Geluk

November 2009

“Geluk is voor koeien,” liet de genadeloze schrijfster Fay Weldon zich ooit ontvallen. “Ja, dat klopt inderdaad,” reageerde eens iemand toen je die wijsheid voor de zoveelste keer debiteerde. “Koeien kijken bijna altijd gelukkig uit hun ogen.” Zo kun je het natuurlijk ook zien, dacht je met stomheid geslagen ‒ hoe benijdenswaardig.

Tja, geluk. Wat is geluk? Happiness is a warm gun ‒ bang bang, shoot shoot, zong John Lennon dik veertig jaar geleden op het witte dubbelalbum van The Beatles. Ook een waarheid als een koe, nietwaar ‒ en dat uit de mond van een notoire depressieveling. Een jaar of wat later zou hij zich samen met zijn Yoko Ono nestelen in het land waar ‘the pursuit of happiness’ geldt als een grondrecht. En waarom eigenlijk niet? Elk mens wil toch zo gelukkig mogelijk worden? Blijft de vraag: wat is geluk? In ieder geval niet huisje, boompje, beestje ‒ zoveel wisten we in onze jonge jaren vast en zeker. Groots en meeslepend moest het leven wezen.

De jaren zestig waren amper voorbij en hijzelf was nog niet eens dertig toen hij zong: Build me a cabin in Utah, marry me a wife, catch rainbow trout, have a bunch of kids who call me ‘Pa’ ‒  that must be what it’s all about. En dat zonder een greintje sarcasme, laat staan cynisme. Zeg nou zelf: wie had dat ooit van Bob Dylan kunnen denken? Sign On The Window heet het liedje en het staat op het album met de veelzeggende titel New Morning. Een jaar of zes later maakte Jackson Browne er met het titelstuk van The Pretender een variant op ‒ verloren, verdrietig en verward als hij was na de zelfmoord van zijn Phyllis. Hij neemt zich voor een huurwoning en een kantoorbaan te gaan zoeken en, niet te vergeten, een opgewekt meisje. And we’ll fill in the missing colors in each other's paint-by-number dreams.

Begin deze eeuw schreef Jack Poels van Rowwen Hèze voor Henny Vrienten van Doe Maar de liedtekst Leven Met Een Zeven. Teneur: waarom zou je je in hemelsnaam uitsloven voor een tien als je op je sloffen een ruime voldoende kunt halen? Zo blijft je heel wat desillusie bespaard ‒ en je leven is evengoed geslaagd. De regen tikt zachtjes tegen het raam als hij opeens aan iemand van vroeger moet denken ‒ en dan stroomt geluk naar binnen, één moment en dan is het weer weg.

Juist ja, daar slaat die Poels de spijker op de kop: geluk is geen staat, het is af en toe een moment. Nou is het alleen nog de kunst dat geluksmoment zo lang mogelijk vast te houden. Ga aan een boulevard ergens in Andalusië tegen acht uur ’s avonds op een terras zitten met een tinto de verano. Straks in dat ene restaurant lekker vis met witte wijn, maar eerst tot even over tienen kijken hoe de zon langzaam de zee in zakt. En al die tijd denk je niets en voel je eigenlijk ook niets. Je bent alleen maar ‒ gelukkig?