Alias

Maart 2008

Op de vlucht voor de genadeloze premiejager is de vogelvrijverklaarde bandiet in de zomer van 1881 ondergedoken in Fort Sumner, een gehucht in New Mexico, waar een schichtige jongeman rondloopt, die fabuleus blijkt te kunnen messenwerpen. Deze liefst onzichtbare figuur duikt telkens weer op als er ook maar iets gebeurt in het stoffige stadje, zodat hij op een gegeven moment toch wordt opgemerkt. Even denkt hij zich nog te kunnen drukken, maar tevergeefs. Hij wordt gedwongen te vertellen hoe hij heet: “Alias.”

Wie ooit de western Pat Garrett & Billy The Kid van Sam Peckinpah heeft gezien, zal deze scène waarschijnlijk voor altijd zijn bijgebleven – de rol van Alias werd immers gespeeld door Bob Dylan. Op de kop af vijfendertig jaar na dato krijgt dit zo onbeduidend lijkende fragment ineens diepere betekenis door toedoen van I’m Not There. In deze hoogst eigenaardige film wordt Dylan gestalte gegeven door een zestal acteurs, of preciezer gezegd: ze vertolken zeven karakters, uiteenlopend van een tiener tot een vijftigplusser, die geënt zijn op “diens muziek en vele levens”. Zo speelt de anders zo verschrikkelijke Richard Gere op sympathieke wijze een niet omgelegde, inmiddels middelbare Billy The Kid. Heel Riddle, Montana is die dag in 1913 uitgelopen voor de carnival – alleen van Alias geen spoor.

Hij is er niet, Bob Dylan, en tegelijk is hij in I’m Not There hier, daar en overal. Of zoals het in de trailer heet: “Hij is iedereen. Hij is niemand.” Verder valt er aan die hele film van Todd Haynes eigenlijk geen touw vast te knopen. Maar fascineren doet deze rolprent – het juiste woord in dit geval – daarom niet minder, tenminste voor wie goed ingevoerd is in de pophistorie. Zo’n twee uur lang kijk je gebiologeerd naar een duizelingwekkende parade van referenties aan personages, gebeurtenissen, verdichtselen, speelfilms, liedteksten, platenhoezen en wat al niet meer.

En niets is zoals het was. Zelfs de zwart-witbeelden van het eerste elektrische optreden op het Newport Folk Festival in 1965 en de Engelse tournee met The Band van een jaar later lijken alleen maar minutieuze reconstructies van overbekende scènes uit de documentaires Don’t Look Back en No Direction Home – ook hier wordt de waarheid veelal gelogen. Plus dat het bijna hallucinant is hoe de onvolprezen Cate Blanchett in de huid van Dylan’s alias Jude Quinn kruipt – als vrouw alias man.

“Hij is niet meer wie hij was,” verzucht iemand ergens in I’m Not There. Nee, maar hij leeft nog steeds, net zoals Billy The Kid, die aan het eind van de film op een goederentrein springt, de wijde wereld in – net zoals in werkelijkheid Bob Dylan zelf, die al sinds tijden bezig is aan zijn Never Ending Tour. Wat zou hij trouwens anders moeten? Hoe langer een mens leeft, des te meer dingen hem de keel gaan uithangen, maar hoe kan een muzikant nou ooit beu worden van muziek maken? Dat het niet meer is wat het ooit was, ach, dat zal hem op zijn oude dag een zorg wezen – liever een schim van zichzelf dan een alias.