Arno - Fuck the Motherfuckers

Maart 2010

Amai, de beoogde plaats van handeling voor het ongestoorde gesprek blijkt nog niet open. Dan maar eerst even koffie drinken een paar straten verderop in een of ander volkscafé, waar een normaal mens nooit een voet over de drempel zou zetten. Een groot en onderkomen lokaal met volle asbakken op morsige tafeltjes, waar her en der wat alcoholisten, zwervers en bejaarden aan zitten. Arno Hintjens ‒ beter bekend als Arno ‒ schudt de een de hand, geeft de ander desgevraagd een filtersigaret en maakt met iemand anders een praatje in een onnavolgbaar mengelmoesje van Vlaams en Frans. De clochard de luxe ten voeten uit.

Dat was toen in Brussel. Nu is het vijftien jaar later in Amsterdam, waar Arno een dagje in een hotellobby audiëntie houdt. De aanleiding heet Brussld, zijn nieuwe album: het verbasterde voltooid deelwoord van to Brussel ‒ of zoiets. “Ik heb die plaat opgenomen in Brussel en het kind moet een naam hebben,” verklaart hij. “Het is een vuile stad, hè, maar ik vind: a dirty beauty. Zonder Brussel bestaat België niet en zonder Europa bestaat Brussel niet. We spreken er vier talen: Frans, Vlaams, Engels en Arabisch. Ik woon in een straat met Polen, Russen, Marokkanen, Turken, Afrikanen ‒ ik leef daar met al die culturen en ik heb daar een mengeling van gemaakt. Als je met de hond slaapt, neem je zijn vlooien over, hè!”

Let’s sing this song for Linda, Mustapha, Jean-Pierre, Fatima, Michel and Paul, the brain of God, les Flamands et les Wallons, you and me and Mr. Nobody, luidt de opmaat naar de lofzang Brussels. Hij komt oorspronkelijk uit Oostende, woonde een tijd in Amsterdam en nog langer in Parijs, maar voor Arno gaat er niets boven de Belgische hoofdstad. “Ik hou van Brussel, ik kan daar vierentwintig uur op café gaan en vierentwintig uur uit eten. Als ik in Brussel pis naar Parijs, wordt Parijs nat. En als ik naar Amsterdam pis, wordt Amsterdam nat. En omgekeerd. Maar het centrum van de wereld is overal, hè, voor mij. Ik zit nou hier, dit is nu het centrum van de wereld.”

*******

Brussld is welgeteld de elfde reguliere studioplaat onder zijn eigen voornaam. Voeg daarbij zijn jeugdwerk, de liveregistraties, de albums met het legendarische TC Matic en de trash blues-projecten van alter ego Charles en de teller komt boven de dertig te staan ‒ vorig jaar even voorbeeldig als voordelig  gecompileerd onder de titel The Best Of 3CD. “Stel u voor dat u tweeëndertig kinderen hebt gemaakt. En ik leef nog niet eens in Afrika,” meesmuilt Arno. “Zoveel platen, dat is een voordeel en een nadeel. Bij  mij kan alles: van chanson tot rock, van blues tot reggae. Maar ik moet oppassen dat ik niet in herhaling val, hè. De dag dat ik merk dat Arno weer hetzelfde doet, da’s niet plezant voor mij ‒ dan moet ik stoppen.”

Aan ongewone klanken ontbrak het natuurlijk sowieso al nooit op zijn telkens verrassende albums, terwijl de uitvoering steevast verschoond bleef van clichés. Maar met Brussld laat Arno zijn luisteraars pas echt ophoren ‒ met speciale dank aan Serge Feys, de toetsenist van TC Matic met wie hij nu alweer een vol decennium opnieuw samenwerkt. Alle gemodificeerde instrumenten en de behoorlijk eigenwijze mix ten spijt is het wonderlijke eindresultaat toch uit duizenden herkenbaar. Beurtelings in het Engels en het Frans zingend wisselt de zelfbenoemde ‘flopstar’ als gewoonlijk opzwepende rockers en brallerige kroegliederen af met weemoedige chansons en schrijnende ballades plus een cover à la Frédéric Chopin van de Bob Marley-klassieker Get Up, Stand Up.

Brussld klinkt lang niet altijd als rock, maar is het paradoxaal genoeg wel door en door. “We zijn naar iets anders geëvolueerd. Beter? Slechter? Ik weet het niet. Ik zit altijd met twijfels. Waarom? Ik ben heel impulsief ‒ en ik betaal daar soms de factuur van,” mijmert Arno. “Enfin, het is af, ik kan er niks meer aan doen. Alleen live kan ik er nog aan veranderen. Dat is het voordeel van platen maken. Een schilder of een filmer kan dat niet.” Brussld moest anders, hoe dan ook. “Maar geen kopie van zo’n trendy groepje of, wat nu heel erg in is, retro jaren tachtig. En ook geen kopie van Arcade Fire of Animal Collective, wat ik fantastisch vind. En ik wil geen nieuwe Fleet Foxes zijn ‒ da’s trouwens te laat, want ik lijk niet meer op Jezus Christus en, met alle respect, ik ben geen koorknaapzangertje. Een koe geeft melk, hè, geen champagne.”

*******

Vroeger ‒ breek hem de bek er niet over open. Geen kwaad woord over het verleden, maar van jeugdsentiment moet Arno niets hebben ‒ om nog maar te zwijgen van plaatsvervangende nostalgie. “Ik ben daar helemaal op tegen. Als ik nu vele jonge groepjes zie, die zijn gekleed zoals hun grootouders en die maken dezelfde muziek. Da’s toch geen rock ’n’ roll. Als je twintig bent, moet je iets anders doen. Fuck the motherfuckers! Hè! Ik word soms boos. Er zijn nu ook al scholen om rock ’n’ roll te leren spelen. Waar gaan we naar toe, zeg. Fuck you! Je leert toch geen rock ’n’ roll op school. Dat komt van de straat, da’s iets van jezelf.”

Awel, daar ligt Arno ineens op stoom. Goedgemutst als hij van nature mag zijn, laat weinig in de wereld van kunst en politiek hem onberoerd. “Ik ben linksdragend, hè,” zoals hij al sinds jaar en dag pront verklaart. ”Maar links vandaag in Europa? Er is nu meer links in een kapperssalon voor vrouwen dan onder de arbeiders in een fabriek. Bestaat er eigenlijk nog wel socialisme? Ik denk van niet. Want de mensen moeten weer de straat op, maar ze komen niet meer. Zijn ze bezig met ik, ik, ik? Hebben ze misschien schrik? Ik weet het niet.”

Dat hij als zestigplusser dit allemaal nog moet beleven ‒ het is eigenlijk te bizar voor woorden. “We gaan naar iets compleet, compleet, compleet anders,” verzucht Arno, plotseling ietwat zorgelijk. “We zitten middenin een cross-over ‒ economisch, menselijk ook, van alles. Onze ouders hebben een wereldoorlog meegemaakt, onze grootouders zelfs twee. We zijn de enigste generatie die geen wereldoorlog heeft gekend. We hebben geleefd in de vette jaren. En nu? Het is gedaan met de vette jaren. Amerika heeft de power niet meer van jaren geleden. Europa is het broertje van Amerika. En de Chinezen komen er aan. And they don’t give a shit about pollution.”

Een geluk bij een ongeluk: er zijn meer vrouwen dan Chinezen. Aldus Arno op Brussld in de droevig walsende ballade Elle Pense Quand Elle Danse. “Dat nummer gaat over een situatie van iemand anders: een van mijn twee zonen. Hij was verliefd op een vrouw en hij zag daar vanaf, want ze moest kiezen tussen hem en een ander. Ik vond dat zo embatant voor mijn zoon dat ik zei: Il y a plus de femmes que de Chinois. Wat natuurlijk niets hielp, niet op het moment zelf, als je verliefd bent. Ja, dat zijn situaties, da’s universeel, hè. Shit happens.”

Ronduit melancholiek voor Arno’s doen is het verstilde How Are You met de  verpletterende sleutelregels: By the way: how are you? I’m okay. I’m just older, my heart is getting colder. “Op een avond zat ik een bar, ik had al wat glazen gedronken, en toen zag ik een juffrouw die ik kende van de jaren zeventig,” vertelt hij. “Ze was helemaal niets veranderd, ze ging nog compleet hetzelfde gekleed, ze leek geen dag ouder geworden, jong. Ik denk: dat kan toch niet. En ik spreken, spreken, spreken. Zegt ze op het eind: ‘Ja, maar ik ben de dochter.’ Ik heb het telefoonnummer gekregen en die vrouw gebeld en daar dat nummer over gemaakt ‒ over vroeger, hè. De tijd, het gaat zo snel. Maar ik heb nooit de tijd gehad om daar bij stil te staan.”

*******

Arnaud Charles Ernest Hintjens ‒ kind van de jaren zestig, bohémien voor het leven, rocker in hart en nieren. “Net als die fontein daar voor het hotel, sta ik er nog altijd. Alleen: ik ben wel veranderd. Ik voel me nog altijd vijfentwintig jaar, maar als ik in de spiegel kijk: oh, oh,” zegt hij met die brede grijns van hem. Afgezien daarvan: “Ik ben heel gelukkig. Veel mensen van mijn generatie zijn dood, hè, door omstandigheden van dope, van ziekte, van alles. En ik kan dit nog allemaal doen, jong ‒ ik ben toch met de kont in de spaghetti gevallen.”

Natuurlijk, de jaren beginnen te tellen, maar alleen het roken heeft hij inmiddels echt helemaal opgegeven. Met twee, soms drie pakjes per dag had hij op het laatst na drie optredens op rij haast geen stem meer over. “Dat ik gestopt ben, is eigenlijk gekomen door mijn zoon. Ik ben met hem in de supermarkt om sigaretten te halen en dan vraagt hij: ‘Als er op een pakje boter zou staan Boter is dodelijk, zou je dat dan ook kopen?’ Shit. Een paar dagen nadien, ik had opgetreden in Groningen, drie jaar geleden: ik zit in een hotel en ik kijk naar de Belgische tv en ik zie daar een type roken. Ik denk: what a fucking wanker. En dan kijk ik nog eens goed: dat was ik. Toen was ik het beu.”

Zo’n honderdvijftig optredens per jaar geeft hij, waarvan amper tien in België en Nederland. “Ik doe gans Europa. Ik speel tot in Vietnam en Beiroet, Amerika ook.” Arno is een ware superster in Frankrijk, waar hij begin deze eeuw tot Chevalier des Arts en des Lettres werd geslagen, net als eerder Bob Dylan, Lou Reed, David Bowie en Björk. Wie denkt dat pakweg veertig jaar touren hem wel niet in zijn koude kleren is gaan zitten, heeft het overigens bij het verkeerde eind. “Juist als ik niet optreed, wordt het zwaarder. Ik doe sport, hè. Als ik sport doe, speel ik bij Arno. Ik heb dat wel echt nodig, optreden. Nu nog erger dan vroeger. Als je optreedt, creëer je adrenaline ‒ da’s een drug die het menselijk lichaam zelf maakt. Ik ben daar echt verslaafd aan. Als ik stop met een tournee, val ik echt in een put ‒ fysisch en psychisch.”

Bezig blijven, luidt  zijn motto. “Ik heb een goede vriendin, Jane Birkin, die heeft dat ook. En met de jaren is dat erger en erger geworden.” Schrijven, opnemen, spelen, acteren ‒ maakt niet uit wat. Al blijft het allemaal draaien om het optreden. Net als Bob Dylan is hij op een gegeven moment begonnen aan een Never Ending Tour. Wat moet hij anders? Er is eigenlijk niets meer wat hem bindt. “Mijn zonen zijn het huis uit. Ik ben alleen, ja.” Rest nu alleen nog de vraag of hem niet soms het gevoel bekruipt dat zijn tijd zo langzamerhand begint op te raken. “Nee, nee,” haast Arno zich te verzekeren. “Ik ben oud geboren en ik zal jong sterven.”