sterk aan,” beaamt hij. “Tegelijkertijd waak ik er voor dat het al te persoonlijk wordt, want iemand anders moet er zich ook nog in kunnen herkennen. Zo gauw het de therapeutische kant opgaat, ben ik zelf altijd als eerste weg. Begraven die handel.”

Jelle Paulusma werkte al met al een vol jaar aan Up On The Roof. Hij prikte een datum en begon, zoals te doen gebruikelijk met helemaal niks. “Als er eenmaal een nieuwe plaat ligt, gooi ik alle afgevallen ideeën rigoureus weg. Die muzikale schetsen horen bij die bepaalde periode, dus ik vind het een beetje vals spelen om die later alsnog te gebruiken. Ik wil telkens met een schone lei beginnen. Zo kan het best een paar weken duren voor ik eindelijk drie akkoorden op rij heb staan waarvan ik denk dat ik er een goed liedje mee zou kunnen maken.”

Moederziel alleen in je eigen thuisstudio zitten knutselen, noemt Paulusma een uitdagende  bezigheid. Gezien de technische mogelijkheden ontaardt alles zelf doen ook niet langer in onhandig gepruts. Zo kun je eindeloos blijven uitproberen wat het beste uitpakt. “Je loopt een of andere weg in en op een gegeven moment kom je bij een T-splitsing. Je besluit rechtsaf te gaan en dan sta je ineens op een rotonde met twaalf afslagen. Je kiest er op goed geluk eentje, maar die straat blijkt dood te lopen. Dan maak je rechtsomkeer naar die rotonde en wie weet moet je uiteindelijk wel helemaal terug naar die T-splitsing. Ik raak daar niet wanhopig van, ik vind dat juist spannend.”

Zo tijdrovend als het schrijven van een elftal liedjes is, zo kort duurt het productieproces van het album. Hooguit zeven keer is Paulusma de oefenruimte ingedoken met zijn begeleiders, onder wie de gitarist van Alamo Race Track en de drummer van Moke. Vervolgens drie dagen opnemen, daarna nog een paar extra dagen voor de gitaarpartijen et voilà. “Dat is het voordeel van alles live inspelen. Een jonge band heeft vaak de neiging dingen over te doen als iemand ergens de fout is ingegaan, terwijl ik er nu juist voor waak het allemaal niet te strak te doen.”

Up On The Roof klinkt eerst en vooral opwekkend, waarbij achter de nostalgische ondertoon een zeker escapisme blijkt schuil te gaan. I’ll stick to my shelter in this god-awful place. It’s better up here, heet het ergens halverwege Up On The Roof. Zo beziet Jelle Paulusma van bovenaf de woelige wereld en denkt er het zijne van. “Niet dat ik er op neerkijk hoor, want ik maak er zelf net zo goed deel van uit. De wereld van nu biedt zelfs volop mogelijkheden,” haast hij zich te verzekeren. “Alleen als het even niet naar wens loopt, kun je je beter terugtrekken. De enige plek waar je je nog een beetje veilig voelt, is dan helemaal boven op het dak. En als je daar zo zit, zou je eigenlijk het liefst weg willen vliegen. Eigenlijk is er nog maar één weg en die weg gaat omhoog.”